nr. 42
VERSLAG
Vastgesteld 24 november 1995
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel,
heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.
De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met instemming
kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet. De
reden voor deze wetswijziging is gelegen in artikel 259 van de Gemeentewet
dat bepaalt dat besluiten van gemeentebesturen slechts aan voorafgaand toezicht
kunnen worden onderworpen in bij de wet bepaalde gevallen of in krachtens
de wet bij provinciale verordening bepaalde gevallen. In het kader van de
vigerende Huisvestingswet is een aantal van dergelijke bepalingen opgenomen
in het Huisvestingsbesluit. De leden van de PvdA-fractie zijn dan ook van
mening dat overheveling van deze bepalingen naar de Huisvestingswet derhalve
geboden is. Zij vragen zich echter af hoe het gewijzigde artikel 13, waarin
aan de provincie nog de mogelijkheid wordt geboden andere criteria te geven
voor vergunningverlening, spoort met bovengenoemd uitgangspunt. Kan tevens
worden aangegeven waarom deze opening wordt geboden en aan welke extra criteria
zoal wordt gedacht?
Tenslotte spreken de leden van de PvdA-fractie hun verontrusting uit over
de uitvoering van de Huisvestingswet, met name op het punt van het stellen
van bindingseisen en de huur- en koopgrenzen in relatie met het ruimtelijk
ordeningsbeleid. Deze leden onderschrijven het kabinetsvoorstel om te komen
tot een spoedige eerste evaluatie en vragen op welke concrete punten, wanneer
en hoe deze eerste evaluatie plaatsvindt én op welk moment deze afgerond
is en toegezonden wordt naar de Tweede Kamer.
Deze leden zijn verder van mening dat er een nauwe relatie bestaat tussen
de Beleidsbrieven van november 1995, waarin de gemeenten aan hun taken op
het gebied van de volkshuisvesting goed inhoud moeten geven, en de mogelijkheid
in de Huisvestingswet ten aanzien van het stellen van bindingseisen en van
huur- en koopgrenzen. De concrete problematiek van huur- en koopgrenzen staat
al lange tijd op de agenda en vertoont zo te merken weinig voortgang. Deze
leden dringen derhalve bij het Kabinet aan op een zeer spoedige afronding
van het overleg over koop- en huurprijsgrenzen, bijvoorbeeld door
bij het overleg met het IPO ook de VNG te betrekken. Waarom heeft het overleg
met de VNG niet op een eerder moment plaatsgevonden? Waarom is gekozen voor
het achterelkaar schakelen van beide overleggen en niet voor parallel-schakeling?
Zij dringen derhalve bij de regering aan op zeer spoedige afronding van
deze besprekingen, zodat de resultaten hiervan vanwege de nauwe samenhang
kunnen worden betrokken bij de bespreking van de Beleidsbrieven van november
1995.
Hoewel de regering opmerkt dat het niet om een materiële wijziging
van de Huisvestingswet gaat, geven de voorgestelde wijziging van de wet zelf
en de memorie van toelichting volgens de CDA-fractie toch aanleiding tot het
stellen van enige vragen.
Allereerst constateren de leden van de CDA-fractie dat op grond van artikel
13c, tweede lid, gedeputeerde staten bij het verlenen van toestemming als
bedoeld in artikel 13b, tweede lid, kunnen toestaan dat wordt afgeweken van
het bepaalde in het eerste lid (van artikel 13c), onder a, b, d en e. Waarom,
zo vragen deze leden zich af, is dit niet mogelijk (of nodig) bij het verlenen
van toestemming als bedoeld in artikel 13a, tweede lid?
Voorts constateren de leden van de CDA-fractie dat in de memorie van toelichting
wordt opgemerkt, dat gemeenten en provincies een veel ruimere interpretatie
geven aan «geringe» mogelijkheden om de woningvoorraad uit te
breiden dan de wetgever voor ogen stond. Gaarne zien deze leden dit nader
toegelicht, en tevens wensen zij in dit verband een indicatie van de wijze
waarop de Huisvestingswet mogelijk zal worden aangepast.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie zich af, of in de praktijk
op een juiste (dat wil zeggen: zoals omschreven in de artikelsgewijze toelichting)
wijze gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsbepaling voor de in artikel
13c onder d en e genoemde categorieën. Kan dit aspect bij de (vervroegde)
evaluatie van de wet worden meegenomen?
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij beschouwen dit voorstel als een zuiver technische wetswijziging.
Als zodanig hebben deze leden het wetsvoorstel beoordeeld en kunnen zij er
mee instemmen.
Over de werking van de Huisvestingswet, de toewijzingscriteria en de interpretatie
ervan zien de VVD-leden met belangstelling een vervroegde evaluatie tegemoet.
Kan de regering aangeven wanneer deze de Tweede Kamer kan bereiken en op welke
termijn een mogelijke materiële wijziging van de Huisvestingswet kan
voorliggen ?
De voorzitter van de commissie,
Versnel-Schmitz
De griffier van de commissie,
Hillen
XNoot
1Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Van Erp (VVD), Te Veldhuis (VVD),
Van den Berg (SGP), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink
(CDA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66),
voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Verbugt (VVD), Aiking-van Wageningen (Groep
Nijpels), Poppe (SP), Gabor (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA),
Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. Vos (GroenLinks), Dijksma
(PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66).
Plv. leden: Biesheuvel (CDA), Blauw (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop
(GPV), Houda (PvdA), Bukman (CDA), Van de Camp (CDA), Oudkerk (PvdA), Jorritsma-van
Oosten (D66), Valk (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Hendriks (HDRK), vacature
(CD), Bijleveld-Schouten (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66),
Leerkes (U55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks),
Witteveen-Hevinga (PvdA), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Boers-Wijnberg
(CDA), Van 't Riet (D66).
XNoot
2I.v.m. het toevoegen van de inbreng van de PvdA-fractie.