24 472 (R 1554)
Goedkeuring van de op 27 november 1992 tot stand gekomen protocollen houdende wijziging van respectievelijk het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, en het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 10 januari 1996

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voornemen tot goedkeuring van de op 27 november 1992 tot stand gekomen protocollen houdende wijziging van respectievelijk het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1969, en het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1971.

Deze leden kunnen in grote lijnen met die protocollen instemmen. Voordat zij daartoe definitief besluiten, stellen zij enige vragen.

In eerste instantie vragen zij aandacht voor de aanscherping van het schadebegrip op basis van artikel 2, derde lid van het protocol. Zij verzoeken de regering uit te leggen door wie definitief de «redelijkheid» van de opgevoerde kosten wordt beoordeeld. Tevens willen zij vernemen welke autoriteit zal controleren of de voorgenomen maatregelen werkelijk worden genomen.

De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd over de inhoudelijke beoordeling van die criteria. Zij vragen bij voorbeeld wat de gang van zaken zal zijn als zich een tankerongeval voordoet in het grensgebied van de 200-mijlszone van verschillende verdragspartijen. Wie stelt in dit geval onvoorwaardelijk vast of er voldoende mogelijkheid bestaat om het milieu werkelijk te herstellen?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de terughoudende opstelling van Italië met betrekking tot de protocollen. Naar zij begrijpen, heeft Italië problemen met de veronderstelde beperking van de mogelijkheid tot vergoeding van milieuschade. Deze leden hechten eraan meer over de argumenten van Italië te vernemen. Heeft de regering die argumenten eveneens afgewogen? Hoe luidt hun oordeel hierover?

Volledigheidshalve willen de leden van de VVD-fractie ook weten hoe een eigenaar van een «combination carrier» kan bewijzen dat zich tijdens een bepaalde reis van zijn schip geen olieresten meer aan boord bevinden. Wie geeft de daarop betrekking hebbende documenten af?

Aan welke maatregelen wordt gedacht indien melding wordt gemaakt van maatregelen om te voorkomen dat enige verontreiniging plaatsvindt? Wat wordt verstaan onder «ieder feit dat ernstige en onmiddellijke dreiging van schade door olieverontreiniging oplevert»?

De leden van de VVD-fractie hebben gesignaleerd dat onder het regime van de beide verdragen bepaalde kwesties moeten worden opgelost aan de hand van het nationale recht van de staat waar de schade wordt geleden. Zij willen weten welke kwesties hier aan de orde zijn. Tevens hebben zij belangstelling om te vernemen in hoeverre verschillende lidstaten tot verschillende uitkomsten kunnen komen. Wat zijn de consequenties van die verschillen voor scheepseigenaren?

De leden van de VVD-fractie achten het opvallend dat de Verenigde Staten zich in het verleden niet bereid hebben getoond om tot de protocollen van 1984 toe te treden. Hoe beoordeelt de regering de mogelijkheid dat de VS de onderhavige protocollen van november 1992 wel accepteren? Zal de regering rechtstreeks of indirect initiatieven nemen om de Verenigde Staten tot medewerking te brengen? In dit verband vernemen de leden van de VVD-fractie gaarne eveneens of «goedkope vlag landen» zoals Panama en Liberia tot de protocollen zullen toetreden. Indien dat niet gebeurt, heeft dat dan invloed op de werking van de protocollen en dus op de mogelijkheid van verhaal van de geleden schade?

De voorzitter van de commissie,

V. A. M. van der Burg

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: V.A.M. van der Burg (CDA), voorzitter, Schutte (GPV), Korthals (VVD), Janmaat (CD), De Hoop Scheffer (CDA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, M.M. van der Burg (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Aiking-van Wageningen (Groep Nijpels), Rabbae (GroenLinks), J.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van der Stoel (VVD), Dittrich (D66), Verhagen (CDA), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (RPF), B.M. de Vries (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Van Vliet (D66).

Plv. leden: Koekkoek (CDA), Van den Berg (SGP), Van Blerck-Woerdman (VVD), Marijnissen (SP), Biesheuvel (CDA), Bremmer (CDA), Doelman-Pel (CDA), Van Traa (PvdA), Van Heemst (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (PvdA), Boogaard (Groep Nijpels), Sipkes (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Middel (PvdA), Passtoors (VVD), Van Boxtel (D66), Van der Heijden (CDA), Apostolou (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), Leerkes (U55+), Van den Doel (VVD), Weisglas (VVD), De Koning (D66).

Naar boven