nr. 32
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 april 1996
Tijdens de beraadslagingen in uw Kamer op 26 maart 1996 over mijn brief
aan de Eerste Kamer over het wetsvoorstel procesvereisten (24 465) en
over de wijzigingsvoorstellen (24 507) van de Huurprijzenwet woonruimte,
de Wet op de huurcommissies en de Wet individuele huursubsidie in verband
met de zogenaamde huursombenadering (Huursomwet) en over het wijzigingsvoorstel
(24 595) betreffende de Wet individuele huursubsidie, is uitgebreid gesproken
over de positie van de huurders in de huurronde 1996. Ik heb daarbij aangegeven
dat de Landelijke Centrales van de woningcorporaties bereid zijn hun leden
op te roepen de komende huurronde te handelen in de geest van het wetsvoorstel
procesvereisten. Zoals ik reeds in mijn brief van 9 april jl., (24 465,
nr. 31), naar aanleiding van het verzoek van de geachte afgevaardigde de heer
Rabbae meldde, hebben de Landelijke Centrales inmiddels een dergelijke oproep
aan hun leden gedaan. Voorts leid ik uit onlangs door de NWR gepubliceerd
onderzoeksmateriaal af dat de huurverhogingen in de sociale huursector voor
1996 naar verwachting een half procent lager zullen uitkomen dan vorig jaar.
De gemiddelde huurverhoging zal daarmee overeenkomen met het reeds eerder
door mij aangegeven percentage van 4,0. De vanaf 1994 duidelijk ingezette
trend naar een meer gematigd huurbeleid in de sociale huursector zal zich
dus bij de huurronde 1996 voortzetten.
In het debat van 26 maart jl. is bijzondere aandacht gevraagd voor de
ontwikkelingen in de particuliere huursector. Ik heb daarop toegezegd met
de koepelorganisatie van particuliere verhuurders, de ROZ, in overleg te zullen
treden met de vraag of de ROZ bereid is op korte termijn haar leden op te
roepen huurders en huurdersorganisaties actief te betrekken bij het huurprijsbeleid.
Tevens heb ik toegezegd de ROZ te vragen particuliere verhuurders
op te roepen om tot een zo gematigd mogelijk huurbeleid te komen. Het gevoerde
overleg heeft tot de navolgende resultaten geleid.
A. Omgangsvormen tussen huurders en verhuurders
De particuliere verhuurders zijn zich bewust van het belang van een goede
communicatie en goede verstandhouding met hun huurders en hun representatieve
huurdersorganisaties. Om deze reden heeft de ROZ in november 1995 samen met
de Woonbond een model omgangscode (zie bijlage)1
voor de particuliere sector opgesteld en overeengekomen. In deze omgangscode
worden overlegstructuren tussen representatieve huurdersorganisaties en verhuurders
geregeld op basis van een praktische en voor partijen relevante invalshoek.
De ROZ heeft het gebruik van deze omgangscode vanaf het moment van opstellen
gepropageerd onder haar leden. Zij heeft zich bereid getoond haar leden nogmaals
actief te stimuleren van de model-omgangscode gebruik te maken.
Daarnaast is de ROZ, zoals reeds aangekondigd op 2 april jl., van harte
bereid om samen met de Woonbond en de Landelijke Centrales van woningbouwcorporaties
verdere initiatieven te ontplooien ter bevordering van goede omgangsvormen
tussen huurders en verhuurders.
Op 18 april a.s. heb ik met de ROZ nog een afsluitend overleg. Mocht dit
tot verdere resultaten leiden, dan zal ik u terzake nader informeren.
B. Huurontwikkeling
De ROZ constateert, dat ook in de particuliere huursector sprake is van
een gematigde huurontwikkeling. Dit geldt temeer, indien rekening wordt gehouden
met het subsidie-afbraakpercentage van 5,5%, dat een verhogend effect heeft
op de gemiddelde huurstijging in de particuliere sector. Er zijn geen aanwijzingen,
dat dit in de toekomst anders zal zijn. De ROZ verwacht dan ook, dat de dalende
huurtrend zich zal voortzetten. Ik zal de ontwikkelingen terzake nauwlettend
volgen en u daarvan in de door mij toegezegde rapportage over de huurronde
1996 verslag doen.
Op basis van het voorafgaande kom ik tot de volgende conclusies:
1. Ondanks het feit dat de Eerste Kamer niet heeft kunnen instemmen met
het wetsvoorstel procesvereisten is de verwachting dat huurders en huurdersorganisaties
bij de komende huurronde actiever dan voorheen zullen worden betrokken bij
de huurprijsvorming. In die zin zal in elk geval door de woningcorporaties
in de geest van het wetsvoorstel procesvereisten worden gehandeld.
2. De sectororganisaties, inclusief de koepelorganisatie van de particuliere
verhuurders, werken actief verder aan een gezamenlijk initiatief met als doel
de betrokkenheid van huurder en huurdersorganisatie te vergroten.
3. Op 16 april a.s. zullen de in het kader van de integrale herziening
van de huurprijsregelgeving door mij ingediende beleidsvoorstellen in een
Algemeen Overleg worden besproken. De versterking van de positie van de huurder
maakt een wezenlijk onderdeel uit van dit pakket. Aan de hand van de uitkomsten
van dat Algemeen Overleg zal ik nader bezien hoe in samenhang met de hierboven
beschreven initiatieven van de sector, zo mogelijk reeds in de Memorie van
Toelichting bij de Ontwerp Begroting 1997, integrale voorstellen kunnen worden
gepresenteerd gericht op de versterking van de positie van de huurder.
4. Er zijn concrete indicaties, dat de door mij gewenste matiging van
de huurprijsontwikkeling in de huurronde 1996 verwezenlijkt zal worden. De
verwachting is dat de gemiddelde huurstijging een half procent lager zal uitkomen
dan in 1995.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
D. K. J. Tommel