24 461
Gemeentelijke herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 31 januari 1996

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken11, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen tijdig door de regering beantwoord zullen zijn, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren. De overwegingen van de provincie Zeeland om tot het onderhavige voorstel te komen hebben de instemming van deze leden. De provincie heeft bij het doen van haar voorstellen uiteraard geen rekening gehouden met de recente voorstellen over de bestuurlijke vernieuwing. Met name daar waar het gaat om de centrumfunctie van steden. De gemeente Middelburg fungeert als centrumgemeente en provincie-hoofdstad. Tezamen met Vlissingen is deze gemeente betrokken bij het overleg van de zogenaamde C-20 gemeenten. In het voorstel over de vernieuwing van de bestuurlijke organisatie is in het bijzonder aandacht besteed aan de centrumgemeenten als het gaat om de vitaliteit en de potentie om binnen het eigen territoir ondermeer op het terrein van volkshuisvesting en werkgelegenheid geïntegreerd beleid te voeren opdat de centrumfunctie vitaal blijft en daarmee de centrumvoorzieningen.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of het onderhavige wetsvoorstel door de staatssecretaris is getoetst aan de uitgangspunten van de notitie inzake Vernieuwing van de bestuurlijke organisatie. En zij vragen hoe het huidige voorstel daarin past. En waar en in welke mate het wetsvoorstel daarvan afwijkt.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet tot gemeentelijke herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren. Hoewel deze herindeling betrekking heeft op een beperkt gebied en de regering de voorstellen van het provinciaal bestuur zonder enige restrictie heeft overgenomen, zullen deze leden ook dit voorstel toetsen aan hun eigen visie op gemeentelijke herindeling.

Voor deze leden geldt bij de beoordeling van de herindelingsplannen nog steeds de knelpuntenbenadering. Zij zien herindeling niet als een doel op zich maar als middel om voorkomende knelpunten op te lossen. Gezien het feit dat met name wat betreft de herindeling Schouwen-Duiveland de knelpuntenbenadering door de regering niet is gehanteerd, hebben de leden van de CDA-fractie moeite met het voorliggende voorstel. Zij zijn van mening dat het vooraf vaststellen van een minimum getalscriterium zoals door het provinciaal bestuur van Zeeland met betrekking tot dit gebied is gedaan, niet juist is omdat er maatwerk en differentiatie mogelijk moet zijn. «Een optimale schaalgrootte bestaat niet», zegt dhr. P. van de Wel in zijn artikel «Gemeentelijke Herindeling, gevaarlijke blauwdruk» in het Openbaar Bestuur van december 1995. «In de huidige voorstellen tot bestuurlijke opschaling dreigt de burger teveel uit beeld te verdwijnen». De leden van de CDA-fractie delen deze mening. Was overigens ook de regering niet van mening dat maatwerk mogelijk moest zijn?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het regeringsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren.

Zij hebben met vreugde geconstateerd dat het bestuurlijk draagvlak voor deze herindeling in Zeeland goed te noemen is. Dit betekent natuurlijk niet dat alle betrokkenen de voorstellen volledig onderschrijven.

Wel is het zo dat een grote loyaliteit ten aanzien van de uitvoering van het voorliggende voorstel kan worden verwacht.

De leden van de D66 fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake de gemeentelijke herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren.

Zij stellen vast dat het wetsvoorstel aansluit bij de de accentverschuiving die het nieuwe kabinet heeft aangebracht in zijn beleidskader gemeentelijke herindelingsbeleid van september 1995.

De leden van de RPF-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel dat een herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren beoogt. In het algemeen willen deze leden benadrukken dat zij, zoals bekend, niet kritiekloos het «big is beautiful»-uitgangspunt onderschrijven. Met andere woorden, de noodzaak van gemeentelijke schaalvergroting staat voor hen niet bijvoorbaat vast. Zij vragen de regering derhalve aan te geven welke specifieke problemen en knelpunten hebben geleid tot deze herindeling. Is er in de betrokken kleine gemeenten inderdaad sprake van problemen die voortvloeien uit de te geringe gemeentelijke schaal van deze gemeenten? Zijn de kleine gemeenten inderdaad niet competent om de hun opgedragen taken uit te voeren? In de memorie van toelichting missen deze leden een overtuigende onderbouwing van deze herindeling.

Als het gaat om deze herindeling hebben de leden van de RPF-fractie niet de indruk dat de voorgestelde gemeentegrenzen allemaal even logisch zijn. Zij vrezen derhalve dat deze herindeling de komende decennia niet de rust zal brengen die gewenst zou zijn. Weliswaar worden de grenzen in het Veerse Meer aangepast, waarbij deze leden vragen of het Veerse Meer nu in zijn geheel onder het beheer van één gemeente komt te vallen. Toch is nog niet overal een logisch grensbeloop tot stand gebracht. Zo komt in de eerste plaats de slinger in de grens tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland hen niet logisch voor. Is de regering voornemens dit onlogische grensbeloop in de toekomst te veranderen, of beschouwt ze dit niet als een knelpunt?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben uit de verslaglegging van de herindelingsprocedure van de provincie en uit reacties van de gemeenten de indruk gekregen dat de provincie de argumenten, die tegen de herindelingsvoorstellen zijn ingebracht, wel erg gemakkelijk heeft weerlegd vanuit de eigen bestuurlijke visie op herindeling en deze eigen visie heeft laten prevaleren boven de vraag in hoeverre sprake is van concrete problematiek per gemeente. Ook het wetsvoorstel vinden deze leden onvoldoende gemotiveerd, met name de nu voorgestelde schaalgrootte. Het uitgangspunt van de knelpuntenbenadering is blijkbaar verlaten, zo menen deze leden. Zij stellen bovendien de vraag of de regering wel recht doet aan het uitgangspunt van differentiatie, in die zin dat de gewenste schaal per gebied kan verschillen. In een landelijk gebied, zoals het Zeeuwse platteland, ligt dat toch veel anders dan in een verstedelijkt gebied. Alternatieven hebben naar hun oordeel onvoldoende kans gekregen. Deze leden achten de noodzaak van de voorgestelde mate van opschaling dan ook nog onvoldoende aangetoond. Dit geldt in het bijzonder wat betreft Schouwen-Duiveland.

De leden van de GPV-fractie hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Zij spreken hun waardering uit voor de vlotte en zorgvuldige wijze waarop de voorbereiding ervan heeft plaatsgevonden. De geografische situatie in Zeeland maakt het mogelijk de herindeling per (voormalig) eiland te realiseren. Een bezwaar daarvan is wel, dat onduidelijk is wanneer eventuele grenscorrecties tussen twee gebieden aan de orde kunnen komen. Deze leden noemen ter illustratie de grenzen in het Sloegebied. Wordt daaraan aandacht geschonken bij de herindeling van Zuid-Beveland?

Het streven van het provinciebestuur naar gemeenten met een inwonertal van 20 000 à 30 000 lijkt de leden van de GPV-fractie nogal pretentieus, mede in het licht van het regeringsbeleid met betrekking tot gemeentelijke herindeling in plattelandsgebieden. Zij stellen zich echter voor aan de hand van concrete herindelingsvoorstellen te beoordelen of de schaalgrootte het meest geëigend is.

2. Schouwen-Duiveland

De leden van de CDA-fractie constateren dat met betrekking tot de vorming van een gemeente Schouwen-Duiveland, de helft van de betrokken gemeenten zich niet in het concept-voorstel van het provinciaal bestuur konden vinden. Ook de leden van de CDA-fractie zijn nog niet overtuigd van de juistheid van dit voorstel.

De regering zegt in het voorliggende stuk dat «Vorming van een gemeente past in het herindelingsbeleid. Kleine gemeenten worden samengevoegd tot een bestuurskrachtige gemeente». Hoezo maatwerk, vragen deze leden.

Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het door de provincie Zeeland gestelde getalscriterium hier een zo belangrijke rol heeft gespeeld dat voorbij is gegaan aan de door de gemeenten ingebrachte bezwaren. Met name het «eigen karakter» van de verschillende gemeenten is hier, in tegenstelling tot Walcheren, niet in de beoordeling betrokken.

Het is deze leden verder opgevallen dat als het gaat om het voeren van een samenhangend beleid – één van de argumenten voor samenvoeging – er ten aanzien van Neeltje Jans andere argumenten worden gebruikt om hiervan af te wijken. (Roggeplaat hoort bij Westerschouwen). Kan het kabinet daar nog eens nader op in gaan?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de vorming van een gemeente op Schouwen-Duiveland. Dit komt inderdaad de bestuurskracht ten goede.

Ten aanzien van Schouwen-Duiveland vragen de leden van de RPF-fractie waarom niet wordt ingegaan op de bezwaren van de drie gemeenten die tegen deze herindeling zijn, en vragen de regering dit alsnog te doen.

De leden van de SGP-fractie hebben moeite met de keuze voor de vorming van één gemeente Schouwen-Duiveland. Binnen de betreffende gemeenten zelf is hierover ook geen overeenstemming. Deze leden missen de afweging van alternatieven in de toelichting bij het wetsvoorstel, zoals de optie van Bruinisse en Duiveland. Verder vragen zij de reactie van de regering op de mogelijkheid van een minder vergaande herindeling, die recht doet aan de drie verschillende functies die in het gebied kunnen worden onderscheiden, namelijk agrarisch, recreatief (kust/strand) en centrum/monumenten. In dit verband verwijzen deze leden ook naar hun eerdere algemene opmerking over het uitgangspunt van differentiatie in de gewenste schaalgrootte, in die zin dat in landelijke gebieden een minder grote schaal nodig is dan in stedelijke.

De leden van de GPV-fractie constateren dat het eiland Schouwen-Duiveland een gebied vormt met een grote sociaal-geografische, bestuurlijke en functionele samenhang. Omdat een kleinschaliger herindeling in dit geval hieraan spoedig afbreuk zal doen, terwijl daar weinig voordelen tegenover staan kunnen zij instemmen met het voorstel.

3. Walcheren

Het is de leden van de fractie van de PvdA opgevallen dat er een groeiende aanhang te bespeuren valt voor de vorming van één gemeente Walcheren. Deze leden vragen of in dat kader op een afzienbare termijn een volgende herindeling zou kunnen volgen. Daarbij valt zowel te denken aan de samenvoeging van de gemeenten Vlissingen en Middelburg, als aan het samenvoegen van de drie gemeenten tot een gemeente Walcheren. Deze leden vragen hierover de opvatting van de regering en de consequenties daarvan.

Wat betreft Walcheren zal het, gezien het eerder ingenomen standpunt van de leden van de CDA-fractie, niet verbazen dat deze leden geen voorstander zijn van de vorming van een gemeente Walcheren. Daarom steunen zij de lijn die door de regering is gekozen ten aanzien van Vlissingen en Middelburg.

De regering heeft bijna gelijktijdig met dit voorstel een notitie het licht doen zien over de ontwikkeling van de C20 gemeenten, waaronder Middelburg. Kan de regering aangeven of een en ander nog kan leiden tot een heroverweging van dit voorstel?

De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat het «eigen karakter» bij de vorming van een plattelandsgemeente hier een rol heeft gespeeld en verwijzen naar de eerder gemaakte opmerking met betrekking tot Schouwen-Duiveland.

De creatie van drie gemeenten op Walcheren zal bijdragen aan een evenwichtige bestuurlijke constellatie en heeft de instemming van de leden van de D66-fractie. Het wetsvoorstel is in het algemeen gunstig voor de integraliteit van het bestuur in het desbetreffende gebied.

De leden van de RPF-fractie vragen waarom de Veersegatdam niet in zijn geheel bij de gemeente Walcheren is gevoegd. Tevens vragen zij naar de overwegingen in deze. Aangezien deze dam een toeristische trekpleister is, lijkt het deze leden logisch wanneer één gemeente verantwoordelijk is voor het bestuur ter plekke. En aangezien de gemeente Walcheren een toeristische gemeente is, ligt het voor de hand dat de dam in zijn geheel bij deze gemeente wordt gevoegd.

De leden van de GPV-fractie menen dat terecht gekozen is voor een driedeling op dit eiland, waarbij Vlissingen en Middelburg de gemeenten vormen met een stedelijk karakter en Veere de gemeenten verenigd met een plattelandskarakter. Nu het goed mogelijk is zo'n plattelandsgemeente van voldoende schaal te vormen hechten deze leden zeer aan deze keuze. De wens van met name de gemeente Middelburg om vanwege de schaalvoordelen één grote en krachtige gemeente op Walcheren te vormen spreekt hen in het geheel niet aan, omdat op die manier de schaalgrootte een onevenredige rol zou spelen. Zij gaan er dan ook vanuit dat de regering in het kader van het overleg met de groep van zogenaamde C-20 gemeenten aan dit standpunt zal vasthouden.

De samenvoeging van Arnemuiden met Middelburg wordt gemotiveerd met de ligging van Arnemuiden ten oosten van het kanaal door Walcheren. In hoeverre is dit echter van betekenis nu te verwachten is dat binnen afzienbare termijn een derde kanaalkruising zal worden aangelegd, waarna de verbinding van Arnemuiden met het nieuwe bestuurscentrum van Veere niet slechter zal zijn dan die met Middelburg.

4. Neeltje Jans

De leden van de fractie van de PvdA stemmen in met de opvatting van de regering dat de Neeltje Jans bij de gemeente Veere zal blijven.

De toewijziging van Neeltje Jans aan Veere is, zoals de leden van de VVD-fractie hebben vernomen, omstreden.

Is het juist dat de ambtenaren- en politiediensten ten behoeve van Neeltje Jans vanuit de gemeente Westerschouwen worden verzorgd en niet vanuit Walcheren? Deze leden vragen daarom of indeling van Neeltje Jans bij Westerschouwen om die reden dan ook niet logischer is.

De indeling van het werkeiland Neeltje Jans bij de nieuwe gemeente Veere roept de vraag op of de fysieke scheiding tussen de nieuwe gemeente Veere en Neeltje Jans niet bezwaarlijk is voor de openbare ordehandhaving en de rampenbestrijding. Voorts vragen de leden van de D66-fractie of de bij het wetsvoorstel Noordzee achterwege gebleven bestuurlijke afweging van gemeentelijke taken en de territoriale indeling van de gemeenten wat betreft Neeltje Jans inmiddels plaatsgevonden heeft. Welke rol hebben financiële argumenten hier gespeeld?

Het is toch weinig logisch om het voormalige werkeiland Neeltje Jans deel te laten uitmaken van de gemeente Veere, terwijl het alleen via het grondgebied van een andere gemeente bereikt kan worden, aldus de leden van de RPF-fractie. Deze leden missen een overtuigende onderbouwing van de keuze om de bestaande situatie te handhaven, temeer daar de regering zelf erkent dat dit geen ideale situatie is. Juist deze herindeling zou toch aangegrepen kunnen worden om de situatie idealer te maken? Deze leden vragen verder hoe de grenzen van de politiedistricten zich verhouden tot de nu voorgestelde gemeentegrenzen. Heeft het beloop van de districtsgrenzen een rol gespeeld bij de nu voorgestelde herindeling?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering het feit, dat Neeltje Jans over land slechts bereikbaar is via het grondgebied van een andere gemeente, geen ideale situatie acht, maar dat dit een te smalle basis vormt voor een andere gemeentelijke indeling van dit eiland. Zij vragen of de regering in deze afweging ook de nieuwe gemeente Noord-Beveland heeft betrokken.

De leden van de GPV-fractie kunnen zich voorstellen dat in de regio geen overeenstemming kon worden bereikt over de indeling van Neeltje Jans. Evidente argumenten voor de ene of de andere oplossing zijn moeilijk aan te geven. Daarom zijn zij geneigd te kiezen voor continuering van de bestaande indeling. Zij willen echter wel nader geïnformeerd worden over het feitelijk functioneren van de zorg voor de openbare veiligheid op Neeltje Jans. Gebeurt dit thans door de gemeente Veere of wellicht door gemeenten op Schouwen-Duiveland?

5. Grenscorrecties

In verband met de noodzakelijke grenscorrecties in het onderhavige gebied, zoals deze door het provinciebestuur zullen moeten worden voorgesteld in het kader van de Wet Arhi, vragen de leden van de fractie van D66 of de regering nader kan aangeven om welke locaties het hier gaat, naast de genoemde aanpassing Veerse Meer?

6. Financiële aspecten

Het is de leden van de fractie van de PvdA gebleken dat met name de financiële positie van de gemeente Domburg vanwege het recreatie-complex om een oplossing vraagt. Deze leden vragen naar de huidige stand van zaken. Zij willen ook graag vernemen in welke mate de provincie en het rijk aan een sluitende oplossing van de startproblematiek van de nieuwe gemeente Veere zullen kunnen of gaan bijdragen.

Gezien de stellingname van de regering over de financiële situatie van Domburg zullen de leden van de CDAS-fractie nadere mededelingen hieromtrent afwachten. Wel willen zij opmerken dat in hun visie de verantwoordelijkheid voor het oplossen van deze problematiek ligt bij de gemeente Domburg, in casu de nieuw te vormen plattelandsgemeente en de provincie Zeeland.

Hoewel in de visie van de regering de nieuw te vormen gemeenten, voor zover thans valt te voorzien, levensvatbaar zijn is niet duidelijk wat de negatieve consequenties zijn voor de burgers. Daarom vragen de leden van de CDA-fractie wat de consequenties zijn voor de nieuw te vormen gemeenten van de invoering van de nieuwe financiele verhoudingswet. Zij zouden willen verwijzen naar de ingekomen brief van de heer P. Dubbeldam (Biza 95–998). 2)

Daarnaast vragen deze leden hoe de regering de kwaliteit van de bestaande dienstverlening in de directe nabijheid van de burgers in stand denkt te houden, door bijvoorbeeld de instelling van hulpsecretarieën, en of daarbij rekening is gehouden met de hiermee gepaard gaande bestuurskosten?

Op basis van de Financiële Verhoudingswet 1984 zou de gemeentelijke herindeling positief uitvallen voor de Zeeuwse gemeenten. Door de nieuwe Financiële Verhoudingswet zouden de Zeeuwse gemeenten er ten opzichte van de huidige situatie op achteruitgaan. De leden van de VVD-fractie vragen of het juist is dat bij de nieuwe Financiële Verhoudingswet de drie Schouwse gemeenten gezamenlijk minder krijgen dan ze zouden hebben gekregen zonder dat samenvoeging zou plaats vinden.

Zo ja, om welk bedrag gaat dit?

Is het juist dat de huidige gemeentelijke herindeling in Zeeuws Vlaanderen stagneert door de nadelige gevolgen voor de gemeenten aldaar en dat de staatssecretaris eventueel bereid zou zijn deze gemeenten extra financieel te compenseren.

Zo ja, wijkt deze compensatieregeling dan af van de in Schouwen toegepaste regeling? Zo ja, in welke mate?

De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn duidelijkheid wordt verwacht omtrent de belasting voor de financiële positie van Domburg/Veere in verband met de tekorten van de Stichting Badplaatsen Domburg? Kan een indicatie gegeven worden van de gevolgen voor de financiële positie van Veere (nieuw)?

Wat is het resultaat van het overleg van de provincie en de gemeente Domburg met betrekking tot de garantiestelling van die gemeente voor de verliezen van de Stichting Badplaatsen Domburg?

De leden van de D66-fractie vragen op welke grondslag de besparing bestuurskosten in tabel 1 (Kolom 1) op blz. 7 is gebaseerd. Hoe pakt het aspect bodemgesteldheid in de nieuwe FVW uit voor de betrokken nieuwe gemeenten? Is de schatting van de kosten in tabel 2 op grond van de nieuwe FVW nog steeds geldig nu het wetsvoorstel op 18 december 1995 is ingediend?

Handhaaft de regering haar voornemen om voor de onderhavige herindeling de verfijning wijziging gemeentelijke herindeling toe te passen?

Hoe zal cumulatie van twee overgangsregelingen, i.e. de nieuwe FVW en de verfijning wijziging gemeentelijke herindeling, worden voorkomen?

De leden van de SGP-fractie vragen de aandacht van de regering voor de financiële problematiek van de gemeente Domburg, die het gevolg is van het project «Hof Domburg». De financiële strop die de gemeente Domburg hierdoor heeft, bedraagt volgens hun informatie op dit moment ruim 21 miljoen en groeit verder richting 30 miljoen. Als Domburg wordt samengevoegd met de overige plattelandsgemeenten van Walcheren, zal deze hypotheek zwaar drukken op de financiële positie van de nieuwe gemeente. Deze leden zijn van mening dat dit probleem niet zonder meer kan worden overgedragen aan de nieuw te vormen gemeente. De andere gemeenten hebben immers geen deel gehad aan deze kwestie. De leden van de SGP-fractie vragen of provincie en rijk zich hiervoor niet in zekere mate mede verantwoordelijk moeten voelen. Ter toelichting van deze vraagstelling wijzen zij op het volgende. De provincie heeft het besluit van de gemeenteraad inzake Hof Domburg destijds goedgekeurd, echter met daarbij de op zich al merkwaardige kwalificatie «voordeel van de twijfel» en «eerst na ampele overwegingen» (brief 4 april 1989). Aan de Kroon is vervolgens verzocht dit goedkeuringsbesluit, cq. het besluit van de gemeenteraad, te vernietigen, aan welk verzoek geen gevolg is gegeven (brief 9 oktober 1989). Wat betreft het nu voorliggende herindelingsvoorstel kan worden gesteld dat de nieuw te vormen gemeente wordt geconfronteerd met een financieel probleem waar zij zelf geen verantwoordelijkheid voor droeg maar waar zijn rechtsopvolger wel verantwoordelijk voor wordt. De beslissing wie rechtsopvolger wordt, wordt echter gemaakt door de regering, c.q. de wetgever. Deze is verantwoordelijk voor een redelijke startpositie. Deze leden vragen een concrete reactie van de regering op hun vraagstellingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid in dezen van provincie en rijk, met name met het oog op de nieuw te vormen gemeente. Kan de regering daarbij een actueel beeld geven van de met deze kwestie samenhangende financiële gegevens en de risico's in de toekomst? In dit verband vragen deze leden ook of er in het verleden bij herindelingen eerder dit soort vraagstukken zijn geweest en wat toen de beleidslijn was.

De leden van de GPV-fractie hebben de indruk dat de financiële gevolgen van het wetsvoorstel geen argument vormen tegen de voorgestelde herindeling. Zij gaan ervan uit dat de regering de meest actuele gegevens hierover zal willen voorleggen.

Zorgen maken deze leden zich wel over de gevolgen van de financiële problemen van de gemeente Domburg met de Stichting Badplaatsbelangen Domburg. Formeel staat dit probleem los van de herindeling. De leden van de GPV-fractie menen echter, dat de gemeenten die met Domburg zullen worden samengevoegd niet de dupe mogen worden van het mislukken van dit project.

Wat betreft de mogelijke samenloop van twee overgangsregelingen wijzen de leden van de GPV-fractie erop, dat beide regelingen een geheel verschillende rechtsgrond hebben. Het zou dan ook onjuist zijn de ene regeling met de andere te verrekenen.

7. Naamgeving

In verband met de naamgeving van de nieuw te vormen plattelandsgemeente Walcheren, vragen de leden van de D66-fractie welke motieven Gedeputeerde Staten hadden om deze gemeente Walcheren te noemen?

Het voorstel van de regering ten aanzien van de naamgeving van de te vormen plattelandsgemeente op Walcheren heeft in beginsel de instemming van de leden van de fractie van D66. Gezien het belang van de naamgeving hechten zij echter grote waarde aan inspraak van de inwoners van de betrokken gemeenten en de respectievelijke gemeentebesturen.

8. Onderwijsaspecten

De leden van de CDA-fractie zijn bevreesd voor de gevolgen van de gemeentelijke indeling waar het gaat om de instandhouding van onderwijsvoorzieningen in de bij de herindeling betrokken gemeenten, omdat de school in kleine gemeenschappen in velerlei opzchten een belangrijke functie vervuld. Deze leden vragen de regering naar de gevolgen van deze herindeling en het voorstel van wet decentralisatie huisvesting voor het scholenbestand.

Zij zouden daarbij willen wijzen op de bezwaren van de Raad van State tegen het achteraf vaststellen van de stichtings- en opheffingsnormen van scholen.

Met betrekking tot de aanpassing van de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen in het basisonderwijs vragen de leden van de SGP-fractie of het geen aanbeveling verdient de in het wetsvoorstel – evenals bij de nota van wijziging bij het wetsvoorstel voor de regio 's-Hertogenbosch – gevolgde systematiek op te nemen in de Wet op het basisonderwijs (WBO), aangezien nu steeds moet worden gekozen voor de constructie van een lex specialis ten opzichte van de WBO.

9. Verkiezingsdatum

Vanwege het moment van samenvoeging zullen naar alle waarschijnlijkheid de verkiezingen een jaar voor de landelijke gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden. Zoals elders al eerder is toegepast is het mogelijk om van nieuwe verkiezingen – die kort na elkaar plaatsvinden – in de heringedeelde gemeenten af te zien. De leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering bereid is mee te werken aan het afzien van een tweede verkiezing kort na de eerste. In het herindelingsvoorstel van Brabant is het moment van de (tweede) verkiezing wel vastgelegd in het wetsvoorstel. De fractie van de PvdA hecht eraan dat in de uiteindelijke wet het moment of de procedure om tot het moment van de (tweede) verkiezing te komen wordt vastgelegd zodat zeker is dat een zittingsperiode langer dan vier jaar niet voorkomt. Daartoe zien deze leden twee mogelijkheden. De eerste is het verschuiven van de gemeenteraadsverkiezing van 1998 naar het jaar 2000. De tweede mogelijkheid is om bij wijze van experiment de gemeenten toe te staan de tweede verkiezing op een zelf gekozen tijdstip te organiseren. Deze mogelijkheid namelijk het zelf kiezen van het tijdstip van verkiezingen door gemeenten is eerder in het kader van de nota over de bestuurlijke vernieuwing geopperd. Gezien het tijdstip van de voorliggende herindeling zou naar het inzicht van de leden van de fractie van de PvdA deze mogelijkheid een goede oplossing kunnen bieden. Deze leden vragen de regering om haar opvatting over deze mogelijkheden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe zij de problematiek van de personele bezetting van het nieuw te vormen college en de raad in relatie tot de ingangsdatum van deze herindeling en het tijdstip van de reguliere gemeenteraadsverkiezingen in maart 1998 denkt op te kunnen lossen. Kan de regering ook in algemene zin op deze materie ingaan?

Gezien het beleid van de regering met betrekking tot de gemeentelijke herindeling zal in dit beperkte gebied een relatief groot aantal burgemeesters hun post verliezen. Daarom vragen deze leden welk beleid de regering voert op het gebied van out-placement.

Hoewel de ingangsdatum van de effectuering van de gemeentelijke herindeling nog moet worden vastgesteld, is wel zeker dat tussen de verkiezingen in verband met de gemeentelijke herindeling en de landelijke gemeenteraadsverkiezingen in april 1998 slechts een beperkte tijdspanne zit.

Dit betekent dat de gemeenteraadsleden en College van Burgemeester en Wethouders slechts korte tijd hebben om de gemeentelijke-, bestuurlijke- en ambtelijke apparaten te integreren. De leden van de VVD-fractie zouden er dan ook voorstander van zijn als de nu komende gemeenteraadsverkiezingen bepalend zijn voor de samenstelling van de raad tot 2002 en de verkiezingen in april 1998 achterwege blijven. De leden van de VVD-fractie willen graag van de regering vernemen of zij bereid is dit in de wet vast te leggen.

De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de gemeenteraadsverkiezingen in de betrokken gemeenten. Op dit moment zijn de reguliere gemeenteraadsverkiezingen gepland in het voorjaar 1998, minder dan anderhalf jaar na de verkiezingen voor de gemeenteraden die waarschijnlijk in november 1996 zullen plaatsvinden.

Met het oog op de nadelen die verbonden zijn aan de korte periode tussen deze twee verkiezingen verzoeken deze leden de regering te zoeken naar mogelijkheden de reguliere verkiezingen te laten vervallen.

De leden van de RPF-fractie willen weten of de regering gevoelig is voor de bezwaren van de betrokken gemeenten ten aanzien van de te houden verkiezingen. In meerdere opzichten is het nauwelijks doenlijk om eind dit jaar gemeenteraadsverkiezingen te houden en ruim een jaar later de burgers opnieuw een gemeenteraad te laten kiezen. Twee verkiezingen in korte tijd vergt veel van de politieke partijen ter plaats, van de bestuurders en van de ambtenaren. Daarnaast is het voorstelbaar dat de korte termijn tussen beide verkiezingen potentiële wethouders afschrikt dit ambt te aanvaarden. Het aanvaarden van het voltijdse wethouderschap is, met nieuwe verkiezingen in aantocht, risicovol. Deze overwegingen brengen deze leden ertoe te vragen of in dit geval niet een overgangsregeling getroffen moet worden.

De leden van de SGP-fractie ondersteunen de vraag die namens alle her in te delen gemeenten is gesteld, namelijk om de reguliere verkiezingen in 1998 aan de nieuwe gemeenten voorbij te laten gaan, omdat anders de waarschijnlijk eind 1996 gekozen nieuwe gemeenteraden een zittingsduur van slechts anderhalf jaar zouden hebben. Deze leden vragen of de regering bereid is, dit bij nota van wijziging in het onderhavige wetsvoorstel te regelen. Verder vragen zij of de regering bereid is een algemene regeling voor dit soort gevallen te treffen in de Kieswet.

Verder vragen de leden van de SGP-fractie met het oog op de verkiezingen in verband met de herindeling graag aandacht voor de jaarlijkse dankdag. Zij verzoeken de regering, te voorkomen dat de datum van verkiezingen samenvalt met deze dankdag, die in het algemeen op een woensdag in november wordt gehouden. (Op Walcheren in beginsel op de laatste woensdag van november.)

De leden van de GPV-fractie sluiten zich gaarne aan bij verzoeken uit de regio de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 niet te laten plaatsvinden indien de herindeling per 1 januari 1997 een feit zal zijn.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (GN), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven