24 456
Aanpassing van de Wet toezicht beleggings-instellingen, de Wet toezicht effectenverkeer, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht Verzekeringsbedrijf 1993 en de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf in verband met het mogelijk maken van onderzoek naar de toereikendheid van deze wetgeving of van de wijze waarop de toezichthouders deze wetgeving uitvoeren of hebben uitgevoerd

24 479
Herbezinning reikwijdte taken en bevoegdheden Algemene Rekenkamer

nr. 5
Brief van de Algemene Rekenkamer

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 4 december 1995

Bij brief van 2 november jl. verzocht de griffier van de algemene Commissie voor de Rijksuitgaven (zie bijlage) ons of het mogelijk zou zijn de resultaten van onze herbezinning op de door ons gewenste reikwijdte van het totale pakket van taken en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer, althans de mogelijkheden voor verduidelijking van artikel 59 Comptabiliteitswet, medio december aan de Tweede Kamer kenbaar te maken in plaats van begin 1996. Dit in verband met de datum voor de inbreng ten behoeve van het Verslag inzake wetsvoorstel 24 456 betreffende (kort samengevat) Onderzoek toereikendheid werkwijze toezichthouders.

De herbezinning van de Rekenkamer op de reikwijdte van haar wettelijke taken en bevoegdheden vloeit voort uit de vragen die de praktische toepassing van artikel 59 van de Comptabiliteitswet regelmatig blijkt op te roepen. Twee aspecten staan daarbij centraal: enerzijds de toekenning aan de Rekenkamer van zodanige bevoegdheden dat zij in staat is haar taak adequaat te vervullen, anderzijds een zodanige formulering van deze bevoegdheden dat interpretatiekwesties in specifieke gevallen tot een minimum worden beperkt.

Het meningsverschil dat vorig jaar rees ter zake van de controlebevoegdheden van de Rekenkamer bij de Verzekeringskamer kan natuurlijk niet los worden gezien van de regeling van de taken en bevoegdheden van de Rekenkamer in algemene zin. Toch betreft het een specifiek geval, waarin het verschil van mening tussen de Rekenkamer en de minister van Financiën niet zozeer voortvloeit uit onduidelijkheden in artikel 59 van de Comptabiliteitswet als wel uit een conflict tussen artikel 59 en de Europese regelgeving en haar uitwerking in de Nederlandse wetgeving (onder andere de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993). De huidige herbezinning van de Rekenkamer op haar taken en bevoegdheden – die wij overigens niet voor medio december kunnen afronden – zal dan ook naar verwachting niet tot nieuwe inzichten leiden in deze specifieke kwestie.

Het voorliggende wetsvoorstel brengt naar de mening van de Rekenkamer de oplossing van het meningsverschil over haar controlebevoegdheden bij de Verzekeringskamer niet dichterbij. De Rekenkamer staat onverminderd op het standpunt dat de Europese richtlijnen waarop de beperking van de controlebevoegdheid van de Rekenkamer bij de Verzekeringskamer wordt gebaseerd louter betrekking hebben op de noodzaak van geheimhouding van door toezichthouders in het kader van internationale gegevensuitwisseling verkregen informatie. De desbetreffende regelgeving regardeert in onze visie dus niet de constitutionele controle op een Nederlandse toezichthouder door bijvoorbeeld de Rekenkamer. De richtlijnen moeten door de EU-lidstaten worden geïmplementeerd in overeenstemming met hun constitutionele verhoudingen. Dat betekent dat de positie van de Rekenkamer, zoals vastgelegd in de Grondwet en de Comptabiliteitswet als een vaststaand gegeven dient te worden beschouwd. Concreet houdt dit in dat de constitutionele positie van de Rekenkamer inzake haar bevoegdheden niet kan worden ingeperkt zoals ten gevolge van de vigerende Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en ook in het voorliggende wetsvoorstel gebeurt. Het voorliggende wetsvoorstel maakt de situatie in wezen nog merkwaardiger, nu wordt voorgesteld de toezichtmogelijkheden van de minister van Financiën te vergroten terwijl de bestaande belemmeringen ten aanzien van de controlebevoegdheden van de Rekenkamer in stand worden gelaten en zelfs niet de Rekenkamer de bevoegdheid krijgt de ruimere toezichtmogelijkheden van de minister van Financiën te controleren. Dat lijkt ons een staatsrechtelijke anomalie. De regering staat in het wetsvoorstel naar de mening van de Rekenkamer een interpretatie van de Europese regelgeving voor, die onnodig restrictief is en die de mogelijkheden voor de Rekenkamer om haar controles op de Verzekeringskamer adequaat uit te voeren verder inperkt dan naar ons oordeel nodig en aanbevelenswaardig is.

De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel biedt onzes inziens de mogelijkheid nader te bezien (a) of het wenselijk wordt geacht de controlebevoegdheden van de Rekenkamer ten aanzien van de Verzekeringskamer zo beperkt op te vatten als de minister van Financiën voor ogen staat, en (b) of het wenselijk wordt geacht de voorgestelde uitbreiding van de toezichtmogelijkheden van de minister van Financiën tevens te doen leiden tot een – zoals hiervoor aangegeven – navenante toename van de controlemogelijkheden van de Rekenkamer.

Wij zijn desgewenst gaarne bereid ons standpunt in deze nader toe te lichten.

Algemene Rekenkamer

H. E. Koning, president

T. A. M. Witteveen, secretaris

BIJLAGE

Aan het College van de Algemene Rekenkamer

's-Gravenhage, 2 november 1995

De algemene Commissie voor de Rijksuitgaven heeft Uw brief van 19 oktober 1995 (24 479, nr. 1) betreffende Raad van State-advies van maart 1995 (bevoegdheden ten aanzien van Verzekeringskamer) besproken teneinde de procedure voor de behandeling vast te stellen. Daarbij is het volgende in overweging genomen.

Op 17 oktober was reeds het wetsvoorstel 24 456 ingediend betreffende (kort samengevat) Onderzoek toereikendheid werkwijze toezichthouders.

De vaste commissie voor Financiën, die dit wetsvoorstel in handen gesteld heeft gekregen heeft als datum voor inbreng ten behoeve van het Verslag 19 december vastgesteld. De algemene Commissie meent dat de gedachtenvorming van de leden bepaald geholpen zou worden als Uw herbezinning op de door U gewenste reikwijdte van Uw totale pakket van taken en bevoegdheden, althans Uw antwoord op de vraag welke mogelijkheden er zijn artikel 59 Comptabiliteits Wet te verduidelijken, aan de Kamer kenbaar gemaakt zou kunnen worden vóór die datum van 19 december. De algemene Commissie legt U derhalve de vraag voor of U de in Uw brief bedoelde herbezinning medio december afgerond kunt hebben in plaats van begin 1996.

De griffier van de algemene Commissie voor de rijksuitgaven,

Hubert

Naar boven