nr. 21
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2000
In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel inzake aanpassing
van enige toezichtswetten in verband met het mogelijk maken van onderzoek
naar de toereikendheid van deze wetgeving of van de wijze waarop de toezichthouders
deze wetgeving uitvoeren of hebben uitgevoerd (24 456) is – mede
naar aanleiding van een door mevrouw Witteveen ingediend amendement –
uitvoerig stilgestaan bij de geheimhoudingsbepalingen. Dit betrof met name
de informatieverstrekking door de financiële toezichthouders aan de voor
de wetgeving voor dat toezicht verantwoordelijke minister, en meer in het
bijzonder of die minister de aan hem verstrekte informatie vervolgens mag
verstrekken aan het parlement. Zoals bekend hebben zowel de Europese Commissie
als de Raad van State dienaangaande – tijdens de Parlementaire behandeling
van het wetsvoorstel – een advies uitgebracht, dat er kort gezegd op
neerkwam dat – gegeven de bepalingen van de Europese richtlijnen –
informatie over individuele instellingen niet aan het parlement kan worden
verstrekt. Zoals bekend is een uitzondering hierop een parlementaire enquête.
Tijdens de Kamerbehandeling heb ik de bereidheid uitgesproken om de kwestie
nog eens aan te kaarten bij de Europese Commissie.
Ik heb daartoe een brief aan de Europese Commissie gestuurd met de vraag
op welke wijze de positie van de nationale parlementen bij de totstandkoming
van de richtlijnen was betrokken en voorts of de Commissie bereid is om een
aanpassing van de richtlijnen te heroverwegen. Een kopie van deze brief heb
ik ook aan mijn Europese collega's doen toekomen.
Voorts is het onderwerp aan de orde gesteld bij het Raadgevend Comité
Bankwezen en het Verzekeringscomité, twee adviesorganen van de Europese
Commissie, waarin ook Nederland zitting heeft. In beide fora heeft men begripvol
geluisterd, doch er was geen sprake van enig animo om met dit
onderwerp verder door te gaan. Uit verdere contacten – en marge van
EU-vergaderingen – is eveneens gebleken dat andere landen geen behoefte
hebben aan aanpassing van de richtlijnen op dit moment.
In haar antwoord heeft de Europese Commissie mij aangegeven dat de positie
van de nationale parlementen bij de totstandkoming van de Europese richtlijnen
in ogenschouw is genomen. Daarbij is verstrekking van gegevens in samengevatte
of geaggregeerde vorm mogelijk. Voorts heeft een parlementaire enquêtecommissie
het recht op toegang tot vertrouwelijke gegevens. Wat betreft een mogelijke
aanpassing van de geheimhoudingsbepalingen spelen wat de Europese Commissie
betreft de volgende zaken een rol:
a) de behoefte van het nationale parlement ten aanzien van soort en frequentie
van informatie die zij wensen te ontvangen;
b) het gesloten systeem van informatie-uitwisseling mag niet in gevaar
komen;
c) de onder toezicht staande instellingen moeten voldoende vertrouwen
hebben dat bij een aangepaste regeling de vertrouwelijke bedrijfsinformatie
vertrouwelijk blijft.
Indien aan deze voorwaarden kan worden voldaan, zou de Commissie kunnen
overwegen een voorstel tot aanpassing van de geheimhoudingsbepalingen in te
dienen.
Hoewel het onderwerp hiermee bespreekbaar lijkt, zijn met name de voorwaarden
b en c – het gesloten systeem moet intact blijven en de financiële
instellingen moeten erop kunnen vertrouwen dat de informatie vertrouwelijk
blijft – van dien aard dat een wijziging onmogelijk lijkt. Dit geldt
temeer nu geen van de andere Europese partners genegen is hier enige steun
aan te geven.
Teneinde zo goed mogelijk aan de wens van uw Kamer tegemoet te komen,
is na de ontvangst van de brief van de heer Bolkestein bezien welke mogelijkheden
er nog open zouden staan om het onderwerp internationaal alsnog geagendeerd
te krijgen. Daarbij is uiteraard ook in ogenschouw genomen of een dergelijke
actie succesvol zou kunnen zijn. De verschillende alternatieven betekenen
echter alle een herhaling van zetten, waarvan gezien de voorgeschiedenis in
feite al vaststaat dat de uitkomst op dit moment niet positief zal zijn.
De Minister van Financiën,
G. Zalm