nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 1998
Inleiding
Tijdens de plenaire behandeling van bovenvermeld wetsvoorstel op 29 oktober
jl. heb ik in antwoord op vragen van diverse fracties, de Kamer een algemene
notitie toegezegd met daarin een inventarisatie van concrete voorstellen die
ik de Kamer in de komende periode zal doen gericht op versterking van het
financiële toezicht, mede in verband met een aantal actuele ontwikkelingen
in de financiële dienstverleningssector.
Tevens heb ik aangekondigd een nota op te stellen over financiële
conglomeraten en het toezicht in een bredere context.1
In die notitie zal onder meer aandacht worden besteed aan de vraag of
het bestaande, sectoraal georganiseerde, toezicht ook in de toekomst voldoende
effectief en slagvaardig zal kunnen zijn. Financiën vervaardigt momenteel
een analyse van deze marktontwikkelingen en zal op basis daarvan voorstellen
doen hoe daarop zo effectief mogelijk in te spelen. In deze analyse wordt
ook de situatie in andere landen, zoals in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland
betrokken. Het resultaat van die analyse zal rond de jaarwisseling gereed
zijn. De door de Kamer de afgelopen tijd gestelde vragen met betrekking tot
de inhoud en vormgeving van het financiële toezicht zullen in deze notitie
uitgebreid aan de orde komen en ik ga ervan uit dat daarmee een goede basis
zal worden gelegd voor nader overleg met uw Kamer.
Met betrekking tot een aantal specifieke onderwerpen geef ik hieronder
aan welke concrete wetsvoorstellen de Kamer binnenkort tegemoet kan zien.
Financiële conglomeraten
In mijn brief van 12 mei jl. (Kamerstukken II, 1997/98, 24 456, nr. 19)
heb ik getracht een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de discussies
die zowel in Nederland als in internationaal kader worden gevoerd over de
implicaties van de vorming van (internationale) financiële conglomeraten
voor de inrichting van het financiële toezicht. In die brief wordt onder
andere ingegaan op een aantal tijdens het overleg op 29 oktober jl. door de
fractie van D66 genoemde aspecten als: de wijze waarop eventuele holdings
dienen te worden betrokken in het toezicht op financiële instellingen,
op welke wijze double gearing kan worden tegengegaan, hoe om te gaan met toezichtsarbitrage
etc.
De brief bevat daarnaast een concreet voorstel om de bevoegdheid van de
toezichthouders (DNB, Verzekeringskamer, STE) tot het vaststellen van aanbevelingen
en richtlijnen ter zake van de administratieve organisatie, het risicomanagement
en de interne controle op conglomeraatsniveau te verankeren in de Nederlandse
financiële toezichtswetten teneinde de effectiviteit van het toezicht
te vergroten.
Over de wijze waarop deze nieuwe wettelijke bevoegdheid van de toezichthouders
vorm dient te worden gegeven, is inmiddels op hoofdlijnen overeenstemming
bereikt tussen Financiën en de toezichthouders. Het ligt in mijn bedoeling
concrete wetsvoorstellen terzake begin 1999 aan de Raad van State voor te
leggen.
Voorts ben ik nog in overleg met de toezichthouders om te bezien of het
wenselijk en mogelijk is om – in het kader van de beoordeling van de
solvabiliteit van een conglomeraat – bij wet te bepalen dat voorgenomen
verwervingen door niet onder toezicht staande onderdelen van een conglomeraat
van deelnemingen in buitenlandse banken en verzekeraars door de toezichthouders
dienen te worden getoetst. Zodra dit overleg is afgerond zal ik de Kamer over
de uitkomsten ervan informeren.
Integriteit financiële sector
Momenteel wordt de beantwoording voorbereid van een aantal vragen van
6 oktober jl. van de Tweede Kamer over de Tussenrapportage Integriteitsnota
(Kamerstukken II, 1997/98, 25 830, nr. 4). Naar verwachting zal
de beantwoording binnen enkele weken aan de Kamer worden toegezonden. Daarnaast
is in de Tussenrapportage aangekondigd dat in het voorjaar 1999 een voortgangsrapportage
over de voornemens uit de nota aan de kamer wordt uitgebracht. Voor de inhoud
van die voornemens zij kortheidshalve verwezen naar de bijlagen A en B in
de Tussenrapportage.
De Minister van Financiën,
G. Zalm