24 454
Wet op het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 5 september 1996

Bij de behandeling van het voorstel Wet op het RIVM wees de heer Van Middelkoop op artikel 3, tweede lid. Daarin is bepaald dat bij onderzoek of werkzaamheden voor derden de kosten in rekening worden gebracht bij degene, in wiens opdracht het onderzoek of de werkzaamheden worden verricht. Hij zou het betreuren als vanwege die bepaling politieke partijen hun programma's vanwege de hoge kosten niet meer zouden kunnen laten doorrekenen.

Hij vroeg aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport na te gaan of in de wet opgenomen zou kunnen worden, dat het in rekening brengen van de kosten facultatief is. Ook vroeg hij in dit verband naar de wijze waarop werk van het RIVM ten behoeve van provincies en andere overheden gefinancierd wordt.

Naar aanleiding van het bovenstaande delen wij u het volgende mede.

Het facultatief maken van het in rekening brengen van de kosten bij opdrachten door derden komt ons niet juist voor. Een wijziging met een dergelijke algemene strekking is in strijd met de «Beleidslijn werken voor organisatie binnen en buiten de Rijksoverheid» die door het Kabinet is aanvaard. Hierin is aangegeven dat werken voor derden alleen kan plaatsvinden indien:

– dat leidt tot een betere benutting of meer doelmatige aanwending van overheidsmiddelen;

– het gaat om reguliere hoofdproducten, bij- en nevenproducten;

– het niet ten koste gaat van de kernactiviteiten;

– er geen sprake is van concurrentieverstoring.

Met name de laatste voorwaarde brengt mee dat bij werken in opdracht van derden de kosten in rekening dienen te worden gebracht.

Het is echter mogelijk dat de minister bij onderzoeksopdrachten die het eigen beleid dienen als (mede)opdrachtgever gaat fungeren. Dat zou in bepaalde gevallen kunnen betekenen dat provincies en andere overheden minder kosten in rekening worden gebracht.

Het verstrekken van reeds bestaande informatie aan provincies en andere overheden, waarvoor het RIVM geen aanvullend werk hoeft te verrichten, is niet te beschouwen als afzonderlijke «werkzaamheden» als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en kan dan ook om niet geschieden. Deze informatieverstrekking zal niet hoeven te worden opgenomen in een MAP.

Indien politieke partijen hun programma's willen laten doorrekenen, kan, zoals tijdens de mondelinge behandeling is aangegeven, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hiervoor zelf, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en in overleg met de betreffende partijen, opdracht geven aan het RIVM. Het doorrekenen vindt plaats binnen de kaders van het Meerjarenactiviteitenprogramma Milieu danwel Volksgezondheid. Er worden geen kosten in rekening gebracht. Als het gaat om programma's van politieke partijen achten wij dat een normale handelwijze, die bij de vorige verkiezingen ook de praktijk is geweest.

Het feit dat in zo'n geval geen kosten in rekening worden gebracht is overigens niet in strijd met artikel 3, tweede lid. Er is immers geen sprake van toepassing van artikel 3, tweede lid, maar van artikel 3, eerste lid, onderdeel c.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven