24 452 (R 1551)
Goedkeuring van het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken

B
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 11 juli 1995 en het nader rapport d.d. 10 oktober 1995, aangeboden aan de Koningin door de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 april 1995, no. 95.002748, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet met memorie van toelichting tot goedkeuring van het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 5 april 1995, no. 95.002748, machtigde Uw Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 juli 1995, no. W06.95.0176/K, bied ik U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hierbij aan.

1. Het verdrag functioneert naast de bepalingen in bilaterale belastingverdragen en naast richtlijn nr. 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lid-staten op het gebied van de directe belastingen (PbEG L 336) (de zogeheten EG-bijstandsrichtlijn). Deze regelingen overlappen elkaar voor een deel, maar zijn voor een ander deel aanvullend. Zowel in het verdrag als in de richtlijn zijn voorrangsregels opgenomen. In de bilaterale verdragen zijn soms verdergaande bevoegdheden opgenomen, soms meer beperkte.

Deze problematiek wordt in de memorie van toelichting in algemene zin aan de orde gesteld (onder meer de bladzijden 3 en 4 en bijlage 4). Een duidelijk overzicht van de faciliteiten die het verdrag toevoegt aan de bestaande regelingen ontbreekt evenwel. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert in de toelichting aan te geven ten aanzien van welke verdragspartners en welke heffingen nieuwe faciliteiten beschikbaar komen. Het college geeft in overweging dit in de vorm van een schema te doen.

1. De Raad merkt op dat het verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (het Verdrag) naast de bepalingen in bilaterale belastingverdragen en naast de zogeheten EG-bijstandsrichtlijn functioneert en dat de regelingen elkaar voor een deel overlappen, en voor een deel elkaar aanvullen. Hoewel deze materie in algemene zin in de toelichting aan de orde wordt gesteld, adviseert de Raad in de toelichting aan te geven ten aanzien van welke verdragspartners en welke heffingen nieuwe faciliteiten beschikbaar komen. De Raad geeft daarbij in overweging zulks in de vorm van een schema te doen.

Dienaangaande merk ik op dat ik in de aanbeveling van de Raad aanleiding heb gevonden in de memorie van toelichting nader in te gaan op de verhouding van het Verdrag met de overige door de Raad genoemde regelingen. Gelet evenwel op het feit dat het Verdrag tot dusver door vijf landen is bekrachtigd, te weten Finland, Noorwegen, de Verenigde Staten van Amerika, Zweden en Denemarken alsmede dat, naast het Koninkrijk der Nederlanden één land, te weten België, het Verdrag wel heeft ondertekend maar nog niet heeft bekrachtigd, heb ik me daarbij beperkt tot de met betrekking tot deze landen van toepassing zijnde regelingen. Aangezien daarbij uiteenlopende situaties aan de orde kunnen zijn, is de suggestie van de Raad een en ander in een schema op te nemen, niet overgenomen doch heb ik gekozen voor een landsgewijze toelichting. Deze nadere toelichting is opgenomen onder de toelichting op artikel 27 van het Verdrag.

Voorts heb ik in de aanbeveling van de Raad aanleiding gevonden om, indien in de toekomst een land partij wordt bij het Verdrag en dat land daarna met een van de landen van het Koninkrijk een belastingverdrag sluit waarvan de bepalingen inzake de wederzijdse bijstand zodanig afwijken van die welke zijn opgenomen in het Verdrag, dat in relatie met dat land het Verdrag wel van betekenis zal zijn, in de toelichtende nota bij dat belastingverdrag in te gaan op de verhouding van dat belastingverdrag met het Verdrag.

2. In de toelichting ware te vermelden dat, in verband met de goedkeuring van het verdrag, tevens een wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt voorbereid.

2. Aan het verzoek van de Raad om in de toelichting te vermelden dat in verband met de goedkeuring van het Verdrag tevens een wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) wordt voorbereid, is gehoor gegeven.

3. In de toelichting op artikel 4 van het verdrag wordt vermeld dat de in artikel 4 opgenomen mogelijkheid om de belanghebbende in te lichten over de informatieverstrekking bij de depositaris wordt aangemeld. Gesteld wordt dat dit wordt gedaan in verband met artikel 10 van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 103 van de Organisatiewet sociale verzekeringen. De Raad neemt aan dat hiermee wordt gedoeld op artikel 10 van het Besluit gegevensverstrekking sociale verzekeringen (Stb.1995, 278). Dit artikel heeft evenwel geen betrekking op het informeren van de belanghebbende. Voornoemde passage in de toelichting dient op dit punt te worden aangevuld.

3. De Raad veronderstelt dat daar waar in de toelichting op artikel 4, dat handelt over de kennisgevingsprocedure als bedoeld in artikel 5 van die Wet, gesproken wordt over artikel 10 van de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 103 van de Organisatiewet sociale verzekeringen, hiermee wordt gedoeld op artikel 10 van het Besluit gegevensverstrekking sociale verzekeringen. De Raad geeft in dat verband aan dat dit artikel geen betrekking heeft op het informeren van de belanghebbende, zodat de passage in de toelichting op dit punt dient te worden aangevuld.

Aan het verzoek van de Raad om de toelichting op dit punt aan te vullen is gehoor gegeven.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekening van de Raad is in de toelichting verwerkt. Voorts heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt enige redactionele verbeteringen in de toelichting aan te brengen.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

P. J. Boukema

Ik moge u verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk van 11 juli 1995, no. W06.95.0176/K, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– Van de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 17 juli 1990, genoemd in de toelichting op artikel 2, een vindplaats vermelden.

Naar boven