24 451
Goedkeuring van de op 17 januari 1995 te Antwerpen tot stand gekomen verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde en, respectievelijk, de afvoer van het water van de Maas (Trb. 1995, 51 en 50)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 23 november 1995

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de vaste commissie de openbare beraadslagingen over dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Voorgeschiedenis

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en van de memorie van toelichting.

De leden van de VVD-fractie complimenteren de minister met het feit dat zij namens de regering – na jarenlang touwtrekken, onderhandelen en gekissebis – op 17 januari 1995 de onderhavige verdragen heeft gesloten met het Vlaamse gewest. Na jarenlange politieke discussie en onenigheid kan nu eindelijk tot een overeenkomst worden gekomen met een breed politiek en maatschappelijk draagvlak, naar het lijkt. Tevens zijn de leden van de fractie van de VVD blij dat België tegelijkertijd ook de verdragen inzake de bescherming van de Maas, respectievelijk de Schelde heeft ondertekend. Zij hopen, dat deze ontwikkeling een gunstig effect zal hebben op de besprekingen over een tracé van de hogesnelheidslijn en dat in Vlaanderen de gedachte opkomt van «voor wat hoort wat».

De leden van de D66-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van de voorliggende verdragen. Zij achten het van groot belang dat nu, snel na de behandeling van de waterkwaliteitsverdragen over de Maas en de Schelde, deze verdragen ter goedkeuring voorliggen. De leden van de fractie van D66 kunnen zich in grote lijnen verenigen met de inhoud van de verdragen. Zij achten het voor hun definitief oordeel echter van belang dat de regering aandacht besteedt aan enkele door hen naar voren gebrachte punten.

De leden van de RPF-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben er behoefte aan de regering vooral over de voorgenomen verruiming van de vaarweg van de Westerschelde enkele vragen voor te leggen.

2. Inhoud van het Verdrag inzake de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de consequenties zijn met name voor de veiligheid van de verhoogde stroomsnelheid in de Westerschelde ten gevolge van de uitdieping.

De leden van de PvdA-fractie hebben in de memorie van toelichting gelezen, dat de regering van mening is, dat noch voor het verruimingsbaggerwerk noch voor het storten van de opgegraven baggerspecie een plicht voor een milieu-effectrapportage bestaat. Deze leden vragen de regering in dit verband of er thans een standpunt van de Europese Commissie over een milieu-effectrapportage over de verdieping van de Westerschelde beschikbaar is.

Als de verdieping is gerealiseerd, zullen grotere (zee)schepen naar Antwerpen en Gent kunnen varen. Dit kan in principe betekenen dat het risico ten gevolge van eventuele ongelukken bij het vervoer van gevaarlijke stoffen toeneemt. De leden van de VVD-fractie vragen of de Zeeuwse gemeenten aan de Westerschelde er van uit mogen gaan dat hun mogelijkheden, om aan en nabij de oevers van de Schelde woningen en andere gebouwen op te richten dan wel andere activiteiten te ondernemen, niet zullen worden beknot door deze (theoretische) toename van de risico's, maar dat deze risico's zullen worden aangepakt door maatregelen aan de bron (dat wil zeggen door betere c.q. veiliger schepen) en/of door intensivering van de scheepvaartbegeleiding? Met andere woorden: kan de regering de uitdrukkelijke toezegging doen dat het risico-beleid na de verdieping van de Westerschelde niet zal leiden tot een verdere beknotting van de beleidsruimte van Zeeuwse gemeenten, gezien de recente ervaringen met het plan Waterfront in Breskens?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of de Europese Commissie al een uitspraak heeft gedaan over de vraag of alsnog een milieu-effectrapportage voor de verdiepingswerken moet worden gemaakt. Als dat juridisch niet verplicht is, vinden de leden van de VVD-fractie dat zo'n rapport verder achterwege kan worden gelaten, omdat er momenteel al voldoende gegevens omtrent de milieuomstandigheden bekend zijn en omdat goed nabuurschap met België na de ondertekening van het onderhavige verdrag vraagt om vermijding van onnodige irritaties.

De leden van de fractie van D66 uiten hun zorg over de gevolgen van de verdieping van de Westerschelde voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer in verband met de te verwachten toename van de hoeveelheid schepen dat deze rivier zal bevaren. Zij achten het, in dit opzicht, positief dat op termijn het vervoer per veer vervangen zal worden door de vaste oeververbinding. Zo lang deze vaste oeververbinding nog niet gerealiseerd is, zal echter, zo stellen zij, een toename van het scheepvaartverkeer plaatsvinden terwijl de veren nog niet uit de vaart genomen zijn. Is de regering voornemens gedurende die periode maatregelen te nemen om het huidige niveau van veiligheid op de Westerschelde tenminste te handhaven?

De leden van de D66-fractie vragen de regering naar de stand van zaken met betrekking tot het voldoen van Nederland aan de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn.

Het is opvallend, zo merken de leden van de RPF-fractie op, dat in de memorie van toelichting geheel wordt voorbijgegaan aan de noodzaak c.q. wenselijkheid van de verdieping van de Westerschelde. Ligt het niet voor de hand dat concreet wordt medegedeeld op grond van welke economische, financiële en eventueel andere overwegingen tot deze verdieping is besloten? Waarom is daarvan afgezien? Wat is concreet de economische rentabiliteit van het project voor Antwerpen? De leden van de RPF-fractie gaan ervan uit dat de regering toch op z'n minst enig inzicht moet hebben in de te verwachten economische rentabiliteit, voordat toestemming wordt gegeven voor een ingrijpende operatie op Nederlands grondgebied. Als de regering echter onverhoopt niet zelf over deze in dit kader belangrijke gegevens beschikt, kan zij die dan via de Belgische regering of via overheden van de Antwerpse haven achterhalen?

De leden van de RPF-fractie stellen het op prijs als de regering naast de Vlaamse c.q. Antwerpse belangen ook de Nederlandse belangen nader kan belichten. Zij hebben begrepen dat de havens van Vlissingen en Terneuzen gemakkelijker toegankelijk worden voor grotere schepen en dat Nederland BTW-inkomsten heeft uit de werken (zie het antwoord van de regering op schriftelijke vragen van het lid Reitsma over verdieping en verbreding van de vaargeul in de Westerschelde, vraag 2; Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, Vergaderjaar 1994–1995, nr. 293).

Welk nadeel zullen genoemde havens naar verwachting ondervinden van het uitblijven van de verdieping, zo vragen de leden van de RPF-fractie. Wegen de te verwachten BTW-inkomsten op tegen de direct te maken kosten in verband met de wrakopruiming, oeververdedigingen, monitoring van de effecten van de verruimingswerken en de herstelwerkzaamheden, voorzover die uitgaan boven een bedrag van f 44 miljoen?

De aan de Tweede Kamer ter goedkeuring voorgelegde verdragen maken onderdeel uit van enkele «waterverdragen», waarover met veel moeite overeenstemming is bereikt met de betrokken partijen. Het feit dat die overeenstemming niet zonder problemen tot stand is gekomen ontslaat de Kamer naar het oordeel van de leden van de RPF echter niet van haar plicht de verdragen op hun eigen merites te beoordelen. Zij vragen hierbij wel welke gevolgen afwijzing van één van de voorliggende verdragen door het Nederlandse parlement zal hebben voor de overige verdragen. Dit aspect is bij de parlementaire behandeling van de verdragen inzake de bescherming van de Maas en de Schelde (Trb. 1994, 149 en 150) ook aan de orde geweest. Toen wenste de regering geen directe koppeling tussen de verschillende verdragen te leggen. Letterlijk zei de minister bij de plenaire behandeling in de Tweede Kamer: «er is geen enkele relatie tussen deze verdragen en het verdrag rond verruiming en verdieping van de Westerschelde» (Handelingen Tweede Kamer 1994–1995, bladzijde 97–5938). Des te opmerkelijker is het dat in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel expliciet wordt gemeld dat het Vlaams Gewest niet tot ondertekening van de verdragen inzake bescherming van de Maas en de Schelde wilde overgaan, omdat er nog geen overeenstemming was met Nederland over ondertekening van het Verdrag inzake de verruiming van de vaarweg in de Westerschelde.

De leden van de RPF-fractie vragen de regering wat het Vlaamse voorbehoud concreet betekent. Deze vraag is voor hen van belang, omdat ze op grond van de hun beschikbare informatie moeite hebben met de beoogde verdieping van de Westerschelde. Hoewel zij uiteraard geen behoefte hebben aan welke blokkade dan ook van de Antwerpse haven, voelen ze weinig voor een ontsluiting tot elke prijs van die haven voor schepen met een grote diepgang. In Antwerpen is men ook wel zo nuchter te erkennen dat op het punt van de diepgang de concurrentie met Rotterdam toch altijd verloren zal worden.

De leden van de RPF-fractie informeren hoe de stand van zaken in het Vlaams Gewest op dit moment is. Wanneer worden daar naar verwachting de waterverdragen geratificeerd? Heeft de regering de indruk dat het Vlaams Gewest de parlementaire behandeling ophoudt, totdat de besluitvorming in het Nederlandse parlement is afgerond? Zo nee, kan het tegendeel worden aangetoond?

De regering stelt in de memorie van toelichting dat er in de onmiddellijke toekomst geen alternatieven zijn voor het verruimingsproject. Zo is nog onzeker hoe ontpoldering precies uitwerkt. Dat doet bij de leden van de RPF-fractie de vraag rijzen of dan wel precies inzicht bestaat in de uitwerking van het verruimingsproject. Is bij benadering vast te stellen welke schade aan het estuarium wordt aangericht? Wat zijn in dit kader de gevolgen van verdieping van andere rivieren? Bestaat bijvoorbeeld inzicht in de gevolgen van de verruiming van de Seine?

De leden van de RPF-fractie stellen vast, dat de regering de besluitvorming over de verdieping van de Westerschelde baseert op rapporten uit 1984 en 1985. Zij informeren of het gebruikelijk is dat ingrijpende projecten als de verdieping van de Westerschelde op grond van tien jaar oude studies worden gerealiseerd. Dit maakt op hen in elk geval een slordige indruk. Zeker als we ons realiseren dat pas sinds 1986 in de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne een regeling bestaat met betrekking tot het fenomeen milieu-effectrapportage.

De leden van de RPF-fractie zijn er allerminst van overtuigd dat het project niet milieu-effectrapportage-plichtig is. Zij verwijzen in dit verband naar de kritische vragen die hierover zijn gesteld door het Europees Parlement aan de Europese Commissie (schriftelijke vraag P-2267/95)? Deze leden hebben kennis genomen van het feit, dat de Commissie contact heeft gezocht met de Nederlandse regering over de modaliteiten van de verdieping van de Westerschelde. Wat is de stand van zaken rond de correspondentie tussen beide? Aansluitend informeren deze leden naar de stand van zaken rond vragen vanuit het Europees Parlement over een eventueel te starten inbreukprocedure tegen de Nederlandse regering teneinde naleving van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn af te dwingen (Schriftelijke vraag P-2266/95).

Artikel 1

De leden van de fractie van D66 vragen de regering of het juist is uit de toelichting bij Artikel 1 op te maken, dat sedert 1985 geen uitgebreide voorlichtings- en inspraakprocedure is gevolgd.

Artikel 2

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering een nadere toelichting te geven over de stand van zaken rondom de herstelwerken in verband met het verlies aan natuurwaarden.

De leden van de RPF-fractie missen in de memorie van toelichting een expliciete motivering van de keuze voor het 48/43-voet programma. De regering baseert zich vooral op onderzoek uit het begin van de jaren '80. Zijn bepaalde ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar, zoals schaalvergroting in de scheepvaart en containerisering, niet bijzonder relevant? In dit kader zijn deze leden benieuwd naar de wensen die in Antwerpen leven aangaande het zogenaamde 50/40-voet programma.

Artikel 4

De leden van de PvdA-fractie hebben vastgesteld dat de oeververdedigingswerken ingevolge de Overeenkomst tussen Nederland en België betreffende het verdedigen van de oevers langs de Westerschelde tegen inscharing inmiddels zijn uitgevoerd. Zij vragen de regering of er terzake van de uitvoering en het onderhoud van de overige oeververdedigingswerken een Plan van Aanpak bestaat en op welke plaatsen er reden is tot zorg.

De leden van de D66-fractie uiten hun zorg over de eventuele gevolgen van een onzorgvuldige verdieping van de Westerschelde voor natuur en milieu. Deze leden vragen de regering nader in te gaan op de stand van zaken rond de alternatieve nota voor de herstelwerkzaamheden aan de natuur, zoals door de minister van Verkeer en Waterstaat is medegedeeld bij de behandeling van de waterkwaliteitsverdragen van Maas en Schelde in de Tweede Kamer eerder dit jaar.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering van oordeel is dat deze herstelwerken een integraal deel uitmaken van het verruimingsproject van de Westerschelde. Voorts vragen deze leden of de minister van Verkeer en Waterstaat bereid is zich, samen met de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bestuurlijk tot het uiterste in te spannen om de herstelwerken, volgens de bedoelingen van het verdrag, op zo kort mogelijke termijn te doen uitvoeren. Deze leden zijn verder van mening, dat de regering bij de keuze van herstelwerken het advies van de natuurbeschermingsorganisaties die beheerders zijn van belangrijke natuurgebieden in en aan de Westerschelde, zwaar moet laten meewegen. Zij ontvangen gaarne een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat verstaan dient te worden onder «geen wezenlijke aantasting van oevers en geulranden» door de verdiepingswerken.

De leden van de D66-fractie hebben voorts kennis genomen van de bezorgdheid van de Zeeuwse vereniging Zevibel over de gevolgen van de verdiepingswerkzaamheden voor vooral de kinderkamerfunctie van de Westerschelde voor de visbestanden aldaar. Is dit mogelijke gevolg onderzocht in het advies van de Raad van de Waterstaat uit 1985? Zo neen, is de regering voornemens gevolgen van de verdieping voor de visbestanden te doen onderzoeken? Deze leden vragen tevens of de oppervlakte aan stortplaatsen zal leiden tot een verlies aan visgronden.

De leden van de RPF-fractie vragen in hoeverre de oeververdedigingswerken ook zouden hebben plaatsgevonden als geen sprake zou zijn van het verruimingsproject.

Artikel 5

De totale kosten van de werken worden geraamd op f 400 à f 600 miljoen. De leden van de VVD-fractie vragen, kort samengevat, een overzicht waarin wordt aangegeven met hoeveel en voor welke activiteiten en werken Nederland respectievelijk België bijdraagt.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er voor is gekozen de meerkosten, die door Nederland worden gemaakt bij de voorbereiding en uitvoering van opruimingswerken en de oeververdedigingswerken, door België moeten worden betaald en dat de meerkosten, die Vlaanderen maakt voor voorbereiding en uitvoering van de herstelwerken, door Nederland worden betaald? Staat de Nederlandse bijdrage van f 44 miljoen sowieso wel in een redelijke verhouding tot de baten die Nederland bij de verdiepingswerkzaamheden heeft? Is het betalen van f 44 miljoen in dat licht (wel) logisch?

Volgens de regering is het belang van Nederland bij de uitbreiding van de vaarmogelijkheden over de Westerschelde niet zo direct aantoonbaar als voor Antwerpen. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dit verdrag gevolgen heeft voor de (concurrentiepositie van de) Rotterdamse en Zeeuwse havens en of de bereikbaarheid van de Zeeuwse havens hierdoor ook wordt vergroot en welke uitstraling daar van kan uitgaan.

De leden van de D66-fractie vragen de regering wanneer het naar verwachting mogelijk zal zijn de precieze aard en omvang van de herstelwerkzaamheden aan de Kamer mede te delen.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of de problematiek van de inschrijving op het baggerproject volgens de nieuwe Europese regels inmiddels op een, ook voor de betrokken Nederlandse bedrijven, bevredigende wijze is opgelost.

Het is de leden van de RPF-fractie niet duidelijk met welke directe kosten Nederland maximaal kan worden geconfronteerd. Is daar meer inzicht in te verschaffen?

Artikel 8

De leden van de VVD-fractie verbazen zich erover dat opnieuw de mogelijkheid van een Baalhoekkanaal moet worden bestudeerd. Is de regering vergeten dat de Tweede Kamer al meerdere malen de gedachte aan zo'n kanaal heeft weggeschoven?! Waarom bindt de regering de kat dan weer op het spek, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie willen graag nader geïnformeerd worden over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de aanleg van het Baalhoekkanaal. Zij vragen de regering of deze mogelijke aanleg nu definitief van de baan is.

De leden van de RPF-fractie hebben er kennis van genomen dat de Technische Scheldecommissie de taak krijgt studies van andere projecten te begeleiden, waaronder die naar de mogelijkheid van de aanleg van het Baalhoekkanaal. Zij gaan er – gelet op de samenstelling van de Technische Scheldecommissie – van uit dat Nederland ook een inbreng heeft in deze begeleiding. Hoe moeten de Nederlandse deelnemers in de Technische Scheldecommissie hun opdracht in deze verstaan?

De leden van de RPF-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken rond de vergunningverstrekking in verband met het project. Is het juist dat er gemeenten aan de Westerschelde van plan zijn geen aanlegvergunning te verstrekken of daar in elk geval strikte voorwaarden aan te verbinden?

3. Inhoud van het Verdrag inzake de afvoer van het water van de Maas

Volgens de regering ligt het in de bedoeling in de toekomst ook met Wallonië een verdrag te sluiten over de waterhuishouding van de Maas. De leden van de VVD-fractie vragen of gesprekken hierover al zijn gestart. Zo nee, wanneer denkt de regering dit te gaan doen? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zal, hoe dan ook, een poging worden gedaan om, op grond van de benaderingsgedachte per stroomgebied, Wallonië als mede-verantwoordelijke aan te merken bij de overstromingsproblematiek in het Nederlandse Maasgebied

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), ondervoorzitter, Van den Berg (SGP), Lilipaly (PvdA), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Reitsma (CDA), Versnel-Schmitz (D66), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Van Rooy (CDA), Poppe (SP), Van 't Riet (D66), Duivesteijn (PvdA), H. G. J. Kamp (VVD), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Roethof (D66), M. Vos (GroenLinks), Verkerk (AOV), Van Zuijlen (PvdA), Van Waning (D66), Keur (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA).

Plv. leden: Blauw (VVD), Schutte (GPV), Van Gelder (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Dankers (CDA), Jeekel (D66), Zijlstra (PvdA), Terpstra (CDA), Huys (PvdA), Korthals (VVD), Esselink (CDA), vacature CD, Hillen (CDA), H. Vos (PvdA), Remkes (VVD), Leerkes (U55+), Witteveen-Hevinga (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Rosenmöller (GroenLinks), Boogaard (Groep Nijpels), Valk (PvdA), Hoekema (D66), Klein Molekamp (VVD), Te Veldhuis (VVD), Van der Linden (CDA).

Naar boven