nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 5 december 2002
Met deze brief wil ik u informeren dat ik heb besloten een deel van het
ruimtevaartbudget van mijn Ministerie aan te wenden om, samen met de Staatssecretaris
van Economische Zaken, een reis van een Nederlandse astronaut naar het Internationale
Ruimtestation (ISS) mogelijk te maken. De astronaut in kwestie is de heer
André Kuipers, een vierenveertigjarige medicus. Hij zal volgens planning
in november volgend jaar met een Soyuz vlucht onder de verantwoordelijkheid
van het Europese Ruimtevaart Agentschap (ESA) naar het ISS gaan en daar tien
dagen blijven. In die periode zal hij ten behoeve van de Nederlandse onderzoekswereld
een vijftiental wetenschappelijke en technologische experimenten uitvoeren.
Als kosten van deze vlucht heeft de ESA in totaal een bedrag van 12,5
miljoen euro begroot. Van dit bedrag neemt mijn Ministerie de helft voor zijn
rekening en het Ministerie van Economische zaken de andere helft. De Minister
van Economische Zaken zal als penvoerder mede namens de Ministers van Verkeer
en Waterstaat en mijzelf binnenkort een uitvoerige rapportage aan de Kamer
zenden over de voortgang van het ruimtevaartbeleid sinds 2001, en daarbij
ook aangeven hoe de bijdrage van Economische Zaken aan deze vlucht is gedekt.
1. Financiële bijdrage
Mijn eigen bijdrage is afkomstig uit het ruimtevaartbudget van mijn Ministerie.
Dit budget wordt volledig besteed via de ESA en is opgenomen in Artikel 16
van de Begroting 2003, Tabel (16.3 Pagina 320) op de regel «ESA».
De bijdrage aan de vlucht bestaat uit drie componenten.
Ten eerste is al tijdens de ESA Ministersconferentie van november 2001
een bedrag van 2,25 miljoen euro gereserveerd voor een programma «additional
flight opportunities». Dit bedrag was bedoeld om een toekomstige vlucht
van een Nederlandse astronaut mogelijk te maken. Het bedrag is opgenomen in
de brief aan de Kamer van 5 oktober 2002 (24 446, nr. 12).
Zoals vermeld bij brief van 10 januari 2002 (24 446, nr. 15) werd tijdens
de Ministersconferentie op dit programma door zo weinig landen ingeschreven
dat het niet doorging.
De tweede component van mijn bijdrage, 2 miljoen euro, is beschikbaar
gekomen doordat in de meest recente ESA Council vergadering de Nederlandse
contributie voor 2003–2006 aan de ESA lager is vastgesteld dan oorspronkelijk
verwacht. De Nederlandse bijdrage voor 2003–2006 daalde van 4,65% van
het totaal naar 4,51%, als gevolg van een daling van het Nederlandse aandeel
in het totale BBP van de leden van de ESA.
De derde component, eveneens 2 miljoen euro, is beschikbaar gekomen doordat
het exploitatieprogramma van het ISS ten gevolge van vertragingen bij de NASA
is vertraagd. De daarvoor de komende jaren in de meerjarenramingen gereserveerde
bedragen zijn dus niet volledig nodig.
2. Belang van de vlucht
Het besluit tot de vlucht is genomen in goed overleg met de Nederlandse
wetenschappelijke organisaties die bij de ruimtevaart betrokken zijn, zoals
NWO-SRON en het NIVR. De voornaamste overweging hierbij is het wetenschappelijk
belang van de vlucht. Er zullen biomedische, natuurkundige, chemische en technologische
experimenten worden uitgevoerd die alleen in de ruimte mogelijk zijn. Voorstellen
voor de experimenten zijn gedaan door de Nederlandse onderzoekswereld, de
besluitvorming erover ligt in handen van het «Life and physical sciences
advisory committee» van de ESA. Dit beoordeelt de voorgestelde experimenten
op grond van het criterium dat het moet gaan om onderzoek van zeer hoog internationaal
niveau.
Bij mijn besluit heb ik tevens betrokken dat een vlucht van een Nederlandse
ruimtevaarder naar verwachting zeer tot de publieke verbeelding zal spreken.
Ik baseer dat op de aandacht die de vlucht in 1985 van de heer Ockels heeft
gekregen en op recente ervaringen in België. Ik acht dit effect vooral
van belang om de belangstelling voor bèta en techniek onder jongeren
te versterken. Zoals u weet is het aantal jongeren dat kiest voor een opleiding
in die richtingen te gering; daarom is het overheidsbeleid er op gericht om
de belangstelling onder jongeren voor deze vakgebieden te verhogen. Deze vlucht
past uitstekend in dat beleid.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
M. J. A. van der Hoeven