24 446
Ruimtevaartbeleid

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 november 1999

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 3 november 1999 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over het verslag van de ESA-ministersconferentie van 11 en 12 mei 1999 (24 446, nr. 9).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) dankte de minister voor het uitgebreide verslag van de ESA-conferentie vanwege het belang van innovatie en ruimtetechnologie voor het Nederlandse bedrijfsleven. Voor die conferentie legde de AWT een belangrijke vraag op tafel, nl. hoe de innovatiekracht, met name ontstaan door en vanuit de ruimtevaart, terecht kan komen bij het Nederlandse bedrijfsleven. Zij achtte dat van groot belang omdat innovatie en de daaruit voortvloeiende kennisoverdracht kunnen bijdragen aan de Nederlandse concurrentiekracht en afzetmogelijkheden.

In het verslag wordt gesproken over politieke criteria, onder andere concentratie op deelname aan de ESA en versterking van de Europese samenhang. Wil de minister daarop nader ingaan?

Wat betreft het belangrijke en interessante Galileoprogramma had mevrouw Voûte begrepen dat Frankrijk een netwerk van centra wilde hebben. Wat vindt de minister daarvan? Zijn er al plannen? Hoe passen die in het kader van de doelmatigheid? Kan ook worden aangegeven of dat netwerk ten koste zal gaan van bijvoorbeeld Noordwijk?

Het Galileoprogramma leek haar ook van belang voor de Nederlandse positie op het gebied van zonnepanelen. Zoals het er nu naar uitziet, kunnen die over zo'n vijf jaar kansrijk zijn mits er subsidies bij komen. Denkt de minister ook dat dit programma kan bijdragen aan de verdere verbreiding van zonnepanelen?

Mevrouw Voûte onderkende het belang van een juste retour voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar een discussie over 0,98% of 0,99% vond zij toch wel wat geneuzel.

Ten slotte vroeg zij hoe de minister het MKB ondersteunt om te participeren in Galileo, ARTES 3 en VEGA.

Mevrouw Wagenaar (PvdA) memoreerde dat de minister enige tijd geleden is gevraagd om criteria voor deelname te beoordelen, maar haars inziens zijn die nu wel heel summier geformuleerd en gaan ze nogal kort door de bocht. Moeten de projecten aan alle criteria voldoen? Moeten de criteria bij elkaar worden opgeteld of zijn het uitsluitende criteria? Een volgens haar belangrijk criterium mistte zij wel, nl. de spin off naar het Nederlandse bedrijfsleven. Als zoveel geld aan dit soort programma's wordt besteed, moet die spin off, in het bijzonder richting MKB, er toch wel zijn. Daarbij dacht zij zowel aan een bijdrage aan R&D als een aan werkgelegenheid.

Aan twee programma's neemt Nederland niet deel, zoals het ISS, waaraan het Nederlandse bedrijfsleven, zij het in zeer beperkte mate, wel deelneemt en het microgravity programme. Zij heeft begrepen dat Nederland nog wel in een latere fase kan instappen. Overweegt de minister dat en, zo ja, gaat dat dan meer kosten? Voor alle duidelijkheid merkte zij nog op dat haar fractie daar niet veel voor zal voelen.

Wanneer zal de volgende ESA-ministersconferentie plaatsvinden? Is het niet verstandig om maatschappelijke instanties, zoals de NISO, de AWT en het betrokken bedrijfsleven, organisaties tijdig in de gelegenheid te stellen te reageren en duidelijk te maken wat hun inzet kan zijn bij alle programma's die dan weer op de agenda staan?

Ten slotte sloot mevrouw Wagenaar zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Voûte over het MKB en de zonnepanelen.

De heer De Haan (CDA) vroeg zich af waarom Nederland niet, althans voorlopig niet, heeft ingetekend op het microgravity programma, temeer omdat ook hem dat van groot belang voor het MKB leek en leek te voldoen aan in ieder geval enkele uitgangspunten die de regering hanteert. Waarom is dat voorbehoud gemaakt en wat zijn de kansen om later alsnog in te schrijven?

Ook hij vond het van belang van de minister te vernemen in hoeverre de programma's een spin off hebben naar de rest van de industrie, eigenlijk toch een van de belangrijkste redenen voor de Nederlandse overheid om te participeren en bij te dragen. Programma's behoren externe effecten te hebben die niet kunnen worden toegerekend aan het bedrijf dat die indirecte subsidie ontvangt.

Nederland schrijft voor 0,94% in in het ISS-exploitatieprogramma, terwijl het Nederlandse retourpercentage ligt op circa 3,5. Er wordt gesteld dat die retour in overeenstemming moet worden gebracht met de Nederlandse bijdrage, maar je zou ook andersom kunnen redeneren en stellen dat de Nederlandse bijdrage in lijn moet liggen met het retourpercentage. Wat is de reactie van de minister daarop?

De heer De Haan zou graag nadere informatie krijgen over de besluitvorming inzake het satellietnavigatieprogramma Galileo op de Transportraad van juli 1999. Hoe staat het daar nu mee? Hoever staat het met de Nederlandse participatie in de ondersteunende programma's in het Arianeproject en het lanceerprogramma VEGA.?

Welke problemen zijn er voor de toetreding van Portugal?

Evenals mevrouw Voûte verzocht de heer De Haan enige nadere informatie over het Franse idee voor dat netwerk van technische centra. Probeert Frankrijk daarmee de zaken wat naar achteren te schuiven?

Uit de stukken zou hij de indruk kunnen krijgen dat Spanje een vetorecht opeist. Hij leest daarin over een compromis in die zin dat de DG de Council voorstellen gaat voorleggen. Wat is de waarde van dat compromis en is ook de minister niet van mening dat dergelijke programma's niet door veto's getroffen mogen worden?

De heer Van Walsem (D66) had zich altijd warm voorstander betoond van een Nederlandse bijdrage aan Europese ruimtevaartprojecten en was daarom verheugd dat de bezuiniging, waarvan de vorige keer sprake leek, niet door is gegaan. De Europese ruimtevaart is niet alleen van belang voor het behoud en het uitbouwen van hoogwaardige kennis bij de Nederlandse industrie en R&D-instellingen, maar ook om ervoor te zorgen dat Europa een ruimtevaarttechnologie in eigen huis heeft en dus ook onafhankelijk satellieten kan lanceren. Dat de ESA daarin redelijk succesvol is, ook commercieel gezien, deed hem dan ook deugd. Wel verwonderde het hem dat het nog steeds niet zonder overheidsbijdragen kan en dat zelfs nog steeds geld moet bij commerciële lanceringen, ondanks het feit dat ESA-lanceringen de goedkoopste zijn in de wereld.

De heer Van Walsem memoreerde dat hij de vorige keer heeft gevraagd naar bijdragen van andere ministeries. In de notitie wordt onder andere VW genoemd, maar hij miste met name VROM die de vorige keer overwoog om zijn bijdrage aan de aardoppervlakteobservatie in te trekken. Hij had zich daar zeer aan geërgerd. Is de minister bereid contact met haar collega van VROM op te nemen om te voorkomen dat dit doorgaat?

Antwoord van de regering

De minister dankte de commissie voor de complimenten voor de verslaglegging en de ondersteuning van het beleid terzake. Zij vond het altijd moeilijk om uit te leggen dat, hoewel er langzamerhand steeds meer commerciële toepassingen zijn, er nog altijd heel veel overheidsgeld bij moet. Maar men moet zich realiseren dat er nog geen geheel commerciële activiteiten zijn en dat het altijd combinaties zijn van wetenschap of testen of het opstarten van nieuwe activiteiten. Overigens was zij het er wel mee eens dat het commerciële deel op termijn kostendekkend moet zijn. Daarna zal er een moment komen waarop de toepassing is uitontwikkeld en helemaal commercieel zal zijn.

Voor de vorige conferentie had zij gesteld dat zij er nogal sceptisch tegenover stond, maar uiteindelijk was het haar zeer meegevallen. Op bijna alle terreinen zijn er voldoende financiële toezeggingen gedaan om de programma's te laten starten. De Kamer heeft al vernomen welke bijdragen de Nederlandse regering heeft toegezegd. Zo is bijvoorbeeld voor 3% ingetekend op het aardobservatieprogramma, het maximale percentage binnen het afgesproken mandaat.

Het speet haar zeer dat het op de conferentie niet is gelukt overeenstemming inzake VEGA te verkrijgen en zelfs tot op heden niet. Frankrijk wilde er pas aan als aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan. Er is een werkgroep ingesteld om te bezien of dat kon en na rapportage heeft Frankrijk kort geleden meegedeeld dat het niet in VEGA zal deelnemen. Vervolgens heeft Italië afgehaakt. Tot mei 2000, als de bindende industrieofferte verloopt, hebben ESA en de geïnteresseerde landen, waaronder Nederland, de tijd om alsnog een bevredigende oplossing te vinden.

Op de conferentie zijn een aantal afspraken gemaakt en enkele besluiten genomen. Allereerst over de door ESA tezamen met de Europese Unie te formuleren Europese ruimtevaartstrategie – de minister deelde de wens van een onafhankelijke eigen Europese strategie – vervolgens over het opzetten van een netwerk van Europese testcentra op ruimtevaartgebied, waaronder ESTEC en over het creëren van meer flexibiliteit in de financiële spelregels van ESA.

Ter gelegenheid van de opening van het international astronautical congress in Amsterdam had de bewindsvrouwe gezegd dat ruimtevaart en het gebruik daarvan steeds meer maatschappelijk ingebed moet worden, dus als het ware met beide benen op de grond hoort te staan. Er is ook toenemende mate van spin-off, ook naar het MKB, zie het recente boekwerkje van de ruimtevaartbedrijven met een groot aantal voorbeelden. In de praktijk blijkt dat ruimtevaarttechnologie in toenemende mate wordt benut, ook door overheden, waarbij kan worden gedacht aan een wereldwijde klimaat- en milieumonitoring met behulp van satellieten, aan wetenschappelijk onderzoek, onder meer om aardbevingen te voorspellen, aan apparaten voor satellietnavigatie in auto en vrachtauto, soms omdat de gebruiker dat prettig vindt, maar soms ook omdat het voor overheid informatie verstrekt, zoals in de sfeer van rekeningrijden en variabilisatie.

Hoewel de benutting duidelijk toeneemt, moest zij toch erkennen dat het moeilijk is om ministeries als OS, VROM en LNV betrokken te houden bij aardobservatie. Het gaat meer haar collega van VW aan, maar zij zal haar graag ondersteunen in het onder de aandacht brengen van het belang van die aardobservatie voor met name die beleidsterreinen. Deze ministeries hebben tot nu toe uitgesproken dat zij wel belang hechten aan gebruik van de gegevens, maar ook dat zij zich niet verantwoordelijk voelen voor de daarvoor benodigde infrastructuur. Zo draagt OS niet bij aan ESA-programma's, komen VROM en LNV wel de overeengekomen medefinancieringsverplichtingen van het ENVISAT-programma van ESA na, maar willen zij zich, gelet op verplichte bezuinigen, niet opnieuw committeren. Als gevolg daarvan is VROM sedert enkele jaren ook niet meer betrokken bij de uitvoering van het beleid en ook uit de ICR gegaan.

De minister onderstreepte vervolgens dat met name ARTES 3, Galileo en, als dat doorgaat, VEGA juist interessant zijn voor het MKB, omdat zij kleinere subsystemen bevatten die door het MKB geleverd kunnen worden. In de aanloop naar volgende ministeriële ESA-conferentie, die over twee jaar zal plaatsvinden, zal het beleid geëvalueerd worden en zal de rol van het MKB daarin worden meegenomen. Zij zegde toe de Kamer daarover ruim tevoren op de hoogte te stellen. Via het NIVR worden bedrijven, dus ook het MKB, gestimuleerd om speciaal op de dual use van programma's te letten, zowel voor ruimtevaart als voor commerciële toepassingen. Dat is ook een van de criteria voor financiering uit het ruimtetechnologieprogramma. Geconstateerd kan worden dat het MKB er in toenemende mate betrokken bij raakt. Zij begreep echter heel goed de boodschap van mevrouw Voûte, nl. om het MKB behulpzaam te zijn bij het voldoen aan criteria. Zoals bekend maakt het NIVR een omslag door en zij was bereid ook deze boodschap daar in te brengen, want zij erkende dat het een goede zaak zou zijn als zoveel mogelijk Nederlandse bedrijven worden gestimuleerd en gesteund om mee te doen in deze ook qua kennis belangrijke programma's.

Volgens de bewindsvrouwe was het NIVR ook van belang voor het bevorderen van de spin-off, zoals het organiseren van symposia, bijvoorbeeld in samenwerking met de FME, door publicaties in vakbladen waar ook andere technologen in kijken, opdat men kan zien wat er gemaakt wordt en hoe men het kan gebruiken. Bovendien is Nederland aangesloten bij het door ESA opgezette programma TEST (Transferable European Space Technologies). De TEST-brochures worden vervolgens weer via de FME en de NIVR verspreid. Kortom, er wordt alles gedaan om kennis bekend te maken bij bedrijven, opdat zij daarop kunnen inspelen.

Er is dus besloten tot een netwerk van onderzoek- en testcentra op het gebied van de ruimtevaart, waarvan inderdaad de ESA-faciliteiten, waaronder ESTEC, als nationale agentschappen deel uit zullen maken. Dat netwerk behoefde in de ogen van de minister geen bedreiging te zijn voor ESTEC, maar kan zelfs een kans zijn, mits het goed wordt gedaan. Zonder zo'n netwerk is het risico groot dat grote landen niet meer van de ESA-faciliteiten, zoals ESTEC, gebruik willen maken. Echter, haars inziens zouden daaraan wel enkele voorwaarden moeten worden verbonden, zoals volledige transparantie – nationale centra moeten echt openheid van zaken geven over hun kostenstructuur, want er mag geen oneerlijke concurrentie ontstaan met instellingen die daar nu al zo open over zijn, zoals ESTEC – er moet sprake zijn van reciprociteit – nationale centra kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van ESA-programma's, maar dan ook vice versa – bovendien het ontstaan van enige wederzijdse afhankelijkheid en complementariteit, de centra moeten elkaar natuurlijk zo veel mogelijk aanvullen en elkaar zo min mogelijk overlappen. Wat dat betreft doet ESTEC het heel goed; binnen ESA is het nog steeds het kennis- en testcentrum voor het management van ESA-programma's en het testen van grotere applicaties. In die zin kan het netwerk, mits wordt voldaan aan de zojuist genoemde voorwaarden, ook heel goed een kans voor ESTEC zijn om zijn activiteiten uit te breiden.

Galileo biedt de industrie zeker kansen voor de zonnepanelen voor ander gebruik dan in de ruimtevaart. Overigens kan dat worden gezien als spin off van de ontwikkeling van zonnepanelen die in de ruimtevaart worden gebruikt. Nu alleen nog de omslag dat de technologie zo goedkoop wordt dat zonnepanelen concurrerend worden met andere vormen van duurzame energie. Men is nu bezig met de voorstudies voor het bepalen van de industriële posities. Er zijn wel degelijk kansen, al kon de minister nog niet inschatten hoe de posities uiteindelijk zullen worden.

Zij was het zeker niet met mevrouw Voûte eens dat praten over een verschil van 0,01% geneuzel is, want gecumuleerd over een groot aantal jaren gaat het om zeer aanzienlijke bedragen. Overigens wil Spanje een return van 1%, hetgeen een heel groot verlies aan flexibiliteit zou betekenen. Ook zouden de werkpakketten zo moeten worden verdeeld dat iedereen op 1% uitkomt en dat valt nauwelijks te realiseren. Daarom is het Spaanse verzoek ook verworpen.

In de richting van mevrouw Wagenaar merkte zij nog op dat criteria, zoals zij altijd al heeft gezegd nooit statisch zijn en dat nieuwe ontwikkelingen kunnen leiden tot aanpassing. Uiteindelijk worden ze gebruikt om industriële ruimtevaartactiviteiten te wegen. Maar het criterium van een spin off is wel lastig in te vullen als een programma wordt opgesteld, want die spin off wordt pas op een later moment zichtbaar. In die zin kan geen enkel criterium als absoluut criterium worden gehanteerd. Prioriteiten kunnen dan worden gesteld op basis van het aantal criteria waaraan programma's voldoen.

Vanwege de budgettaire druk en op basis van de criteria heeft Nederland zich niet ingeschreven op het micrograviteitprogramma. Dat was voor meer landen het geval en daarom is voorlopig tot een aanvulling van het EMIR 2 besloten. Om dezelfde redenen kon Nederland ook daaraan niet deelnemen. Het is echter een belangrijk programma en er zal dan ook moeten worden bezien of er binnenkort ruimte kan worden gevonden om er alsnog op in te schrijven.

Op de volgende ESA-conferentie zal ongetwijfeld de stand van zaken rondom het netwerk op de agenda staan. Er is afgesproken dat ESA meer moet werken aan efficiency en het resultaat daarvan zal dan ook getoetst worden. Bovendien moet de nieuwe industriepolitiek van ESA worden vastgesteld en de minimale retourcoëfficient en zal de samenwerking tussen de Europese Unie en ESA gestalte moeten krijgen en uiteindelijk moeten leiden tot een European Space Strategy. Ten slotte zullen er programma's aan de orde komen als Science, het wetenschapsprogramma, het gebruik van het ISS, de aardobservatie en het vervolgprogramma microgravity.

De minister merkte op dat Nederland wel degelijk aan het ISS meedoet, maar dan meer om politieke redenen: het is allergrootste R&D-samenwerkingsproject. Deelname is niet omvangrijk (1%) om industrieel-technologische redenen, maar met name het MKB kan zeer interessante werkpakketten verwerven zoals Bradford en Satellite Services.

Toetreding van Portugal was haars inziens geen probleem, want de laatste fase van de onderhandelingen is aangebroken.

Ten slotte zegde de minister desgevraagd toe over zo ongeveer een jaar te komen met een tussentijdse rapportage over de NISO, de NIVR en de participatie van het MKB.

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M.B. Vos (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Van Baalen (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Koenders (PvdA), Udo (VVD), Hamer (PvdA).

Naar boven