Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 24445 nr. 68 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 24445 nr. 68 |
Vastgesteld 24 november 2003
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 hebben op 4 november 2003 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:
– de brief van de minister van VROM van 21 mei 2002 met reactie op een brief van de gemeente Heythuysen van 18 maart 2002 over stankoverlast door de pluimveehouderij (LNV0200424);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 15 mei 2003 met kabinetsreactie op de nota «Geurbeleid baseren op gebiedseigen lucht» (LNV0300683);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 27 juli 2003 met lijst van vragen en antwoorden over de nota «Geurbeleid baseren baseren op gebiedseigen lucht» (28 600-XI, nr. 118);
– de brief van de staatssecretaris van VROM en de minister van LNV van 11 september 2003 over de zonering voor de beoordeling van ammoniakemissies van veehouderijbedrijven in het kader van de Vogelen Habitatrichtlijn (24 445, nr. 65);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 6 oktober 2003 over agrarische stankwetgeving (LNV0300664);
– de brief van de minister en staatssecretaris van VROM van 17 oktober 2003 over de herijking van de VROM-regelgeving (29 200-XI, nr. 7, met name paragraaf 4.6);
– de brief van de staatssecretaris van VROM van 20 oktober 2003 over verschillend gehanteerde cijfers bij zonering voor de beoordeling van ammoniakemissies van veehouderijbedrijven in het kader van de Vogelen Habitatrichtlijn (24 445, nr. 66);
– de nog te ontvangen brief van de staatssecretaris van VROM over de laatste stand van zaken stank- en ammoniakbeleid naar aanleiding van een verzoek van de vc LNV.
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Koopmans (CDA) noemt vijf criteria die in dit verband van groot belang zijn: het Nederlandse platteland moet van het slot af, regelgeving en bureaucratie moeten worden verminderd, de Europese doelstelling van 128 kiloton in 2010 moet worden gehaald, de doelstelling uit het NMP-4 van 100 kiloton is slechts een streven, en betaalbaarheid.
Op het gebied van het stankbeleid is volgens de heer Koopmans sprake van een wirwar. Knelpunt is dat in de Wet stankemissie de cumulatie aanwezig blijft voor extensiveringgebieden, terwijl deze bij de andere gebieden pas vervalt als er een reconstructieplan is. Door dit alles blijft het platteland op slot, of duurt het veel te lang voor het slot ervan afgaat. De heer Koopmans pleit derhalve voor één wet, dus een wet zonder cumulatie voor het hele land, één wet waarin alle woningen in het buitengebied onder dezelfde bescherming vallen, alsof het bedrijfswoningen zijn. Als dat alles niet mogelijk is, komt er wat hem betreft geen wet, wat betekent dat er in de milieuvergunning algemene regels komen, waarbij de gebruikelijke grenswaarden en kritische waarden kunnen worden ingebracht, ter voorkoming van stank. Tegelijkertijd vraagt de heer Koopmans zich af, of de stanksystematiek in algemene zin geen voorbeeld is van een wet waarin de actio popularis moet worden ingeperkt.
De heer Koopmans vraagt of de bewindslieden het met hem eens zijn dat het generieke beleid op het gebied van ammoniakemissie voldoet. Het kabinet stelt voor, de motie-Schreijer-Pierik uit te voeren door de naaldbossen uit de werkingssfeer van de wet Ammoniak en veehouderij (WAV) te halen, uitgezonderd de naaldbossen met bijzondere kenmerken. Dit lijkt de heer Koopmans onuitvoerbaar. Hij wil het kabinet wel vastpinnen op de in de brief genoemde resultaten: als gevolg van de voorstellen van het kabinet gaat het aantal hokdierbedrijven dat onder de WAV valt met een derde omlaag, terwijl het aantal graasdierbedrijven wordt gehalveerd. Hij vraagt de bewindslieden binnen een paar maanden aan de Kamer te melden, hoe zij dit resultaat denken te bereiken. De heer Koopmans denkt aan robuuste gebieden van minimaal 250 hectare, neergelegd in een kaart die onderdeel wordt van de wet, zodat iedereen in het hele land precies weet, of men onder de werkingssfeer valt.
De heer Koopmans vindt dat de interne buffering bij de aanwijzing van gebieden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet worden meegenomen. Daardoor kan een buffer van 250 meter vanaf de grens van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied voor ammoniak worden aangewezen, waarbinnen nieuwe vestigingen zijn uitgesloten, en waarbij voor uitbreiding het gecorrigeerde emissieplafond geldt. 250 meter intern en 250 meter extern leiden tot een complete buffering van 500 meter, wat aansluit bij de wetenschappelijke rapportages van het RIVM. Verder heeft het als sympathiek voordeel dat het qua meters exact aansluit bij de WAV-gebieden.
De heer Koopmans kiest wat de NEC-richtlijn betreft voor dezelfde systematiek: 250 meter intern, en 250 meter extern. In de kabinetsbrief wordt voor de gebieden in het kader van de NB-wet gesproken over de depositienorm van 15 moll, met een afstandscriterium van 3000 meter. Dit past volgens hem niet meer in de breed gedragen emissieaanpak die al jarenlang bestaat, en die veel succesvoller is. Hij vraagt het kabinet, dat onderdeel uit de NB-wet te halen en daarin op te nemen dat het beoordelingskader van de WAV ook gaat gelden voor de NB-wet. De reconstructie, de herstructurering van de veehouderij en de dynamiek van de individuele ondernemer bieden grote mogelijkheden. Een terugtredende overheid, die eenvoudige kaders stelt, doelen formuleert en ondernemers laat investeren, is de lijn waarlangs de heer Koopmans wil opereren. Het investeren door ondernemers in technische voorzieningen die de ammoniakuitstoot beperken, is te verkiezen boven dure overheidssubsidies voor verplaatsing. Alleen op die wijze is een succesvolle intensieve veehouderij, duurzaam producerend binnen Europese normstelling mogelijk.
De heer Waalkens (PvdA) beoordeelt de kabinetsbrief in hoofdlijnen positief. Het fundament van de WAV, gebaseerd op generiek beleid, specifiek beleid en gebiedsgericht beleid is een uitgangspunt dat hem bindt met de brief en de WAV. Hij heeft wel twijfels over de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de EU-richtlijnen, waarbij hij verwijst naar het fiasco met de Nitraatrichtlijn. In afwachting van dingen die nog gaan komen, stelt hij vast dat bij de reconstructie in Brabant een uitstap is gemaakt naar Cork om het Convenant van Cork te sluiten, om vast te stellen dat de reconstructie een essentiële voorwaarde is voor het revitaliseren van het platteland, waarbij de WAV als uitgangspunt is te hanteren. Hij is blij met de insteek van het kabinet om kwetsbare gebieden een beschermingsregime mee te geven.
De heer Waalkens is ronduit negatief over het schrappen van de naaldbossen, dat zorgt voor het vastlopen van de reconstructie en voor het geven van onmogelijke opdrachten aan de provincies. Hoe moeten de naaldbossen worden onderscheiden van overige bossen? Vindt het kabinet dat naaldbossen niet kwetsbaar zijn, ook niet als daar zeldzame soorten aanwezig zijn? Hij kan zich dat niet voorstellen. Het kabinet schat onjuist in dat de overige natuur voldoende wordt beschermd door het generieke emissiebeleid. Volgens de heer Waalkens is daarbij op zijn minst sprake van misleiding. Het ammoniakbeleid heeft inderdaad consequenties voor de bedrijfsvoering, maar dat moet wel in de juiste context worden geplaatst. In de voorgestelde zoneringen zijn de bedrijven immers vrij om door te gaan. Echter, bij bedrijfsveranderingen zullen zij zich moeten aanpassen. Het Rijk kan en moet zich onder andere via de reconstructie faciliterend opstellen. De 700 mln euro, onderverdeeld naar natuur en reconstructie, geven grote mogelijkheden. De heer Waalkens vraagt zich af, of de doelstelling van 114 kiloton in 2010 als aandeel van landbouw in de emissie, wel wordt gehaald.
Een ander punt dat de heer Waalkens zorgen baart, is het ammoniakgat, waarover in de brief met geen woord wordt gerept. Rekent het kabinet zich niet te rijk? Het kabinet is voornemens, het landenquotum toe te delen aan gebieden. Wat zijn dan de reductiedoelstellingen per tijdseenheid tot 2010? Als de zoneringen rond de gebieden van de Vogel- en Habitatrichtlijn worden aangepast, is dat strijdig met deze richtlijn. Als de IPPC-richtlijn wordt toegepast op bedrijven, moeten de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden meegenomen. Als de zoneringen kleiner worden gemaakt, is de kans dan niet groter dat er veel meer individuele toetsing komt? Hij kiest voor een beheersregime rondom de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Het verder uitkleden van de WAV leidt tot frustratie en rechtsonzekerheid, tot onmogelijke opdrachten aan de provincie en aan reconstructiecommissies, en het overtuigt niet. De heer Waalkens pleit ervoor, te stoppen met de verdere invulling van de contraproductieve, domme motie-Schreijer-Pierik. Er is evenwicht tussen ambities en middelen.
De heer Waalkens benadrukt dat de stankwetgeving een aantal consequenties heeft die op zijn minst conflicteren met datgene, wat wordt gewenst voor het platteland. Daar waar stankcirkels ervoor zorgen dat het bouwen in kleine kernen niet zijn beslag kan krijgen en dat de leefbaarheidsvoorzieningen in het gedrang komen, moet de stankwetgeving worden aangepast. Hij pleit voor één stankwetgeving, mogelijkerwijs met regionale invulling.
De heer Oplaat (VVD) is in opperste verwarring. Om te beginnen vindt hij de kabinetsbrief ronduit teleurstellend. Hij begrijpt niet dat de bewindslieden de motie-Schreijer-Pierik niet gewoon uitvoeren zoals is afgesproken. 5600 bedrijven gaan op slot. Hoewel hij zich onder Paars altijd heeft verzet tegen de ammoniakwetgeving, moet hij dat nu blijkbaar nog steviger doen. Hetzelfde geldt volgens de heer Oplaat voor de Stankwet. De reconstructie loopt achter op schema: er zijn te weinig financiële middelen, en verschillende partijen beginnen de animo te verliezen. De reconstructie lijkt een te ambitieus project te zijn geweest. Belangrijk is dat er realistische ambities worden gesteld, zodat kabinet en Kamer niet opnieuw worden ingehaald door de realiteit. Er mogen geen claims op plattelandsgebieden worden gelegd als het kabinet de betrokken boeren geen mogelijkheid meer geeft om ondernemer te zijn. De ingeslagen weg is een doodlopende weg voor iedere ondernemer als wordt vastgehouden aan het kabinetsvoorstel. Het reconstructieproces is al zo ingewikkeld, en wordt steeds meer bemoeilijkt door de Vogel- en Habitatrichtlijn, door de IPPC-richtlijn, de Natuurbeschermingswet, de WAV, de Stankwet enzovoorts. De heer Oplaat onderstreept dat hij geen zones wil rond Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, aangezien dat nergens in de richtlijn wordt vermeld.
De heer Oplaat vindt dat het zoneringsbeleid moet zijn gericht op de bescherming van de daadwerkelijk aanwezige kwetsbare natuurwaarden, zoals afgesproken in het regeerakkoord: 250 meter rond te beschermen zeer kwetsbare natuur. Volgens alle rapporten moet rekening worden gehouden met milieurendement, dat uiterst gering, en vanaf 500 meter zelfs verwaarloosbaar is. De Wet stankemissie veehouderijen in ontwikkelingsgebieden is op 1 mei 2003 in werking getreden, maar zij kan pas echt worden toegepast nadat de reconstructieplannen door het kabinet zijn goedgekeurd. De cumulatiebeoordeling en de categorie-indelingen blijven voorlopig overal van kracht. Gelijktijdig met de wet zijn nieuwe omrekeningsfactoren ingevoerd, die ongunstig uitpakken voor kalverhouders, zeugenhouders, geitenhouders en een aantal pluimveestallen. Nieuwe omrekeningsfactoren gelden ook voor de niet-concentratiegebieden. Zowel daarbinnen als daarbuiten ondervinden veehouders echter wel de negatieve gevolgen van aanscherping van omrekeningsfactoren, terwijl zij nog geen gebruik kunnen maken van de inverdieneffecten uit de nieuwe wet. De nieuwe omrekeningsfactoren hebben ook gevolgen voor de gemeentelijke bouwplannen, aangezien zij vaak leiden tot grotere cirkels. Hierdoor ontstaan zogenaamde overbelaste situaties. Bij de invoering van nieuwe omrekeningsfactoren is niet voorzien in een overgangsregeling voor de lopende vergunningaanvragen.
In het regeerakkoord wordt vermeld dat de ambities en de wensen ten aanzien van de reconstructieplannen in evenwicht moeten worden gebracht met de middelen, en dat de consequenties niet zullen worden afgewenteld op het bedrijfsleven. Ook zal de WAV zodanig worden vormgegeven, dat deze is gericht op de zeer kwetsbare natuur, zoals is verwoord in de motie-Schreijer-Pierik. De heer Oplaat voorziet over de naaldbossen een oeverloos gesoebat voor de rechter, aangebracht door allerlei milieuorganisaties. De berichten uit het kabinet geven een heel andere koers aan ten opzichte van het regeerakkoord.
De heer Oplaat concludeert het volgende. De zonering van 250 meter dient te worden beperkt tot de zeer kwetsbare gebieden, zoals in het regeerakkoord is afgesproken. Geen zonering rond de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, geen geld, geen claims, en duidelijkheid over de nieuwe middelen en de strategie. Aanpassing van de Stankwet voor heel Nederland, of niet. Als de huidige voorstellen worden omgezet in een wetsvoorstel, zal hij zijn fractie adviseren tegen de wet te stemmen.
De heer Van der Vlies (SGP) memoreert dat de voorgeschiedenis van dit dossier heel intensief is geweest. Doelstelling van het algemeen overleg lijkt hem te zijn dat er eindelijk eens duidelijkheid en zekerheid komt op bedrijfsniveau, en voor de diverse reconstructiegebiedscommissies. Zij formuleren een intensief proces voor de regio, waarbij velen betrokken zijn en waarin velen investeren. Als daarmee iets gebeurt, moeten betrokkenen terug naar af, wat moet worden voorkomen.
De heer Van der Vlies heeft altijd de volgende lijn aangehouden: wat moet dat moet, en wat niet per se hoeft, dat gebeurt dus maar niet. Daarom is zijn fractie steeds kritisch geweest op enkele punten: 250 meter zonering naar 500 meter zonering, kwetsbare c.q. zeer kwetsbare gebieden en de stankcirkeldiscussie. Doelen moeten haal- en betaalbaar zijn, plannen moeten daarop zijn afgestemd, en er dient liefst een verbreding van de verantwoordelijkheid plaats te vinden. De heer Van der Vlies volgt met grote nauwlettendheid de ontwikkelingen rond het stank- en ammoniakbeleid, het daaraan verbonden reconstructiebeleid en de vorming van de ecologische hoofdstructuur, met de daarbij behorende robuuste verbindingen. Aangezien in het beleid ook rekening moet worden gehouden met de Natuurbeschermingswet, de Vogel- en Habitatrichtlijn en de IPPC-richtlijn wordt duidelijk dat kabinet en Kamer te maken hebben met een heel complexe materie, waarin alles met alles samenhangt. Vereiste is een zo eenvoudig mogelijke regelgeving.
De heer Van der Vlies verwijst naar de brief van staatssecretaris Van Geel van 20 oktober 2003, waarin onder andere staat: het betreft voorlopige berekeningen, waarbij er inschattingen zijn gemaakt, onder meer van mogelijke overlap tussen zones. Wat te doen met het beeld van het reconstructieplan Gelderse Vallei? Volgens de bijgeleverde kaart blijven er maar twee gebieden over waar de landbouwsector niet wordt geconfronteerd met de regelgeving, namelijk het weidegebied boven Amersfoort en het gebied ten oosten van Barneveld. Van de 4300 agrarische bedrijven die in dat plangebied liggen, zullen er rond de 2900 in de 1500-meterzone terechtkomen, wat de heer Van der Vlies een geweldige impact vindt. Daaraan moet wat worden gedaan, want die onzekerheid kan niet langer voortduren. Overwogen zou kunnen worden, de kleinere te beschermen gebieden uit te zonderen, ten faveure van de robuuste gebieden. De motie-Schreijer-Pierik dient onverkort te worden uitgevoerd. De klomp van de heer Van der Vlies brak toen hij las dat de indeling in kwetsbare en zeer kwetsbare gebieden niet kan worden gehanteerd. De stankfactoren dienen niet te worden toegepast bij de vergunningverleningen, totdat de reconstructieplannen zijn vastgesteld, inclusief de onderliggende wetgeving. De heer Van der Vlies opteert voor één landelijke stankwet.
De heer Van den Brink (LPF) meent dat er iets gedaan moet worden aan natuurontwikkeling, terwijl er daarnaast ruimte moet zijn voor ondernemen. De hamvraag is, of deze twee zaken in een klein land als Nederland wel naast elkaar kunnen bestaan. Als het antwoord bevestigend is, moet één keuze direct worden gemaakt: creëer redelijk aaneengesloten gebieden. De kleine stukjes die anders overblijven, kunnen niet voor landbouw overleven. Dat is niet de bedoeling van de overheid, maar het is wel de uitwerking van het beleid. Het resultaat is dat de landbouw verdwijnt.
De heer Van den Brink is het eens met het CDA, dat voor het stankbeleid liefst één wet ziet gecreëerd. Als afgeleide daarvan moet de vraag worden gesteld, wat een gebiedseigen lucht is. Het gaat om de vraag, wie je in een bepaald gebied wilt laten ondernemen, waar dat moet gebeuren en welk gedrag daarbij hoort. Hij onderstreept dat daarbij altijd diegenen voorrang hebben die daar hun brood moeten verdienen. Brood op de plank gaat wat hem betreft voor alles. De heer Van den Brink benadrukt, blij te zijn met de motie van mevrouw Schreijer-Pierik. Wel waarschuwt hij het CDA, niet af te glijden naar een ander standpunt.
De heer Van den Brink meent dat de regering de bevolking op het gebied van ammoniak en stank bang heeft gemaakt. Hij zal overigens de laatste zijn die beweert dat ammoniak geen invloed heeft op het milieu, gelet op de neerslag van stikstof. Het gaat erom dat de overheid haar beleid zo wil inrichten dat binnen het beleid ruimte is voor ondernemers, naar aanleiding waarvan de kaders worden vastgesteld. Of is het omgekeerd: eerst kaders stellen, en dan kijken of er ook nog kan worden ondernomen? Als het laatste het geval is, verfoeit de heer Van den Brink dat.
De heer Van den Brink kreeg over geuremissie hoop toen minister Veerman tijdens de laatste landbouwbegroting zei dat niet alles wat wetenschappelijk is vastgesteld, waar is. Hij hoopt dat dit rapport er één van is.
Het antwoord van de bewindslieden
De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer onderstreept dat hij zich er buitengewoon van bewust is dat duidelijkheid op dit dossier belangrijk is. De intentie is om er nu snel uit te komen; daarnaast hebben de bewindslieden een luisterend oor. De destijds door IPO voorgestelde oplossing bestaat uit de instelling van zones van 250 meter rond zeer kwetsbare gebieden, gecombineerd met een standstill. Drie jaar na dato is de noodzaak om tot snelle besluitvorming te komen nog steeds aanwezig.
De staatssecretaris kan zich zeer goed vinden in de door de heer Koopmans geformuleerde criteria. Hij kan zich verder vinden in de door de heer Koopmans bepleite één-wet-of-geen-wet-benadering, zij het dat hij het zou betreuren als de stankniveaus op gemeentelijk niveau aan de orde komen. Zijn lijn zou kunnen zijn, de reconstructie als uitgangspunt te nemen. Het proces om daartoe te komen, duurt minstens tien tot twaalf jaar, dus als een en ander is uitgevoerd, mag een duurzame situatie worden verwacht, die met de rest van Nederland vergelijkbaar is. Dan zou kunnen worden overwogen, hierop de Stankwet niet van toepassing te laten zijn. Het bekijken van knelpunten is volgens de staatssecretaris iets anders dan het voeren van een één-wet-of-geen-wet-discussie. Over uitvoeringsmodaliteiten kan altijd worden gesproken, zonder vooruit te lopen op een uitkomst daarvan. Randvoorwaarden zijn verder dat het reconstructieproces niet wordt vertraagd, de inhoudelijke doelstellingen niet ter discussie staan en de drie zoneringen evenmin ter discussie staan. In reactie op vragen over eventuele tijdgaten merkt hij op dat op grond van de Wet milieubeheer de vergunningen moeten worden getoetst op basis van de meest recente informatie.
De staatssecretaris stapt vervolgens over naar de algemene lijn in het ammoniakbeleid. Er hoeft geen twijfel over te bestaan dat het NEC-plafond van 128 kiloton moet en zal worden gehaald. De meer ambitieuze NMP-doelstelling is een inspanningsverplichting, die mede van belang is omdat na 2010 het pakket verzwaard zal worden. Uit de analyse van het RIVM blijkt dat als het gaat om natuurbeleid het emissiebeleid het allerbelangrijkst is. Hierover is goed overleg gevoerd met de landbouwsector, wat ertoe leidt dat de AMvB huisvesting, één van de sporen om dit te realiseren, zo snel mogelijk in werking moet treden. Het kabinet is van plan, daarop hoog in te zetten. De praktische problemen die daarbij bestaan, zullen met elkaar moeten worden opgelost. Daarbij zal erop moeten worden gelet dat niemand op onnodige kosten wordt gejaagd. Hierover bestaat de afspraak dat het kabinet bereid is, in de overgangstermijn soepelheid te betrachten, dit in samenhang met de wetgeving rond het dierenwelzijn. Als de evaluatie er is – de staatssecretaris gaat ervan uit dat die positief is – kan dat soepeler worden toegepast. Daarbij is het veevoederspoor van zeer groot belang, evenals aanscherping van de mestuitrijregels.
Over het «ammoniakgat» merkt de staatssecretaris op dat de berekeningen conform de NEC-richtlijn worden uitgevoerd. Hij is ervan overtuigd dat dit op een correcte manier gebeurt. Dit gat wordt ook gevonden in andere landen, waar ook systematisch deposities worden gemeten. In de uitvoeringsnotitie verzurende stoffen, die volgende maand naar de Kamer komt, zal inzicht worden gegeven in de wijze van meten. Dan kan aan het Europese niveau worden vastgehouden, en als daar andere modaliteiten gelden, zal daar tot een oplossing moeten worden gekomen. Dit moet niet op stel en sprong tot Nederlands beleid leiden. De staatssecretaris vat de situatie als volgt samen: de doelstellingen in het kader van de NEC-richtlijnen op het gebied van ammoniak, als één van de weinige verzurende stoffen, worden gehaald. Hij is de sector zeer veel dank verschuldigd voor de ambitieuze aanpak van de problemen.
Het tweede spoor op dit punt is het zoneringsbeleid. Daarbij spelen drie zaken een rol, de WAV, de Vogel- en Habitatrichtlijn en de IPPC-richtlijn. Deze drie zaken moeten worden verenigd in één model, ter wille van duidelijkheid, handhaafbaarheid en goede uitvoering van de geformuleerde doelstellingen. Dat is per definitie lastig. Het alternatief is dat de eigen wetgeving wordt gehanteerd, en dat de bestuursrechter gaat toetsen aan Vogel- en Habitatrichtlijn en IPPC-richtlijn. De agrariërs kan het niet worden aangedaan, te worden overgeleverd aan individuele toetsing van vergunningsaanvragen, waarvan de verwachtingspatronen onduidelijk zijn. Het kabinet wil die problematiek in een zonering aanpakken, zodanig dat er zoveel mogelijk helderheid en rechtszekerheid bestaat voor de agrariërs in die zones. De pogingen om de materie simpeler te maken om zo de agrariërs te beschermen tegen de willekeur die straks wellicht voortkomt uit de rechtsbeoordeling, zijn ingewikkeld.
De staatssecretaris benadrukt dat de zonering in Europa niet is voorgeschreven. Europa wil weten, wat de effecten zijn in bepaalde gebieden op de natuur, waarvoor Nederland een oplossing probeert te zoeken die het makkelijker maakt. Eenvoudig zou zijn om de WAV te hanteren, met een zone van 250 meter, en daarna af te wachten wat er gebeurt, maar dat wil het kabinet de Nederlandse agrariërs niet aandoen. De tweede lijn is de duidelijke uitspraak van de Kamer dat er te veel bedrijven binnen de WAV-zonering vallen. In het Hoofdlijnenakkoord is als oplossing gegeven, dit te spelen over de band van de kwetsbare en zeer kwetsbare gebieden. In maart is al in een brief aangegeven dat er problemen worden voorzien, en dat aan de Kamer ruimte wordt gevraagd om deze op een andere manier op te lossen. Dit is de lijn van de naaldbossen. Materieel gezien houdt het kabinet zich volledig aan het akkoord. De methodiek in het kader van kwetsbaar/zeer kwetsbaar blijkt niet geschikt te zijn voor de bedoelde externe werking, zodat een nieuwe vaststellingsprocedure zal moeten worden doorlopen. Om praktische redenen heeft het kabinet daar moeite mee. Wel is hierdoor de creativiteit geprikkeld om een oplossing te zoeken via de band van de naaldbossen. Het wetgevingskader moet duidelijk zijn, er moeten heldere criteria voor zijn en het moet op kaart worden vastgelegd.
Samenvattend zegt de staatssecretaris dat zonering juist is bedoeld om helderheid te scheppen, maar er kan niet worden ontkomen aan de regelgeving op Europees niveau. Het kabinet heeft een zoneringsvoorstel gedaan dat het minst schadelijk en het meest duidelijk is voor iedereen. De modaliteit is verschoven van kwetsbaar/zeer kwetsbaar naar naaldbossen, maar er is ruimte om te bekijken hoe dat technisch gezien anders kan worden aangepakt.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit meent dat het basisprobleem in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de WAV de vraag is, wat kwetsbaar en zeer kwetsbaar is, welke vraag in het Hoofdlijnenakkoord is beantwoord. Het kabinet heeft ervoor gekozen, de naaldbossen buiten het akkoord te laten. Deze oplossing is veel eenvoudiger dan invulling van kwetsbaar/niet kwetsbaar. Dat er uitzonderingen zijn, wordt erkend. De minister heeft uit de inbreng van de Kamer begrepen dat daar de indruk bestaat dat het kabinet de zaak ingewikkelder wil maken. Als niet voor zonering als oplossing wordt gekozen, betekent dit ten principale dat elke vergunning moet worden getoetst op het criterium uit de Vogel- en Habitatrichtlijn: is er sprake van een significante beïnvloeding door een bepaalde activiteit. Dat is geen aantrekkelijk vooruitzicht voor eenieder die zich in de betrokken gebieden bevindt. Er wordt geprobeerd, door de zonering rechtzekerheid en duidelijkheid te verschaffen dat dat binnen de gestelde grenzen niet nodig zou moeten zijn. De zonering is geen complicatie, maar een heldere set van criteria in de vorm van begrenzingen op kaarten, waarbinnen die vraag op een bepaalde wijze kan worden beantwoord, namelijk niet of wel nodig, afhankelijk van de afstand. De zoneringsgedachte achter de WAV kent een andere connotatie, maar die wet heeft een heel ander karakter. Er zijn nu 11 000 bedrijven op slot; als het zoneringsstelsel wordt doorgevoerd, wordt ingeschat dat het om ongeveer de helft zal gaan. De minister benadrukt dat de 1500 meter geldt voor de IPPC-richtlijn. Daarbij gaat het om de omvangrijkste vorm van bedrijvigheid. De vraag is of de verwachting realistisch is dat veel van dergelijke bedrijvigheid binnen die zone zal worden gesticht. De verwachting is dat de 500 meter niet in overeenstemming zal zijn met de eisen die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn door Brussel worden gesteld. Hoewel iedereen een neus heeft, is wel sprake van verschillende reukervaringen.
De minister onderstreept dat over een en ander overleg is gevoerd met de provincies. Daarbij is hun de vraag gesteld, of zij hier een gat in zien. Dat is niet eenvoudig, maar het gaat om een keuze tussen een aantal moeilijkheden. Het gaat om een zo praktisch mogelijke uitvoering van de motie-Schrijer-Pierik. Samen met de provincies is het kabinet tot de conclusie gekomen dat dat realiseerbaar is. Het is illusoir, over drie maanden met de wet op dit punt te komen. Veel hangt af van overeenstemming met de Kamer.
Er is natuurlijk sprake van een voortschrijdende stand van de techniek, waardoor mogelijke reducties mogelijk zijn. Bij enkelvoudige problemen zou ammoniakreductie een oplossing kunnen zijn. De minister geeft daaraan de voorkeur boven bedrijfsverplaatsing. Hij zal laten nagaan of dat technisch en bedrijfseconomisch realiseerbaar is. Deze oplossing zal niet de panacee van alle kwalen zijn.
Het kabinet probeert met de betrokken regelgeving de beletselen voor de uitvoering van de reconstructiewet weg te nemen. Het regeerakkoord heeft nieuw beleid gebracht, waarmee in de nieuwe plannen geen rekening is gehouden. Het kabinet heeft met de reconstructieprovincies afgesproken dat de planvorming doorgaat. De brief van de bewindslieden is in nauw overleg met de provincies opgesteld. Er is dus geen reden om aan te nemen dat daardoor vertraging optreedt. Wel is nodig dat de fasering van de wetgeving en het gereedkomen van de reconstructieplannen parallel blijven verlopen.
De heer Koopmans (CDA) vindt het memorabel dat de vaste commissie unaniem vindt dat de Stankwet anders moet. De vraag is wel, hoe dat vorm wordt gegeven. Komen de bewindslieden met een voorstel, moet de Kamer met een motie komen of moet er een initiatiefvoorstel worden ingediend? Hij verwijst naar zijn voorstel om bij de Vogel- en Habitatrichtlijn te komen tot een interne en een externe zonering van 250 meter. Voor de IPPC-richtlijn heeft hij een vergelijkbaar voorstel gedaan. Ten slotte verwijst hij naar zijn uitspraak «binnen drie maanden», waarmee hij doelde op het gereedkomen van de kaarten. De provincies zouden daartoe in staat zijn. Dit is volgens de heer Koopmans het maximaal haalbare.
De heer Waalkens (PvdA) constateert dat op zoek zal worden gegaan naar de cumulatieknelpunten bij de uitvoering van de Stankwet, waartoe de staatssecretaris met initiatieven zal komen. Hij wil daar wel een planning voor krijgen. De reconstructie mag niet worden vertraagd. Hij voelt niets voor een wet met kaarten daarin. Er moeten criteria worden benoemd die uitmonden in een uitvoering op regionaal en lokaal niveau. De heer Waalkens neemt aan dat de minister met een praktische invulling komt om de naaldbossen onder de werking van de WAV te laten vallen, voor zover nodig. Wat het perspectief betreft van bedrijven die in gebieden zijn gevestigd waar veel zal gaan gebeuren, kiest hij voor een eerlijk verhaal. Wordt het quotum van 114 kiloton aan landbouwaandeel in de emissie toegewezen aan gebieden en is daar een reductietijdperk bij tot 2010? Ten slotte merkt hij op dat niet alle neuzen zijn gericht op het waarnemen van stank.
De heer Oplaat (VVD) is het wat het stankbeleid betreft eens met de heer Koopmans. Hij vindt dat het ammoniakdossier een hoog fantasiegehalte krijgt. Hij wacht de voorstellen van de bewindslieden af.
De heer Van der Vlies (SGP) meent dat het erom gaat, perspectief te bieden voor de regio's en de agrarische ondernemers daarbinnen, dit alles in een uiteindelijk duurzame context. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij de wet overeind wil houden en de knelpunten wil bekijken. Een van de zaken is dat de cumulatie in de stankregelgeving moet verdwijnen. Verder is de heer Van der Vlies het eens met de opmerking van de staatssecretaris dat het moet gaan om robuuste gebieden. De door hem genoemde aantallen bedrijven passen in het landelijke beeld. Maar hoe pakt dit uit op regionaal niveau, waar een en ander zwaar neerdaalt? De minister heeft gezegd verplaatsing als instrument te willen houden, waarmee de heer Van der Vlies het eens is. De uitspraak van de minister dat verplaatsing wellicht moet worden gematigd als daartoe redenen zijn, leidt de heer Van der Vlies tot de uitspraak dat sprake moet zijn van een redelijke offerte aan de betreffende ondernemers.
De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer markeert de resultaten op het gebied van de stankwetgeving. Met zijn betoog heeft hij het beeld willen relativeren als zou de Stankwet worden afgeschaft. Verder leidt aanpak van de problemen tot wetswijziging, waarnaar hij serieus zal kijken. De Kamer zal daarover zo snel mogelijk, binnen anderhalve week, worden geïnformeerd. Randvoorwaarde is wel dat het proces niet verder wordt vertraagd.
De staatssecretaris heeft begrepen dat de Kamer het tot stand komen van zonering voor de landbouw erg belangrijk vindt. De aanleiding daarvoor was een inhoudelijke discussie over de vraag, wat een significante depositie is. In theorie kunnen kaarten in de wet worden opgenomen, zij het dat de staatssecretaris het buitengewoon zou betreuren als dat de wetgevingslijn op dat terrein wordt. Voor elke detailwijziging zou dan immers een wetswijziging nodig zijn. Er moeten dus gewoon criteria in de wet worden opgenomen, waarbij aandacht moet worden besteed aan de ervaren onredelijkheid rond het instrument van de naaldbossen.
Het A- en B-gebiedenconcept omvatte in het kader van de zonering veel meer dan alleen ammoniak, maar ook cultuurhistorie en andere zaken. Het operationeel maken daarvan, in relatie tot natuur en aanverwante zaken, is volgens de staatssecretaris niet gemakkelijk. Dat de provincies een en ander binnen drie maanden rond hebben, gelooft hij niet.
Het landelijk emissieplafond van 114 kiloton wordt gehaald vanuit generiek beleid. Regionale differentiatie heeft dus geen toegevoegde waarde. Het specifieke gebiedsgerichte beleid heeft primair betrekking op bescherming van de zeer kwetsbare natuur. De staatssecretaris geeft aan dat wetgeving is bedoeld om erger voor de landbouwsector te voorkomen.
De staatssecretaris geeft aan dat anticiperen moeilijk is: er kan niet zomaar worden gezegd dat de wet even niet telt, omdat de overheid dan onmiddellijk vastloopt in elke procedure die loopt. Hij kan geen overgangsregeling beloven, aangezien er een wet is. Gelet op de unanieme steun van de Kamer voor het voorstel van de regering, mag worden verwacht dat parallelle ontwikkelingen mogelijk zijn.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderstreept dat hij «ophoort» van de bewering van de heer Koopmans dat de provincies het gevraagde in drie maanden kunnen leveren. Hij zal dat laten nagaan. Hij benadrukt dat een kaart geen wet is. Het gaat om de wettelijke basis, waarvan de kaart een aanduiding en verduidelijking kan zijn. Over het geheel genomen hebben de provincies het ministerie laten weten dat het voorstel met betrekking tot de naaldbossen uitvoerbaar is. Hoe langer het duurt, hoe langer ook de onzekerheid duurt voor de betrokken bedrijven.
De minister geeft aan dat er meer moet worden getoetst naarmate de zone kleiner is. Het is niet mogelijk, de helft van de 500 meter als interne buffer in de Vogel- en Habitatrichtlijn neer te leggen. Bij de zonering gaat het om de kwetsbaarheid van de gebieden. Delen die niet kwetsbaar zijn, behoeven geen bufferzone, en delen die wel kwetsbaar zijn, behoeven wel een beschermingszone, ook als de kwetsbare delen aan de rand van een Vogel- en Habitatrichtlijngebied liggen. De lijn van het ministerie is: waar mogelijk interne buffers, en waar noodzakelijk externe buffers.
De ondergrens van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden kan niet worden aangegeven. Hoewel dat is geprobeerd, heeft Brussel de Nederlandse regering daarbij op de vingers getikt. Momenteel loopt een tweede ronde, die is aangemeld bij Brussel.
De voorzitter vat een en ander als volgt samen. De bewindslieden komen over 1,5 week met een brief over de Stankwet. Met de provincies wordt bekeken hoe verder kan worden gegaan met de ontwikkeling van de kaarten.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA).
Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Samsom (PvdA).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24445-68.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.