24 445
Mest- en ammoniakbeleid

nr. 67
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2003

Op 4 november jl. hebben de minister van LNV en ik een Algemeen Overleg gevoerd met de vaste commissies voor VROM en LNV. Leden van de commissies hebben aandacht gevraagd voor knelpunten in het reconstructieproces, die ontstaan doordat de werkingssfeer van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden (verder: Wet stankemissie veehouderijen) zich niet uitstrekt tot de extensiveringsgebieden met het primaat wonen. Als gevolg daarvan blijft in deze extensiveringsgebieden de zogenoemde cumulatiebeoordeling van toepassing.

Op dit moment stellen provincies reconstructieplannen op ter bevordering van een goede ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden. Na bekendmaking van de reconstructieplannen zullen twee verschillende beoordelingskaders voor stank van toepassing zijn. Enerzijds het beoordelingskader gebaseerd op de Richtlijn veehouderij en stankhinder 1996 met inbegrip van de jurisprudentie voor de extensiveringsgebieden met het primaat wonen, en anderzijds het beoordelingskader uit de Wet stankemissie veehouderijen voor de andere reconstructiegebieden.

Een aantal provincies vreest knelpunten als gevolg van de verschillen in beoordelingskaders, met name omdat de zogenoemde cumulatiebeoordeling in de extensiveringsgebieden met het primaat wonen wel wordt uitgevoerd. Die provincies neigen er om die reden toe om gebieden rondom woonkernen niet aan te wijzen als extensiveringsgebieden met het primaat wonen. Uw Kamer vindt dit ongewenst.

Ik heb toegezegd te onderzoeken hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost en de Tweede Kamer over die oplossing te informeren. Deze brief voorziet daarin.

Ik zal bevorderen dat de Wet stankemissie veehouderijen wordt aangepast, in die zin dat de extensiveringsgebieden met het primaat wonen onder de werkingssfeer van de Wet stankemissie veehouderijen wordt gebracht.

Daarbij spelen de volgende overwegingen een rol.

De reconstructie van de concentratiegebieden is een dynamisch proces. Als gevolg van de reconstructie en overigens ook van andere ontwikkelingen binnen de landbouw, zal de komende tijd een aantal bedrijven stoppen, terwijl andere juist zullen groeien of worden verplaatst. De reconstructie strekt zich veelal uit over meerdere gemeenten. In het kader van de totstandkoming van het reconstructieplan vindt de integrale afweging plaats met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur van de concentratiegebieden.

In die situatie kan het nadelig zijn dat voor sommige reconstructiegebieden een ander beoordelingskader geldt dan in andere reconstructiegebieden. Een wettelijk beoordelingskader, waarvan gemeenten niet kunnen afwijken, kan dan de voorkeur verdienen boven een niet-wettelijk beoordelingskader, waarbinnen gemeenten ruimte wordt geboden voor eigen beleid en maatwerkoplossingen. Dat speelt temeer nu de ruimte voor oplossingen van individuele knelpunten binnen een reconstructieplan in principe voldoende aanwezig is. Het reconstructieplan zal voldoende waarborgen bieden voor het voorkomen van onaanvaardbare stankhinder in specifieke gebieden. Op basis van de Rijksuitgangspunten voor het opstellen van het reconstructieplan, genoemd in de bijlage bij de Reconstructiewet concentratiegebieden, zal ik toetsen of de reconstructieplannen hieraan in voldoende mate voldoen.

In die zin bestaan er geen overwegende bezwaren om de werkingssfeer van de Wet stankemissie veehouderijen uit te breiden met de extensiveringsgebieden met het primaat wonen. Ik zal de procedure voor de benodigde wetswijziging op gang brengen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven