24 433 (R 1549)
Goedkeuring van het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, met bijlagen, en van de op 29 juli 1994 te New York tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de uitvoering van Deel XI van genoemd Verdrag, met bijlage

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 24 april 1996

Tijdens de openbare behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel in Uw Kamer deed ik de toezegging, nog heden antwoord te geven op enkele vragen van het lid de heer Stellingwerf.

In antwoord op de vraag van de heer Stellingwerf over de mogelijkheid van een sanctie indien een exploitant (van diepzeemijnbouw) milieuschade veroorzaakt, wil ik het volgende meedelen. Zoals de heer Stellingwerf terecht opmerkt, is het inderdaad mogelijk de vergunning van een dergelijke onderneming in te trekken. Dit is een van de sancties die op grond van artikel 18 van Bijlage III bij het Verdrag mogelijk zijn.

Naar aanleiding van een informele vraag van de heer Stellingwerf over het opschorten van de onschuldige doorvoer naar archipelstaten, teken ik het volgende aan. De regeling van de bevoegdheid tot opschorting is te vinden in artikel 52 van het Verdrag. In het geval van scheepvaartroutes (artikel 53) door een archipel dient de archipelstaat een andere route aan te wijzen als – om welke reden dan ook – de bestaande scheepvaartroute vervalt of wordt gewijzigd.

In aanvulling op mijn opmerkingen tijdens de openbare behandeling over de aansluitende zone zou ik graag het volgende willen opmerken.

Nederland maakt geen gebruik van de bevoegdheden die het Verdrag biedt op grond van deze zone. De reden daarvoor is dat er naar het oordeel van de regering voldoende mogelijkheden zijn toezicht te houden, zonder dat een beroep wordt gedaan op een aansluitende zone. Toekomstige afkondiging van de Exclusieve Economische Zone voor Nederland zal deze controlemogelijkheden uitbreiden.

Voor wat betreft het gebruik maken van bevoegdheden in de aansluitende zone, en voor wat betreft het afkondigen van een Exclusieve Economische Zone door de Nederlandse Antillen of Aruba en de uitoefening van bevoegdheden in deze zone wijs ik erop dat de beslissing daartoe aan die landen is. Overleg over deze onderwerpen is gaande.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Naar boven