nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 24 april 1996
Tijdens de openbare behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel in Uw Kamer
deed ik de toezegging, nog heden antwoord te geven op enkele vragen van het
lid de heer Stellingwerf.
In antwoord op de vraag van de heer Stellingwerf over de mogelijkheid
van een sanctie indien een exploitant (van diepzeemijnbouw) milieuschade veroorzaakt, wil ik het volgende meedelen. Zoals de heer Stellingwerf terecht opmerkt,
is het inderdaad mogelijk de vergunning van een dergelijke onderneming in
te trekken. Dit is een van de sancties die op grond van artikel 18 van Bijlage
III bij het Verdrag mogelijk zijn.
Naar aanleiding van een informele vraag van de heer Stellingwerf over
het opschorten van de onschuldige doorvoer naar archipelstaten, teken ik het
volgende aan. De regeling van de bevoegdheid tot opschorting is te vinden
in artikel 52 van het Verdrag. In het geval van scheepvaartroutes (artikel
53) door een archipel dient de archipelstaat een andere route aan te wijzen
als – om welke reden dan ook – de bestaande scheepvaartroute vervalt
of wordt gewijzigd.
In aanvulling op mijn opmerkingen tijdens de openbare behandeling over
de aansluitende zone zou ik graag het volgende willen opmerken.
Nederland maakt geen gebruik van de bevoegdheden die het Verdrag biedt
op grond van deze zone. De reden daarvoor is dat er naar het oordeel van de
regering voldoende mogelijkheden zijn toezicht te houden, zonder dat een beroep
wordt gedaan op een aansluitende zone. Toekomstige afkondiging van de Exclusieve
Economische Zone voor Nederland zal deze controlemogelijkheden uitbreiden.
Voor wat betreft het gebruik maken van bevoegdheden in de aansluitende
zone, en voor wat betreft het afkondigen van een Exclusieve Economische Zone
door de Nederlandse Antillen of Aruba en de uitoefening van bevoegdheden
in deze zone wijs ik erop dat de beslissing daartoe aan die landen is. Overleg
over deze onderwerpen is gaande.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo