24 427
Goedkeuring van de op 14 juni 1994 te Luxemburg tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, met Bijlagen, Protocol en Brieven, en de op 24 juni 1994 te Korfoe tot stand gekomen Overeenkomst inzake Partnerschap en Samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, met bijlagen en Protocollen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 22 december 1995

De algemene commissie voor Europese Zaken1, met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel belast, heeft de eer van haar bevindingen onderstaand verslag uit te brengen.

Met een tijdige en afdoende beantwoording van de daarin opgenomen vragen en opmerkingen acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Als belangrijk uitvloeisel van het gemeenschappelijke Midden- en Oosteuropabeleid kunnen de leden van de PvdA-fractie van harte instemmen met beide partnerschapsakkoorden. Zij spreken de hoop en verwachting uit dat deze akkoorden de beide landen op hun weg van politieke en economische hervorming in positieve wijze zal ondersteunen. Wel geven de verschillende onderdelen van deze overeenkomsten en de actuele stand van zaken deze leden aanleiding om enkele vragen aan de regering voor te leggen.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering aan te geven welke status de thans fungerende interimakkoorden verdragsmatig hebben, en welke positie het Europees Parlement bij de totstandkoming ervan heeft gehad.

Gaarne wensen de leden van de PvdA-fractie van de regering te vernemen in welke relatie zij de totstandkoming, de ratificatie nu en het moment van bekrachtiging van deze partnerschapsakkoorden ziet tot:

– het nakomen van de wapenreductieakkoorden (conventionele, chemische en atoom-) door de beide Oosteuropese landen;

– de ontmanteling van de Tsjernobylkerncentrales;

– de recente situatie in Tsjetsjenië (inclusief door de OVSE); en

– de huidige politieke situatie in de Russische Federatie.

Ten aanzien van de met deze akkoorden nagestreefde doelstellingen, betreurt de PvdA-fractie het dat «milieubescherming» niet als zelfstandige doelstelling wordt genoemd.

Welke definitie van «duurzame ontwikkeling» wordt gehanteerd in de beperkte relatie tot «het bevorderen van handel en investeringen en harmonische economische betrekkingen op grond van de beginselen van de markteconomie»?

In hoeverre kunnen deze akkoorden rechtstreeks bijdragen aan de versterking van de binnenlandse veiligheid en bescherming van investeerders tegen maffiapraktijken in de twee landen?

Op welke concrete wijze zal met behulp van deze akkoorden het democratiseringsproces in beide landen gesteund gaan worden?

De PvdA-leden vragen de regering aan de hand van de afgelopen ontwikkelingen rond Tsjetsjenië aan te geven hoe (via welke opties), ware deze overeenkomsten toen reeds van kracht geweest, met de mensenrechtenclausule had kunnen worden opgetreden om een positieve invloed op de situatie in Tsjetsjenië uit te oefenen. Welke additionele mogelijkheden worden daarbij geleverd door de artikelen inzake de politieke dialoog?

Welke concrete bijdrage heeft de Gemeenschap als «positief signaal» ter ondersteuning van de zittende president van de Oekraïne willen geven zowel vóór de parlementsverkiezingen van 27 maart 1994 (door de parafering van het akkoord op 23 maart 1994) als aan de vooravond van de presidentsverkiezingen (door ondertekening op 13/14 juni 1994?

Is de Oekraïne alsnog toegetreden tot het NPV?

De leden van de PvdA-fractie willen van de regering vernemen welke rol het Europees Parlement heeft kunnen spelen inzake de «opschorting van de ondertekening van het interimakkoord» met de Russische Federatie vanwege het gewelddadige optreden van het Russische leger in Tsjetsjenië.

Welke criteria zal de regering straks in Raadskader hanteren nadat alle lidstaten hun interne procedures voor goedkeuring hebben doorlopen en nadat het EP heeft ingestemd, inzake het nader te bepalen moment waarop aan Rusland de kennisgeving van voltooiing van deze procedures wordt gedaan, gezien «de politieke signaalwerking die hiervan kan uitgaan»?

De leden van de fractie van de RPF hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van de onderhavige overeenkomst tussen de Europese Unie enerzijds en Rusland cq. de Oekraïne anderzijds. Desondanks willen zij deze Overeenkomst van enkele kritische kanttekeningen voorzien.

De leden van deze fractie vinden het van eminent belang dat Rusland en de Oekraïne door de Europese Unie een vorm van samenwerking wordt aangeboden. Deze overeenkomst biedt een mogelijkheid om de maatschappelijke structuren in Rusland te helpen versterken en waar mogelijk Rusland te betrekken bij de Westerse samenleving en overleg. De Russische federatie maakt met de parlementsverkiezingen op 17 december en de presidentsverkiezingen in juni 1996 een kritische periode door. Met de overeenkomst kan wellicht het wantrouwen dat bij de Russische politieke partijen heerst over de manier waarop de westerse landen met Rusland omgaan worden verminderd, zo meenden de leden van de RPF-fractie. In hoeverre wordt deze opvatting gedeeld?

Zij nodigden de regering uit hen te informeren over de meerwaarde van deze Overeenkomst in relatie tussen de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Noordatlantische Samenwerkingsraad (NASR). Zij vragen een toelichting op de keuze om de overeenkomst te sluiten voor tien jaar en daarna steeds stilzwijgend met een jaar te verlengen. Zij kunnen zich voorstellen dat de overeenkomst steeds met tien jaar wordt verlengd.

De leden van de fractie van RPF waarderen de aandacht die in de Overeenkomst wordt besteed aan het bevorderen van de democratische beginselen, de eerbiediging van de mensenrechten, waarbij onder meer wordt gedacht aan de rechten van minderheden en de economische liberalisering om te komen tot de totstandbrenging van de markteconomie. De leden, hier aan het woord, nodigen de regering uit een beoordeling te geven over de voortgang van het democratiseringsproces in Rusland alsmede over de positie van de minderheden, inzonderheid de Tsjetsjenen. In hoeverre kan daadwerkelijk worden gesproken van een vooruitgang van de democratisering en van het rechtssysteem?

Ook de sociaal-economische situatie omschreven de leden van deze fractie als labiel. Zij stellen vraagtekens bij een van de conclusies van een recent uitgekomen rapport van de OESO, dat aangeeft dat de Russische economie volgend jaar wellicht zou kunnen groeien. De hoge inflatie en de geringe investeringen in de Russische economie versterken hun indruk dat de economische situatie te rooskleurig wordt voorgesteld. Onderschrijft de regering de conclusie van het OESO-rapport of heeft zij een andere opvatting? Heeft de Doema met deze overeenkomst reeds ingestemd? Zo ja, hoe breed was de steun? Zo neen, is het te verwachten dat dit nog voor de komende parlementsverkiezingen zal gebeuren?

Ten aanzien van de Oekraïne leven bij de leden van de fractie van de RPF dezelfde vragen, als bij Rusland het geval is. Zij begrijpen dat de partnerschapsovereenkomst in juni 1994 is ondertekend. Daarna zijn in de Oekraïne presidentsverkiezingen gehouden die door de zittende president Kravtjsoek zijn verloren. Welke gevolgen voor de implementatie van de Overeenkomst heeft de winst van de huidige president Koetsjma? Moet op grond van zijn verkiezingscampagne worden gevreesd dat Koetsjma meer zal investeren in de relaties met Rusland dan met de Europese Unie en derhalve aan de Overeenkomst minder waarde hecht?

Het is de leden van de RPF-fractie niet helder of het parlement in Kiev de Overeenkomst heeft onderschreven. Zo neen, leeft er brede steun bij het parlement in Kiev? De leden van deze fractie menen dat het vooraf moeilijk is om een inschatting van de steun, omdat circa 160 van de 338 afgevaardigden zijn gekozen, die bij geen enkele partij zijn aangesloten. Wat is de houding van de Oekraïense communisten en de nationalistische Roech ten aanzien van de Overeenkomst?

De leden van de RPF-fractie waarderen de steun die de Europese Unie zal geven aan de kernenergie in beide landen. Toch zijn zij niet geheel tevreden. Zij missen in de Overeenkomst met Rusland namelijk de aandacht voor de hulp, die vanuit de Unie gegeven kan worden, bij de vernietiging van chemische wapens. Waarom worden geen gelden uit het TACIS-programma voor dit doel vrijgemaakt? Ten aanzien van de Oekraïne vragen zij naar de reden(en) van het uitblijven van onderhandelingen over de handel in nucleaire produkten.

De leden van de RPF-fractie namen met belangstelling kennis van de institutionele bepalingen. Ten aanzien van het Parlementaire Comité informeren zij naar het aantal zetels in dit Comité en de verdeelsleutel tussen de leden van het Europees Parlement, het Russische federale parlement en het parlement van de Oekraïne.

Tevens informeren zij naar de meerwaarde van dit Comité, dat van de Samenwerkingsraad slechts inlichtingen kan vragen en aanbevelingen kan doen. Is het ook mogelijk dat het Parlementaire Comité inlichtingen van het Samenwerkingscomité kan vragen?

Ook ten aanzien van de Samenwerkingsraad leven bij de fractieleden van de RPF onduidelijkheden ten aanzien van het aantal leden van deze Raad. Welke leden van de Raad van de Europese Unie worden met name bedoeld? Gaat het om de leden van de Algemene Raad of andere raden? Welke leden van de Europese Commissie komen in deze Raad? Welke parlementaire controle is er op de samenleving van de Samenwerkingsraad?

Artikelsgewijze toelichting

De leden van de PvdA-fractie hebben de volgende vragen.

Artikel 22 (Oekraïne 23)

Wat is de stand van zaken bij de totstandkoming van een specifiekverdrag voor de handel in nucleaire materialen met zowel de Russische Federatie als met de Oekraïne? Wat gebeurt er met de interimoplossing terzake die met de Russen is afgesproken, indien er op 1 januari 1997 nog geen specifiek verdrag is gesloten inzake de handel in nucleaire materialen?

Acht de regering het gestelde in de akkoorden inzake de samenwerking ter voorkoming van illegale handel in nucleaire materialen voldoende adekwaat?

Titel IV

Waarom wordt in de artikelen 23 t/m 27 die betrekking hebben op de sociale zekerheid t.b.v. Russische c.q. Oekraïense onderdanen die in de EU werkzaamheden verrichten onderscheid gemaakt bij het recht op uitkeringen, tussen die wel en die niet berusten op premie-of bijdragebetaling?

De voorzitter van de commissie,

Ter Veer

De griffier van de commissie,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks (HDRK), Voûte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Ybema (D66), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Houda (PvdA), Rehwinkel (PvdA). Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Traa (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Lilipaly (PvdA), Van der Ploeg (PvdA), De Jong (CDA), Deetman (CDA), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Boogaard (Groep Nijpels), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), De Graaf (D66), Verbugt (VVD), Leerkes (U55+), Hoekema (D66), Adelmund (PvdA), Lilipaly (PvdA).

Naar boven