nr. 166
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN J.K. TE M.2, MET BETREKKING TOT AFTREKBAARHEID VAN LIJFRENTEPREMIE
Vastgesteld 12 september 1996
De commissie3, gezien de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat de premie voor een lijfrente, waarvan
de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide eigen kind, slechts als
persoonlijke verplichting in mindering kan worden gebracht op het belastbaar
inkomen van de verzekeringnemer indien het een levenslange lijfrente betreft;
dat inderdaad op grond van artikel 45, eerste lid, onderdeel g, ten vijfde
van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 premies voor lijfrenten, welker termijnen
toekomen aan een meerderjarig invalide eigen kind en uitsluitend eindigen
bij overlijden van dat kind, als aftrekbare persoonlijke verplichting worden
aangemerkt;
dat adressant stelt dat deze beperking tot de premie voor een levenslange
lijfrente voorbijgaat aan het feit dat het, met name indien sprake is van
een potentieel progressieve aandoening, gunstiger kan zijn voor de gerechtigde
om zelf, bij het ingaan van de lijfrentetermijnen, de looptijd daarvan te
bepalen, met het oog op de dan actuele levensverwachting;
dat adressant daarbij aanvoert dat een zodanige keuzemogelijkheid voorkomt
dat een verzekeringsmaatschappij een aanzienlijke sterftewinst realiseert;
dat de staatssecretaris van Financiën echter geen aanleiding ziet
om adressant, indien hij ten behoeve van zijn kind een lijfrente-overeenkomst
afsluit zonder levenslange termijnen, op grond van de hardheidsclausule ex
artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen toe te staan de premie
in mindering te brengen op zijn belastbaar inkomen en/of wetswijziging te
bevorderen;
dat de wetgever de genoemde faciliteit ex artikel 45 van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964 immers bedoeld heeft voor het treffen van een toekomstvoorziening
voor een kind dat niet of slechts ten dele in staat zal zijn in eigen levensonderhoud
te voorzien en derhalve bewust de voorwaarde heeft gesteld dat het een levenslange
lijfrente dient te betreffen;
dat de staatssecretaris in zijn standpunt kan worden gevolgd,
van oordeel,
dat er voor de Kamer geen aanleiding is in deze aangelegenheid verder
te treden,
stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de
orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften,
Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoekers zijn de commissie bekend.
XNoot
3Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou
(PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh
Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA).
Plv. leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits
(CDA), Hillen (CDA), vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV)
en Middel (PvdA).