nr. 165
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN BOUWMAATSCHAPPIJ
V/H J. WIJNEN EN ZN. B.V. TE SOMEREN, MET BETREKKING TOT HET AMBTSHALVE VERLENEN
VAN EEN BELASTINGTERUGGAVE
Vastgesteld 12 september 1996
De commissie2, gezien de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressante zich erover beklaagt dat de inspecteur der belastingen
en vervolgens de staatssecretaris van Financiën hebben geweigerd ambtshalve
teruggave te verlenen van omzetbelasting, die adressante in rekening heeft
gebracht van een derde die echter nimmer zou hebben betaald;
dat op grond van artikel 29, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting
1968 op verzoek teruggave van omzetbelasting wordt verleend, voorzover de
vergoeding ter zake van leveringen of diensten niet is en niet zal worden
ontvangen;
dat een zodanig verzoek dient te worden gedaan bij de aangifte voor de
omzetbelasting over het tijdvak waarin het recht op teruggave is ontstaan;
dat, indien een zodanig verzoek niet tijdig wordt ingediend doch wel binnen
vijf jaren na genoemd tijdvak, de inspecteur ambtshalve de teruggave kan verlenen
indien de belanghebbende daar redelijkerwijs voor in aanmerking komt;
dat adressante in mei 1990 in aanbouw zijnde onroerende zaken heeft gekocht
van haar opdrachtgever, omdat deze niet langer aan zijn verplichtingen jegens
adressante kon voldoen;
dat adressante de koopsom heeft voldaan door verrekening van nog openstaande
schulden van de verkoper jegens haar en door voldoening van een hypothecaire
schuld van de verkoper;
dat adressante in februari 1993 een verzoek om teruggave van aan de opdrachtgever
in rekening gebrachte doch niet betaalde omzetbelasting heeft gericht tot
de inspecteur;
dat de inspecteur dit verzoek niet ontvankelijk heeft verklaard omdat
het niet binnen de geldende termijn was ingediend;
dat de inspecteur voorts geen aanleiding zag ambtshalve teruggave te verlenen
omdat de vorderingen van adressante op de opdrachtgever door de schuldverrekening
ten tijde van de genoemde overname van de onroerende zaken geheel waren voldaan
en blijkens de transportakte partijen niets meer van elkaar te vorderen hadden;
dat adressante zich vervolgens in maart 1996 tot de staatssecretaris heeft
gewend met het verzoek alsnog ambtshalve teruggave te verlenen, nadat het
gerechtshof in januari 1996 het beroep van adressante tegen de negatieve uitspraak
van de inspecteur op het bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag in de
omzetbelasting, waarin de door adressante teruggevorderde omzetbelasting is
begrepen, had verworpen;
dat de staatssecretaris echter het standpunt van de inspecteur deelt en
ook overigens geen enkele aanleiding heeft gezien om adressante op grond van
de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
tegemoet te komen;
dat de staatssecretaris in zijn standpunt kan worden gevolgd,
van oordeel,
dat niet is gebleken dat ten aanzien van adressante een onjuist fiscaal
beleid is gevoerd,
stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de
orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften,
Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.
XNoot
2Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou
(PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh
Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA).
Plv. leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits
(CDA), Hillen (CDA), vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV)
en Middel (PvdA).