24 425
Verslagen van de Commissie voor de Verzoekschriften

nr. 146
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN H.H. TE B.2, MET BETREKKING TOT HET HANDELEN VAN DE BELASTINGDIENST EN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN

Vastgesteld 12 september 1996

De commissie3, gezien de door de staatssecretaris van Financiën verstrekte inlichtingen,

overwegende,

dat adressant zich erover beklaagt dat hij, zowel in de hoedanigheid van belastingplichtige als in de hoedanigheid van belastingadviseur, door de belastingdienst en het ministerie van Financiën voortdurend onzorgvuldig wordt behandeld met de bedoeling zijn beroepsuitoefening te belemmeren;

dat adressant er zich ten eerste over beklaagt dat de belastingdienst brieven, houdende bezwaar- of verzoekschriften of aangiften, niet beantwoordt en zelfs vernietigt;

dat adressant met grote regelmaat ongefrankeerde of van een antwoordnummer voorziene poststukken aan de belastingdienst pleegt te richten;

dat deze stukken aanvankelijk door de belastingdienst zijn geretourneerd, waarbij adressant erop is gewezen dat ongefrankeerde stukken niet in behandeling worden genomen en dat de van een antwoordnummer voorziene retourenveloppen uitsluitend bedoeld zijn voor het indienen van aangiften;

dat de belastingdienst, toen bleek dat adressant zijn werkwijze niet wijzigde, hem tenslotte heeft medegedeeld dat op onjuiste wijze toegezonden stukken gedurende een maand door hem konden worden opgehaald en dat deze na een maand zouden worden vernietigd;

dat, voorzover het inderdaad om aangiften handelde, deze in behandeling zijn genomen, behalve indien deze niet voldeden aan bepaalde wettelijke vormvereisten;

dat adressant door de belastingdienst ook meer dan eens is gewezen op de eisen die aan een belastingaangifte worden gesteld;

dat adressant zich er voorts over beklaagt dat antwoorden van de belastingdienst soms pas na rappèl zijnerzijds worden ontvangen, waarbij brieven voor behandeling blijken overgedragen aan anderen dan tot wie hij deze had gericht;

dat adressant met grote regelmaat een brief, waarin hij uiteenlopende kwesties aansnijdt, tot een ambtenaar of afdeling van de belastingdienst richt die niet in alle kwesties bevoegd is, danwel gelijkluidende brieven tegelijkertijd aan verschillende ambtenaren of afdelingen richt;

dat de belastingdienst adressant meer dan eens heeft verzocht zich in elk schrijven tot samenhangende onderwerpen te beperken en het schrijven te richten aan de bevoegde ambtenaar of afdeling;

dat de belastingdienst, toen bleek dat adressant zijn werkwijze ook in dit opzicht niet wijzigde, zijn brieven desalniettemin heeft trachten te beantwoorden, zij het beperkt tot de concrete vragen;

dat de belastingdienst een interne coördinator heeft aangesteld om als contactpersoon met adressant te fungeren en om de correspondentie te begeleiden;

dat adressant zich er voorts over beklaagt dat hem geen medewerking wordt verleend indien hij om inzage vraagt in dossiers van hemzelf of van cliënten;

dat de belastingdienst die medewerking echter nimmer geweigerd heeft, doch, vanwege de frequentie van adressants verzoeken om inzage en de belasting die dit voor de dienst betekende, vanaf een zeker moment uitsluitend afschriften van stukken tegen betaling heeft willen toezenden;

dat adressant zich er voorts over beklaagt dat de belastingdienst zijn cliënten een gunstige behandeling in het vooruitzicht heeft gesteld indien zij niet langer van zijn diensten gebruik zouden maken;

dat van een dergelijke benadering van adressants cliënten door de belastingdienst niets is gebleken;

dat overigens uit een door de Nationale ombudsman ingesteld onderzoek eerder is gebleken dat adressants cliënten door de belastingdienst ook niet anders worden behandeld dan cliënten van andere belastingadviseurs;

dat adressant zich er voorts over beklaagt dat van de zijde van het ministerie van Financiën niet is ingegaan op zijn verzoek om in een gesprek met de Directeur-Generaal der belastingen zijn problemen met de belastingdienst door te nemen;

dat het ministerie echter uitvoerig op adressants brieven heeft gereageerd en zich op het standpunt heeft gesteld dat zijn klachten konden worden verholpen indien hij bereid was een werkbare relatie met de belastingdienst aan te gaan;

dat adressant overigens is uitgenodigd om in een gesprek ten kantore van de betrokken belastingeenheid te trachten tot een normale verhouding te komen, op welke uitnodiging adressant niet heeft gereageerd;

dat, alles bijeengenomen, niet is gebleken dat adressant onzorgvuldig is behandeld door belastingdienst en/of ministerie,

van oordeel,

dat niet is gebleken dat adressant van overheidswege onzorgvuldig is behandeld,

stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde van de dag.

De voorzitter van de commissie,

Van Hoof

De griffier van de commissie,

Van Dijk


XNoot
1

Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften, Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoekers zijn de commissie bekend.

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou (PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA).

Plv. leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits (CDA), Hillen (CDA), vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV) en Middel (PvdA).

Naar boven