nr. 103
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN R. R. TE V.2 , MET BETREKKING TOT KWIJTSCHELDING VAN EEN BELASTINGAANSLAG
De commissie3, gezien de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat hem geen gehele of gedeeltelijke
kwijtschelding wordt verleend van een nadere voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het jaar 1993, subsidiair dat hem niet wordt toegezegd
dat hij voor die aanslag niet verder zal worden bemoeilijkt;
dat adressant einde 1993 zijn onderneming heeft verkocht en zich begin
1994 bij de belastingdienst heeft vervoegd in verband met de afwikkeling van
de zakelijke en persoonlijke belastingschuld samenhangende met die onderneming;
dat tussen adressant en belastingdienst werd overeengekomen dat, na betaling
van de nog openstaande zakelijke belastingschuld, de nog openstaande persoonlijke
belastingschuld, op dat moment bestaande uit een voorlopige aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1993, oninbaar
zou worden geleden;
dat adressant in maart 1995 de aangifte voor de inkomstenbelasting over
het jaar 1993 heeft ingediend, waarna hem medio 1995 een nadere voorlopige
aanslag over dat jaar is opgelegd;
dat adressant de ontvanger der belastingen vergeefs heeft verzocht om
kwijtschelding van die aanslag;
dat adressant en zijn echtgenote, naar de normen die daarvoor gelden,
over voldoende betalingscapaciteit beschikken om de aanslag zonder buitengewoon
bezwaar te voldoen;
dat adressant echter aanvoert dat de overeenkomst met de belastingdienst
van begin 1994 niet anders door hem is begrepen dan dat
daarmede alle belastingaangelegenheden, samenhangende met zijn onderneming,
waren afgewikkeld, dus inclusief nog op te leggen aanslagen;
dat de belastingdienst echter stelt dat uitsluitend is gesproken over
de begin 1994 openstaande aanslagen en geen toezegging is gedaan omtrent nog
op te leggen aanslagen, welk een toezegging ook niet in de rede zou hebben
gelegen omdat over het jaar 1993 nog geen aangifte was ingediend;
dat, mede gelet op de coulance die de belastingdienst meer dan eens jegens
adressant aan de dag heeft gelegd bij de afwikkeling van een belastingschuld,
van adressant derhalve terecht gevergd wordt dat hij zijn betalingscapaciteit
benut om de onderhavige aanslag te voldoen,
van oordeel,
dat niet is gebleken dat ten aanzien van adressant een onjuist fiscaal
beleid is gevoerd,
stelt aan de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de
orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften,
Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
3Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou
(PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh
Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA). Plv.
leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits (CDA), Hillen (CDA),
vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV) en Middel (PvdA).