nr. 100
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN G. H. TE Z.2, MET BETREKKING TOT ZIJN TARIEFGROEPINDELING
De commissie3, gezien de door de staatssecretaris
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressant zich erover beklaagt dat hij eerst met ingang van het jaar
1997, bij ongewijzigde omstandigheden, in aanmerking komt voor indeling in
tariefgroep 3 voor de inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen;
dat adressant tot einde 1994 heeft samengewoond met een partner en in
dat jaar inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verschuldigd was naar
tariefgroep 3 (dubbele belastingvrije voet door overdracht van de basisaftrek
van de partner);
dat adressant de samenwoning einde 1994 heeft beëindigd, doch medio
1995 heeft hervat;
dat adressant heeft geconstateerd dat dit tot gevolg heeft dat hij eerst
weer met ingang van het jaar 1997 in aanmerking komt voor indeling in tariefgroep
3;
dat inderdaad ingevolge artikel 56 van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 de basisaftrek van een ongehuwde belastingplichtige, die een duurzame
gezamenlijke huishouding voert met een andere ongehuwde belastingplichtige,
aan die ander kan worden overgedragen indien beiden het gehele voorafgaande
kalenderjaar en aansluitend meer dan zes maanden in het kalenderjaar op hetzelfde
woonadres waren ingeschreven;
dat adressant en zijn partner voor wat betreft de jaren 1995 en 1996 niet
aan die voorwaarde voldoen;
dat adressant stelt dat de onderbreking van de samenwoning, die dat veroorzaakt,
voortkomt uit persoonlijke omstandigheden die aanleiding
zouden moeten zijn om hem in de jaren 1995 en 1996 alsnog in te delen
in tariefgroep 3;
dat de wetgever echter bewust heeft gekozen voor een objectief, eenvoudig
toepasbaar criterium, dat de belastingdienst ontslaat van de taak om een onderzoek
in te stellen naar en gewicht toe te kennen aan persoonlijke omstandigheden;
dat een tegemoetkoming op grond van de hardheidsclausule ex artikel 63
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zou betekenen dat alsnog gewicht
wordt toegekend aan subjectieve redenen waarom niet aan het criterium wordt
voldaan;
dat dit, mede met het oog op precedentwerking, onwenselijk is,
van oordeel,
dat er voor de Kamer geen aanleiding is in deze aangelegenheid verder
te treden,
stelt aan de kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de
orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Van Hoof
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken, welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan liggen op de griffie van de Commissie voor de Verzoekschriften,
Buitenhof 37, ter inzage voor de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
3Samenstelling: Leden: Van Hoof (VVD), voorzitter, Ybema (D66), Apostolou
(PvdA), ondervoorzitter, Van der Hoeven (CDA), Koekkoek (CDA), Oedayraj Singh
Varma (GroenLinks), B. de Vries (VVD), Verkerk (AOV) en Van Oven (PvdA). Plv.
leden: Kamp (VVD), Giskes (D66), Liemburg (PvdA), Smits (CDA), Hillen (CDA),
vacature GroenLinks, Cherribi (VVD), Van Wingerden (AOV) en Middel (PvdA).