24 419
Wijziging van de artikelen 3a en 15 van de Ziekenfondswet

25 687
Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met aanpassing van de gronden voor de ziekenfondsverzekering (herstructurering Ziekenfondswet)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 26 november 1997

Inleiding

Naar aanleiding van de plenaire behandeling op dinsdag 25 november jl. van de wetsvoorstellen 25 687 (herstructurering Ziekenfondswet) en 24 419 (Wijziging artikelen 3a en 15 Ziekenfondswet) doe ik u hierbij nadere informatie toekomen over enkele zaken die in het debat over de beide wetsvoorstellen een belangrijke rol hebben gespeeld. Ik acht het van groot belang dat de Kamer van deze informatie kennis neemt alvorens de stemmingen over de beide wetsvoorstellen plaatsvinden op 27 november a.s.. Allereerst ga ik onderstaand in op de amendementen met de nummers 10 en 11, die mevrouw Kamp heeft ingediend op het wetsvoorstel herstructurering Ziekenfondswet. Daarna geef ik de door de heren De Jong en Van Boxtel gevraagde informatie inzake de tot nu gevolgde, respectievelijk de in de toekomst te volgen indexering van de loon- en inkomensgrens in de ziekenfondsverzekering naar aanleiding van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 3a en 15 van de Ziekenfondswet.

Amendementen 10 en 11 op wetsvoorstel 25 687

De amendementen van mevrouw Kamp met de nummers 10 en 11 op het wetsvoorstel herstructurering Ziekenfondswet heb ik tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel gisteravond ontraden. Ik wil de achtergronden daarvan hierbij gaarne nogmaals toelichten.

Met betrekking tot de amendementen nrs. 10 en 11 geldt dat deze inhoudelijk afwijken van de kabinetsvoornemens die in de beleidsbrief van 17 september 1996 (kamerstukken II, 25 027, nr.1) aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd. Hierin werd een drieluik van wettelijke maatregelen in het vooruitzicht gesteld, waarvan het thans voorliggende wetsvoorstel het laatste onderdeel vormt. Over dit pakket van wettelijke maatregelen en de onderlinge samenhang daartussen heb ik met uw kamer ten principale van gedachten gewisseld bij gelegenheid van de twee eerdere wetsvoorstellen tot verhoging van de inkomensgrens voor ouderen en het afsluiten van de gratis medeverzekering van nieuw aankomende WSF-gerechtigden.

Met amendement nr. 10 stelt mevrouw Kamp voor de indexering van de loon- en inkomensgrens in de ziekenfondsverzekering te schrappen. Dit amendement zal leiden tot een geleidelijk «leeglopen» van de ziekenfondsverzekering. Ik stel vast dat deze uitkomst niet strookt met het kabinetsbeleid om geen grote veranderingen teweeg te brengen in de verdeling van de aantallen verzekerden over de verschillende verzekeringssectoren. Ik merk hierbij bovendien op dat de wijziging in de medeverzekering van studenten die is uitgevoerd in samenhang met de verhoging van de inkomensgrens voor AOW-gerechtigden, inmiddels toch al heeft geleid tot een afname van het aantal ziekenfondsverzekerden. Aanvaarding van het amendement zal mij er toe dwingen voor nader beraad terug te gaan naar het kabinet.

In amendement nr. 11 stelt mevrouw Kamp voor om alle oudere ziekenfondsverzekerden aan een inkomenstoets te onderwerpen. Degenen die een belastbaar gezinsinkomen hebben hoger dan f 39 550,- zullen daarbij verplicht worden de ziekenfondsverzekering te verlaten.

Het amendement wijzigt het regeringsvoorstel om voor personen die bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd ziekenfondsverzekerde zijn, het beginsel in te voeren van «blijf zitten waar je zit». Het regeringsvoorstel is gebaseerd op de resultaten van een door de Ziekenfondsraad over de Wet Van Otterloo uitgevoerde evaluatie. Daaruit is gebleken dat het in brede kring als een onrechtvaardige situatie werd ervaren dat mensen die langdurig ziekenfondverzekerd zijn geweest, na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd aangewezen raken op een voor hen veelal relatief dure particuliere ziektekostenverzekering.

In technisch opzicht is amendement nr. 11 op dit moment niet uitvoerbaar omdat van de bestaande groep oudere ziekenfondsverzekerden slechts een beperkt deel van de inkomensgegevens bekend is (uitsluitend die uit arbeid en vroegere arbeid). Een koppeling tussen de inkomensgegevens zoals die bij de belastingdienst bekend zijn en een instantie die is belast met een de uitvoering van een inkomenstoets voor de ziekenfondsverzekering is niet op korte termijn te effectueren. Ik kan geen verantwoordelijkheid nemen voor de inwerkingtreding van een wettelijke voorschrift waarvan ik reeds thans kan aangeven dat het niet binnen afzienbare termijn uitvoerbaar is.

In beleidsmatig opzicht heb ik met betrekking tot amendement nr. 11 de volgende bezwaren.

Het voorstel van mevrouw Kamp zal ertoe leiden dat een omvangrijk aantal oudere ziekenfondsverzekerden verplicht de ziekenfondsverzekering zal moeten verlaten en aangewezen zal raken op een particuliere ziektekostenverzekering. Dit zal opnieuw tot vele klachten leiden. De koopkrachtgevolgen zijn op dit moment niet te overzien.

Het merendeel van degenen die gedwongen worden zich particulier te verzekeren, zal een beroep moeten doen op de standaardpakketpolis. Dit zal een aanzienlijk opwaarts effect teweeg brengen op de WTZ-omslagbijdrage. Dit effect zal voor degenen die jonger zijn, des te zwaarder aantikken nu vanaf 1 januari aanstaande 65-plussers de WTZ-omslagbijdrage niet meer verschuldigd zullen zijn.

Tenslotte moet worden vastgesteld dat amendement nr. 11 zelfs leidt tot een verscherping van de toets die in de huidige Van-Otterloo-wet wordt toegepast. De inkomenstoets volgens het voorstel van mevrouw Kamp wordt namelijk uitgevoerd over het gehele belastingplichtig gezinsinkomen, terwijl in de Van-Otterloo-systematiek de toets slechts wordt uitgevoerd over het individuele inkomen uit arbeid en vroegere arbeid. Aanzienlijk meer mensen dan in het Van-Otterloo-systeem het geval is, zouden, na langdurig ziekenfondsverzekerd te zijn geweest, bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd door het amendement van mevrouw Kamp verplicht worden de ziekenfondsverzekering te verlaten. Deze doelstelling staat haaks op het regeringsvoorstel om over te gaan tot een «blijf zitten waar je zit»-beginsel.

Het amendement nr. 11 moet naar mijn mening, zoals ik ook mondeling heb aangegeven, als strijdig met het wetsvoorstel worden gekwalificeerd. Indien het zou worden aangenomen zal nader kabinetsberaad nodig zijn om een regeringsstandpunt te bepalen met betrekking tot het handhaven van het wetsvoorstel.

Nadere informatie inzake wetsvoorstel 24 419

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 3a en 15 van de Ziekenfondswet zijn twee vragen gesteld naar aanleiding waarvan ik nadere schriftelijke informatie heb toegezegd. De heer Van Boxtel vroeg of de indexering die de afgelopen jaren is toegepast grote effecten heeft gehad op het aandeel dat de ziekenfondsverzekering heeft gehad in de Nederlandse bevolking. De heer De Jong vroeg om informatie over de te verwachten verschillen in effecten op het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking indien gebruik wordt gemaakt van de huidige indexreeks inclusief bijzondere beloningen, dan wel de door hem bij het gewijzigde amendement nr. 11 voorgestelde indexreeks exclusief bijzondere beloningen. Onderstaand ga ik achtereenvolgens op deze vragen in.

Effecten huidige indexeringssystematiek op aandeel ziekenfondsverzekering

De Ziekenfondsraad heeft in zijn rapport van 27 januari 1994 inzake de berekeningsmethodiek van de aanpassing van de ZFW-loongrens veel informatie gegeven over onder meer de ontwikkeling van het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking. Bijlage 1 van dat rapport geeft een tijdreeks vanaf 1941 van de loongrens, de Nederlandse bevolking en het aantal ziekenfondsverzekerden absoluut en in procenten van de Nederlandse bevolking. Het betreffende overzicht gaat hierbij (bijlage 1). Uit eerder onderzoek dat de Ziekenfondsraad daarnaar had gedaan bleek dat er bij de totstandkoming van de Ziekenfondswet in 1966 naar is gestreefd de tot dan toe historisch gegroeide situatie zoveel mogelijk te handhaven. Met de ZFW zou een vrijwel volledige en op de stand der wetenschap afgestemde curatieve zorg aan ruim 70% der bevolking tot stand worden gebracht. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Staten-Generaal kwam dit percentage diverse keren naar voren.

Uit bijlage 1 blijkt dat het percentage ziekenfondsverzekerden in de periode 1960 – 1977 rond de 70 heeft gelegen en sindsdien geleidelijk is gedaald. In 1986 heeft een relatief grote daling plaatsgevonden in samenhang met de afschaffing van de vrijwillige en de bejaarden ziekenfondsverzekering en de invoering van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (WTZ). Sindsdien is sprake van een percentage van ongeveer 61. Vanaf 1994 is dit percentage weer gestegen in samenhang met de invoering, halverwege dat jaar, van de Wet Van Otterloo. Aangezien bijlage 1 stamt uit 1994 en de daarin opgenomen cijfers voor 1993 en 1994 nog voorlopig waren, volgen hieronder nieuwe gegevens voor de meest recente jaren.

jaarpercentage ziekenfondsverzekerden
199361,6
199462,2
199562,8
199663,1
199763,3 (voorlopig)
199862,5 (voorlopig)

Uit bijlage 1 en bovenstaand overzicht lijkt te kunnen worden afgeleid dat aan het uitgangspunt van stabilisering van het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking in de afgelopen decennia gedurende lange periodes is voldaan. Toch kan niet eenduidig worden vastgesteld in hoeverre deze uitkomst het resultaat is van de toegepaste indexering van de loongrens. Andere ontwikkelingen, zoals demografische ontwikkelingen, herintreding van vrouwen op de arbeidsmarkt, toename van deeltijdwerk e.d., zijn eveneens van invloed op de cijfers. Datzelfde geldt voor eenmalige schokken als gevolg van beleidsmaatregelen, zoals de invoering van de WTZ, de invoering en reparaties van de Wet Van Otterloo en de beëindiging van de medeverzekering van studenten. De effecten van de loongrensindexering kunnen niet geïsoleerd van deze zaken worden waargenomen. Desondanks zijn er geen indicaties dat de tot nu toegepaste indexering zou leiden tot een toename van het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking.

Indexreeks inclusief versus exclusief bijzondere beloningen

De heer De Jong stelde tijdens het debat terecht vast dat de indexreeksen met als basisjaar 1990 tot op dit moment nauwelijks enig verschil te zien geven als een vergelijking wordt gemaakt tussen de reeks inclusief en de reeks exclusief bijzondere beloningen. De index voor 1997 bedroeg in beide reeksen 117,1. Voor 1998 bedraagt de index «inclusief» 119,9 en de index «exclusief» 119,8. De heer De Jong sprak de verwachting uit dat met de te verwachten toename van het belang van bijzondere beloningscomponenten in de komende jaren, toepassing van de reeks «inclusief» zou leiden tot een toename van het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking. Bij zijn gewijzigde amendement nr. 11 heeft hij in verband hiermee voorgesteld om voortaan de reeks «exclusief» te gaan toepassen. Ik wil er op wijzen dat ik de redenering van de heer De Jong niet deel. Indien de komende jaren inderdaad sprake zal zijn van een toename van het belang van bijzondere beloningscomponenten binnen het totale loon, dan zal een index inclusief bijzondere beloningen moeten worden toegepast om het aandeel van de ziekenfondsverzekering op langere termijn stabiel te houden. Overschakeling op toepassing van een index exclusief bijzondere beloningen zal er onder die omstandigheden immers toe leiden dat het aandeel van de ziekenfondsverzekering zal dalen. Blijkens de toelichting bij zijn amendement is dit laatste ook de bedoeling van de heer De Jong. Het is echter niet de bedoeling van het kabinet. Uit de schriftelijke voorbereiding en de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel moge voldoende zijn gebleken dat het kabinet in het kader van dit wetsvoorstel uitsluitend beoogt te bereiken dat het aandeel van de ziekenfondsverzekering in de Nederlandse bevolking wordt gestabiliseerd. Ik benadruk daarom nogmaals dat ik het amendement op stuk nr. 11 wil ontraden. Ik wil de Kamer daarbij gaarne tevens herinneren aan het door mij reeds tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebrachte argument, dat het kabinet er aan hecht de parallellie te handhaven tussen de ZFW-loongrensindexering en de indexering van de premiegrens van de volksverzekeringen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

BIJLAGE I

Overzicht loongrens, Ned. bevolking, aantal ZF-verzekerden absoluut en in % van de Ned. bev. Periode ziekenfondsenbesluit 1941 – 1964

Loongrens. Ned. bevolking en gemiddeld aantal ziekenfondsverzekerden.
LoongrensNederlandse bevolking Aantal ZF-verzekerden Verzekerden in % van de
jaar1 = flgroei in %jaargem.groeiin %jaargem.groeiin %bevolking
19413000 8966000  5346534  59,6
194230000,09042000760000,854484431019091,960,3
194330000,09103000610000,75447677-7650,059,8
194430000,09174000710000,85490000423230,859,8
194530000,09262000880001,058703763803766,963,4
194630000,094240001620001,761300002596244,465,0
1947375025,096290002050002,264136622836624,666,6
194837500,098010001720001,865340001203381,966,7
194937500,099550001540001,667370002030003,167,7
1950450020,0101140001590001,670110002740004,169,3
195147255,0102650001510001,573510003400004,871,6
195240254,2103820001170001,174510001000001,471,8
195350252,0104930001110001,176650002140002,973,0
195453005,5106150001220001,27753000880001,173,0
1955600013,2107500001350001,378770001240001,673,3
195660000,0108890001390001,37940000630000,872,9
1957690015,0110260001370001,37997000570000,772,5
195869000,0111870001610001,57976415–20585–0,371,3
195969000,0113480001610001,48016389399740,570,6
196074508,0114870001390001,28097899815101,070,5
196180007,4116380001510001,382167011188071,570,6
196280000,0118060001680001,48276494597930,770,1
196386508,1119660001600001,485556432791493,471,5
1964970012,1121280001620001,486573151016721,271,4
1965100003,1122940001660001,48631859–25456–0,370,2
19661150015,0124560001620001,38704878730190,869,9
1967124007,8125980001420001,18765374604960,769,6
1968132006,5127300001320001,088674271020531,269,7
1969138004,5128780001480001,28878047106200,168,9
1970148507,6130385261605761,289917371136901,369,0
19711705014,8131944971559711,291832071914702,169,6
19721880010,3133285931340961,09200349171420,269,0
19732090011,2134393221107290,89278661783120,969,0
19742320011,0135450561057340,89827083484220,568,9
19752755018,8136663351212790,994948161577331,869,5
19763090012,2137740371077020,89569335745190,869,5
1977336508,913856185821480,69638408690730,769,6
1978362007,613941700855150,69627508–10900–0,169,1
1979381505,414038270965700,7963735398450,168,7
1980402505,5141498021115320,89647719203660,268,3
1981423005,114247209974070,79695421377020,468,1
1982434502,714312690654810,59630454–64067–0,767,3
1983465507,114367070543800,49584399–460550,566,7
1984478502,814424211571410,4959087764780,166,5
1985481000,514491632674210,59614550236730,266,3
1986485000,814572278806460,68915017–699533–7,361,2
1987491501,314665037927590,68973302582850,761,2
1988496501,014760094950570,69010256369540,461,0
1989501501,014848907888130,691343231240671,461,5
1990509001,5149511501022430,79177608432850,561,4
1991523002,8150697981186480,89228170505620,661,2
1992544004,0151841661143680,89321497933271,061,4
1993*566504,1152965911124250,79415000935031,061,5
1994*581002,6154160001194090,89485000700000,761,5

* 1993 en 1994 Ned. bevolking voorlopig cijfer/prognose CBS; verzekerdenstand raming ZFR.

Naar boven