nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Economische
Zaken (Kaderwet EZ-subsidies).
De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt,
bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
20 september 1995
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de totstandkoming van de derde
tranche van de Algemene wet bestuursrecht het wenselijk maakt de Kaderwet
verstrekking financiële middelen EZ en de Kaderwet specifieke uitkeringen
EZ te vervangen door nieuwe regels die een wettelijk kader scheppen voor de
verstrekking van subsidies door de Minister van Economische Zaken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze
Minister: Onze Minister van Economische Zaken.
Artikel 2
1. Onze Minister kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen
in:
a. het technologiebeleid;
b. het ruimtelijk economisch beleid;
c. het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf;
d. het beleid met betrekking tot energiebesparing en duurzame energie;
e. het exportbevorderingsbeleid.
2. Onze Minister kan voorts subsidies verstrekken voor activiteiten op
het gebied van de onderwerpen, die genoemd zijn in de begrotingsstaat, onderdeel
uitgaven en verplichtingen, behorend bij de wet, houdende vaststelling van
de begroting van uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische
Zaken voor het desbetreffende jaar, of voor een voorafgaand jaar voor zover
daarin een beschikking tot subsidieverlening is gegeven. Indien bij de aanvang
van enig jaar bedoelde wet nog niet in werking is getreden, wordt tot die
inwerkingtreding het voorstel daartoe in aanmerking genomen.
Artikel 3
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van
Onze Minister kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt
nader worden bepaald alsmede andere criteria voor die verstrekking worden
vastgesteld.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van
Onze Minister kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:
a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt
bepaald;
b. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
c. delegatie van de bevoegdheid besluiten te nemen op grond van de regeling;
d. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;
e. de verplichtingen voor de subsidie-ontvanger;
f. de vaststelling van de subsidie;
g. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten.
3. Bij een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling
als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de vaststelling van een subsidieplafond
en de regeling van de wijze van verdeling ervan, tenzij Onze Minister van
Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan.
Artikel 4
Onze Minister verstrekt slechts subsidie op grond van een algemene maatregel
van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 3, tenzij
het een subsidie betreft:
a. als bedoeld in artikel 4.2.1.3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
of
b. waarvan de voorgenomen verstrekking tevoren schriftelijk is medegedeeld
aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Artikel 5
1. Een aanvraag kan worden afgewezen en een beschikking, inhouden- de
de verstrekking van een subsidie op grond van deze wet kan worden ingetrokken
of gewijzigd voor zover subsidieverstrekking in strijd zou zijn met ingevolge
een verdrag voor de staat geldende verplichtingen.
2. Bij de intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd
betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.
3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop
de subsidie is verstrekt, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is
bepaald.
4. Artikel 4.2.6.2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet
van toepassing op de intrekking of wijziging, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 6
1. Onze Minister wijst voor door hem verstrekte subsidies een of meer
toezichthouders aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de
aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.
2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de
artikelen 5.1.8 en 5.1.9 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Aan subsidies op grond van deze wet is de verplichting verbonden dat
de subsidie-ontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die
deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Artikel 7
Tegen een besluit, genomen op grond van deze wet kan een belanghebbende
beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Artikel 8
De Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ en de Kaderwet specifieke
uitkeringen EZ worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing
blijven op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend
of vastgesteld.
Artikel 9
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze Minister
van Justitie de in deze wet voorkomende aanhalingen van de artikelen en afdelingen
van de Algemene wet bestuursrecht met de nieuwe nummering van de Algemene
wet bestuursrecht in overeenstemming.
Artikel 10
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 11
Deze wet wordt aangehaald als: Kaderwet EZ-subsidies.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,