nr. 4
VERSLAG
Vastgesteld 30 november 1995
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1,
belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer
van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud
dat de gestelde vragen door de regering tijdig beantwoord zullen zijn, acht
de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Het wetsvoorstel bevat een groot aantal bepalingen die terugwerken tot
en met 1 januari 1985. Het wetsvoorstel had geen prioriteit. De daarvoor aangedragen
argumentatie (een formalisering van wat al in praktijk wordt toegepast, de
bepalingen die terugwerken brengen geen nadeel voor betrokkenen, de doorwerking
van het veteranenbeleid in de overzeese regelingen) is niet overtuigend voor
de leden van de CDA-fractie. Een terugwerkende kracht van 10 jaar is zeer
ongebruikelijk en zeer ongewenst. De leden van de CDA-fractie willen van de
regering de expliciete toezegging dat het hier een incident betreft waaraan
geen enkele vorm van precedentwerking kan noch mag worden ontleend.
Thans worden in het onderhavige wetsvoorstel ook voor de Wet Apb en de
SIP ongehuwd samenwonenden met gehuwden gelijkgesteld. Er is echter voor gekozen
om de lopende pensioenen ongemoeid te laten. Het gaat daarbij om een aantal
van circa 52 gevallen.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven dit. Wel stellen zij nog de
volgende vragen.
– Hoeveel pensioenen moeten nog worden verleend op basis van de
Wet Apb en de SIP?
– Op welke termijn?
– Is in het voorliggende wetsvoorstel reeds rekening gehouden met
alle recente relevante wijzigingen van de ABP-wet en de ANW?
De memorie van toelichting besluit met de volgende zin:
«In situaties waarin als gevolg van terugwerkende kracht bij invoering
van deze wet teveel aan rechthebbenden blijkt te zijn uitbetaald is het redelijk
dat niet tot terugvordering van het teveel uitbetaalde wordt overgegaan.»
Maar wat gebeurt er in situaties waarin als gevolg van terugwerkende kracht
bij invoering van deze wet te weinig aan rechthebbende blijkt te zijn uitbetaald,
zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling van het voorstel
kennis genomen. Het verheugt hen dat de regering de gelegenheid heeft gevonden
te formaliseren wat al tien jaar wordt toegepast. De leden kunnen zich vinden
in het regeringsbeleid om geen structurele wijzigingen in het niveau van de
betrokken uitkeringen aan te brengen, waarbij zij op een aantal punten graag
een nadere toelichting ontvangen.
Tevens ontvangen zij graag een toelichting op de samenstelling van de
groep pensioengerechtigden waarop het voorstel ziet.
In relatie tot de gelijkstelling voor de Apb en de SIP van ongehuwd samenwonenden
met gehuwden, wordt door de regering opgemerkt dat er voor is gekozen de lopende
pensioenen ongemoeid te laten. Deze leden vragen in welk opzicht in het verband
van het wetsvoorstel sprake is van niet-lopende pensioenen.
Met het oog op de rechtszekerheid voor betrokkenen is er voor gekozen
ongehuwd samenwonenden niet op het pensioen te korten als gehuwden maar als
ongehuwden.
De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering toe te lichten of hier
sprake is van een precedent dan wel dat deze afweging in vergelijkbare situaties
steeds zo is uitgevallen.
Na de Oort-maatregelen is de premiecompensatie steeds zodanig vastgesteld
dat het netto-pensioen ongewijzigd bleef. Zijn door de controlerende accountant
naar aanleiding van deze handelswijze nog opmerkingen gemaakt?
In situaties waarin als gevolg van de terugwerkende kracht teveel blijkt
te zijn uitbetaald, is het volgens de regering redelijk het teveel betaalde
niet terug te vorderen.
Deze leden verzoeken de regering aan te geven in welke gevallen teveel
kan zijn uitbetaald.
Zij vragen of het beleid van de regering per saldo uit komt op een nettogarantie:
verslechteringen noch verbeteringen worden doorberekend c.q. doorgegeven.
Bij verbeteringen denken zij in dit verband aan de regelingen die na 1 januari
1963 voor het Nederlandse overheidspersoneel tot stand zijn gekomen. Zijn
in het verleden wel verbeteringen doorgegeven?
Is wèl sprake van een trendmatige aanpassing? Welke trend wordt
dan gehanteerd?
De voorzitter van de commissie,
De Cloe
De griffier van de commissie,
Hommes
XNoot
1Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis
(VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van
den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou
(PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes
(VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma
(GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA),
De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).
Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten
(CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel
(D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen
(CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks),
Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA),
Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).