24 400 XVI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 1996

nr. 102
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 6 september 1996

In mijn beantwoording van de vragen van het lid Van Middelkoop (GPV) over de aanwezigheid van aan benzidine verwante stoffen en bestrijdingsmiddelen in kleding (Aanhangsel Handelingen nr. 824, vergaderjaar 1995–1996), heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie Gezondheidsbescherming (IGB) naar de aanwezigheid van resten van bestrijdingsmiddelen in kleding.

De IGB heeft onlangs over dit onderzoek rapport uitgebracht. Uit het onderzoek is gebleken dat in meer dan een derde van de onderzochte textielmonsters restanten van bestrijdingsmiddelen zijn aangetroffen. Het gaat hier vooral om middelen die worden gebruikt om het eindproduct te beschermen tegen rot, schimmel of mot. Naar aanleiding van deze bevindingen heb ik het RIVM om een risico-evaluatie gevraagd met betrekking tot de aangetroffen verbindingen.

Het RIVM heeft zich in die evaluatie zowel gericht op de mogelijkheid van huidreacties (irritaties en/of overgevoeligheid) als gevolg van contact met de kleding in kwestie, als op de mogelijkheid van gezondheidseffecten ten gevolge van dermale of orale opname van de stoffen in het lichaam.

Ten aanzien van de mogelijkheid van huidirritaties of overgevoeligheidsreacties, concludeert het RIVM op basis van de weliswaar beperkte gegevens hieromtrent van de stoffen in kwestie, dat dit niet geheel uit te sluiten is edoch niet waarschijnlijk is. Voor het optreden van huidreacties is de concentratie van stoffen waaraan de drager wordt blootgesteld van doorslaggevend belang. Voor deze blootstellingsconcentratie is het RIVM uitgegaan van de risico-overschattende aanname dat de concentratie van het residu tevens is de concentratie van effectieve blootstelling. Deze risico-overschattende aanname in combinatie met datgene wat bekend is over de sensibiliserende eigenschappen van de stoffen, brengt het RIVM tot voornoemde conclusie.

Met betrekking tot de gezondheidseffecten van bedoelde stoffen ten gevolge van opname door de huid of oraal, concludeert het RIVM dat geen risico's te verwachten zijn, kijkend naar de aanvaardbare blootstelling aan deze verbindingen en de ingeschatte effectieve blootstelling. Voor dieldrin is deze marge het kleinst. Ook hier acht het RIVM deze marge echter nog voldoende daar er sprake is van een factor 100 tussen de geschatte blootstelling en de blootstelling waarbij geen nadelige effecten voor de gezondheid worden verwacht.

Bijgevoegd vindt u zowel het rapport van de IGB als de evaluatie van het RIVM.1

Voor de goede orde deel ik u ten slotte mede dat het in mijn bovengenoemde antwoorden aangekondigde handelsverbod op kleding en aanverwante artikelen welke AZO-kleurstoffen bevatten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren, onlangs zijn beslag heeft gekregen in de publicatie van de Warenwetregeling AZO-kleurstoffen (Staatscourant nr. 143, 29 juli 1996).

Ik vertrouw erop u hiermede naar behoren te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven