24 400 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1996

nr. 75
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juni 1996

Hierbij informeer ik u over de slotverklaring die tijdens de ministersconferentie over verontreiniging van de lucht door ozon (zomersmog) te Londen (20 – 21 mei) door de ministers van België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk is aangenomen. Naast de acht Noord-West Europese landen namen vertegenwoordigers van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, de Europese Commissie (DG XI) en het Europese Milieu Agentschap deel aan de conferentie. Een afschrift van de slotverklaring is bijgevoegd.

Aanleiding tot deze, op initiatief van het Verenigd Koninkrijk gehouden, ministersconferentie is dat het probleem van verhoogde concentraties ozon op leefniveau (zomersmog) internationaal hoog op de politieke agenda staat. Tijdens de conferentie stond de vraag centraal of naast nationale en internationale structurele bestrijdingsmaatregelen (met een effect op middellange en lange termijn) tijdelijke verkeersbeperkende maatregelen tijdens zomersmogepisoden, zoals deze op basis van ozon-wetgeving in Duitsland bij wijze van experiment worden uitgevoerd, een rol in de andere deelnemende landen zouden kunnen spelen.

Tijdens het zomerhalfjaar (april – september) treden bij zonnig en warm weer in grote delen van Europa verhoogde ozonniveaus (zomersmog) op. Bij zomersmog wordt ozon als belangrijkste en meest schadelijke component beschouwd. In een proces van fotochemische reacties, waarbij zonlicht een belangrijke rol speelt, worden stikstofoxyden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS) in ozon omgezet. Verhoogde ozonconcentraties kunnen leiden tot gezondheidseffecten bij mensen en veroorzaken schade aan vegetatie (bossen, oogsten) en aan gebouwen.

Hoge ozonconcentraties in Europa worden vooral door grootschalige verontreiniging in de atmosfeer bepaald. Tijdens een zomersmogepisode in Nederland komt ongeveer 80% van de ozon en de schadelijke stoffen waaruit ozon wordt gevormd uit het buitenland. Nederland zelf exporteert daarentegen ook grote hoeveelheden luchtverontreinigende stoffen naar de ons omringende landen. Internationaal bestaat consensus dat alleen een structurele (inter)nationale aanpak van het zomersmogprobleem op termijn uitzicht biedt op een oplossing. (Inter)nationale structurele bestrijdingsmaatregelen vormen dan ook de kern van het Nederlandse smogbeleid. Op een termijn van ongeveer 10 jaar zullen deze maatregelen steeds meer vruchten gaan afwerpen. De effecten van tijdelijke maatregelen op de zomersmogconcentraties en daarmee op een vermindering van de gezondheidseffecten zijn in Nederland èn in Europa zeer beperkt. Naast de geringe effectiviteit van tijdelijke maatregelen, kan het nemen van verkeersbeperkende maatregelen leiden tot een verandering in het activiteitenpatroon van mensen (meer bewegen, bijv. fiets i.p.v. auto) waardoor de totale geïnhaleerde hoeveelheid ozon kan toenemen en zo tot meer gezondheidseffecten kan leiden. Daarom zijn in het Nederlandse smogbeleid dat op 1 januari 1992 van kracht geworden is, geen tijdelijke emissie beperkende maatregelen bij het verkeer en de industrie opgenomen.

De acht aan de conferentie deelnemende landen hebben in de slotverklaring sterk benadrukt dat alleen een (inter)nationaal structureel bestrijdingsbeleid het zomersmogprobleem in Europa in de toekomst kan oplossen.

Het streven van de aan de conferentie deelnemende landen is erop gericht dat door structurele maatregelen vanaf 2005 geen overschrijdingen van de Europese drempelwaarde op basis waarvan de bevolking dient te worden geïnformeerd (180 microgram/m3) meer voorkomen. De landen roepen de Europese Unie en de Economische Commissie voor Europa van de VN op om zo snel mogelijk een Europees programma voor de structurele emissiereductie van NOx en VOS te presenteren. Hierbij wordt gevraagd concrete afspraken te maken over reducties en daaraan verbonden tijdschema's waarbinnen deze reducties moeten zijn gehaald (in het bijzonder in het in voorbereiding zijnde Tweede NOx-protocol). Daarnaast wordt de Europese Commissie verzocht de milieu-eisen aan auto's en autobrandstoffen verder aan te scherpen, een Europese verzuringsstrategie te ontwikkelen, te werken aan een Europese Stage II (dampretour) richtlijn en invulling te geven aan de 2e fase van de ozonrichtlijn. Ook wordt gevraagd om gebruik te maken van financiële en fiscale instrumenten.

Naast deze aanpak via internationale gremia bevat de slotverklaring een stimulans om op nationaal niveau pakketten met structurele maatregelen ter bestrijding van luchtverontreiniging op lokaal en regionaal gebied met een effect binnen een termijn van 3–5 jaar te ontwikkelen en/of verder uit te werken. Voor Nederland gaat het hierbij onder andere om de ontwikkeling van een «Plan van Aanpak voor de bestrijding van stedelijke luchtverontreiniging» met concrete afspraken tussen overheden over te nemen acties en uitvoering van beleid. Dit in het NMP aangekondigde plan zal in de eerste helft van volgend jaar worden gepresenteerd. Voorts gaat het om maatregelen gericht op de verbetering van de brandstofefficiency voor personenauto's en vrachtwagens, verschuiving in de brandstoffenmix (van diesel naar LPG) en de inzet van fiscale en financiële instrumenten om het gebruik van schone brandstoffen te bevorderen (ten opzichte van het gebruik van dieselbrandstof).

Tenslotte spelen ook diverse maatregelen uit het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer hierbij een rol.

Ten aanzien van tijdelijke verkeersbeperkende maatregelen tijdens zomersmogepisoden is afgesproken dat de landen zullen samenwerken in een evaluatie van de verschillende tijdelijke maatregelen die (in andere landen) bestaand beleid zijn of in voorbereiding zijn, in het bijzonder het Duitse experiment. Er zijn derhalve geen afspraken gemaakt over het gezamenlijk nemen van tijdelijke maatregelen.

In de slotverklaring is verder vastgelegd dat de deelnemende landen een aantal aanvullende activiteiten zullen ontplooien. Het gaat hierbij om verdere harmonisatie en verbetering van voorspellingsmodellen voor perioden van verhoogde luchtverontreiniging en de uitwisseling van gegevens ten behoeve van voorlichting en het geven van gedragsadviezen aan de bevolking. Ten behoeve van de verbetering en de harmonisatie van de voorspellingsmodellen wordt een internationale werkgroep gevormd onder coördinatie van het Europese Milieu Agentschap.

De gemaakte afspraken, zoals neergelegd in de slotverklaring, vormen een evenwichtig antwoord op de problematiek van zomersmog en sluiten goed aan bij het door Nederland nationaal en internationaal gevoerde beleid.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven