24 400 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1996

nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 15 augustus 1996

Nederlandse sporters hebben tijdens de Olympische Spelen in Atlanta een uitzonderlijke prestatie geleverd. De winnende sporters hebben naast hun medaille ook allemaal een geldprijs in ontvangst mogen nemen. Onder hen bevinden zich ook studenten die studiefinanciering genieten op grond van de Wet op de studiefinanciering (WSF).

Studerenden met studiefinanciering mogen volgens de WSF 15 000 gulden netto per jaar bijverdienen. Indien een studerende méér verdient, ontstaat er volgens de WSF een vordering op de studerende ter grootte van het inkomen boven de 15 000 gulden (voorzover er beurs is ontvangen), vermeerderd met 300 gulden voor elke maand van het kalenderjaar waarin studiefinanciering werd genoten (voor het bezit van de OV-studentenkaart).

Het is mijn inzet om te voorkomen dat Nederlandse studenten die een medaille hebben gewonnen, hierdoor tegen een korting op hun studiefinanciering oplopen als gevolg van de premie die zij met hun sportprestatie hebben verdiend. Als de verdiende premies onder de inkomstenbelasting vallen, zouden ze tot een vordering voor de WSF kunnen leiden. Zo nodig zal ik voor de premies van de Olympische medaillewinnaars een uitzondering maken. De sporters hebben namelijk met hun uitzonderlijke topprestatie een premie verdiend waarop zij van tevoren niet konden rekenen.

Naar de mogelijkheden om een korting op de studiefinanciering te voorkomen verricht ik thans nog nader onderzoek.

Zodra ik nadere informatie bezit zal ik deze aan uw Kamer doen toekomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven