24 400 V
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 1996

nr. 89
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 29 augustus 1996

Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Sipkes tijdens het ordedebat op 27 dezer, Uw Kamer nader te informeren over de vervanging van mevrouw mr. J. M. P. F. van Vliet als woordvoerster van de OVSE-missie in Bosnië-Herzegovina, moge het volgende dienen.

Naar aanleiding van de rol die de OVSE kreeg toebedeeld in de vredesregeling voor Bosnië-Herzegovina, werd begin dit jaar een OVSE-missie in het leven geroepen onder leiding van de Amerikaanse ambassadeur Frowick. Begin februari werd mevrouw Van Vliet, die deel uitmaakt van de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Wenen, op verzoek van de OVSE gedetacheerd bij de afdeling Voorlichting van de OVSE-missie in Sarajevo. Op 27 maart werd zij door ambassadeur Frowick benoemd tot zijn woordvoerster (senior advisor for public policy).

De alleszins positieve ervaringen die mijn beide voorgangers Van den Broek en Kooijmans hebben opgedaan in de periode waarin mevrouw Van Vliet op mijn ministerie is opgetreden als plaatsvervangend woordvoerster, geven mij de overtuiging dat betrokkene voor de functie in kwestie uitstekend gekwalificeerd was.

De beslissing zoals deze op 24 augustus jl. door ambassadeur Frowick ter kennis is gebracht van mevrouw Van Vliet en die inhield dat zij van haar functie als woordvoerster van de OVSE-missie in Sarajevo zou worden ontheven, kwam derhalve geheel onverwacht.

Ik wil in dit verband niet onvermeld laten dat ambassadeur Frowick haar wel in aanmerking heeft willen brengen voor een andere functie. Gelet op het feit dat zij toch reeds binnenkort haar werkzaamheden bij de Nederlandse delegatie in Wenen zou hervatten, is evenwel besloten dat daarvan geen gebruik zal worden gemaakt.

Uiteraard heb ik niet nagelaten, aanstonds te bestemder plaatse opheldering over de gang van zaken te vragen. De veronderstelling dat mevrouw Van Vliet niet op haar taak berekend zou zijn, wordt door mij niet gedeeld, zodat moet worden aangenomen dat sprake is van een – om overigens onduidelijke redenen – vertroebelde werksituatie. De opmerkingen die over de kwaliteit van haar functioneren door derden zijn gemaakt, worden, zeker wanneer dat geschiedt in het openbaar, dan ook door mij in hoge mate betreurd en ik heb daarvan inmiddels doen blijken.

Aangezien ambassadeur Frowick, als hoofd van de OVSE-missie, krachtens zijn mandaat de personele samenstelling en taakverdeling van zijn missie zelfstandig kan wijzigen en ook in het verleden reeds meermalen in deze zin is opgetreden, dient zijn beslissing – hoezeer deze ook moet worden betreurd – te worden gerespecteerd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Naar boven