nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 21 april 1999
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier van de vaste Commissie
voor Buitenlandse Zaken (zie bijlage) d.d. 11 maart 1999, kan ik U mede
namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking als volgt informeren.
1. Wat zijn de oorzaken en hoe groot is de omvang van
de financiële problemen op het ministerie
De financiële problematiek bedraagt naar huidige inzichten in 1999
NLG 25 mln oplopend tot een bedrag van NLG 63 mln in 2003. De problematiek
wordt op de eerste plaats veroorzaakt door de taakstelling uit het Regeerakkoord.
Als tweede kan genoemd worden de tekortdreiging op de personeelsbegroting
als gevolg van een te groot personeelsbestand in verhouding tot het budget
en door een hoger stijgingspercentage van het incidenteel loon dan door het
ministerie van Financiën gehanteerd wordt. Als derde zal in de komende
jaren een aantal noodzakelijke beleidsintensiveringen worden doorgevoerd ten
behoeve van de invoering van het nieuwe personeelsbeleid, de inrichting van
de ICT-organisatie, de uitvoering van een communicatieplan, de herwaardering
van een aantal functies en ruimte voor flankerend beleid.
2 Wat zijn de gevolgen van de decentralisatie? Hoeveel
extra formatieplaatsen zijn erbij gekomen en welke kosten zijn hiermee gemoeid?
De delegatie van bevoegdheden naar de posten heeft geleid tot een uitbreiding
op de posten van 165 fte's (99 uitgezonden en 66 lokaal). Hier tegenover staat
een reductie op het departement van 47,5 fte's.
De personele kosten hiervoor bedroegen in 1997 NLG 21,3 mln, 1998 NLG
17,9 mln, 1999 NLG 17,5 mln en in 2000 en verder NLG 16,5 mln.
3 Kan inzicht worden verschaft welke andere kosten zijn
gemaakt tijdens Herijking
Ten behoeve van de uitbreiding van het aantal medewerkers in het buitenland
zijn in 1996 en 1997 incidentele uitgaven gedaan ten behoeve van huisvesting
ambassades om de extra medewerkers op een adequate wijze een werkplek te bieden.
De kosten hiervoor bedroegen NLG 16,5 mln. Daarnaast zijn de uitgaven ten
behoeve van huren van dienstwoningen en materiële exploitatie structureel
gestegen met NLG 7,2 mln.
Tevens zijn uitgaven gedaan om de interne verhuizing op het departement,
extra opleidingen en regionale conferenties te financieren. Deze kosten zijn
niet apart geadministreerd waardoor er geen nauwkeurige gegevens bestaan over
de exacte hoogte, maar bedroegen bij benadering incidenteel NLG 3,5 mln.
4 Kan informatie worden verschaft omtrent de financiële
gevolgen van de afspraken in het regeeraccoord?
De taakstelling uit het regeeraccoord op de apparaatsuitgaven bedraagt
NLG 4 mln in 1999 oplopend tot NLG 15 mln in 2003. Doordat de uitgaven van
BZ een ODA-component hebben vloeit een deel van de ombuigingen terug naar
de ODA. Inclusief verrekening van de ODA-toerekening bedraagt de problematiek
NLG 5 mln. in 1999 oplopend tot NLG 23 mln. in 2003. Deze bedragen maken onderdeel
uit van de reeks genoemd bij antwoord op vraag 1.
5 Hoe is de concrete uitwerking van de efficiency-operatie?
Op welke onderdelen van het ministerie zal worden bezuinigd en welke gevolgen
heeft dat voor het personeel?
De bezuinigingen die in het kader van de efficiency-operatie worden doorgevoerd
zullen het hele ministerie betreffen. In dit verband is er sprake van het:
– samenvoegen van een aantal directies (ondermeer samenvoegen voorlichtingsdienst
OS en BZ en oprichten Bureau SG door het samenvoegen van twee directies);
– verkleinen van zowel beleidsdirecties als stafafdelingen;
– verminderen van het aantal functies op posten en sluiting van
een aantal posten;
– besparing op de materiële uitgaven door maatregelen als bundeling
van vervoersstromen, het centraliseren van drukwerk en het samenvoegen van
magazijnen
Deze maatregelen leidt naar verwachting tot een verkleining van het personeelsbestand
met 334 medewerkers in 2003. Voor het personeel is een geen-gedwongen-ontslag
garantie afgegeven. De reductie van het aantal medewerkers zal in eerste instantie
worden gerealiseerd via natuurlijk verloop. Daarnaast zijn middelen vrijgemaakt
voor flankerend beleid waaruit ondermeer om- en bijscholing van reeds in dienst
zijnde personeelsleden en financiële ondersteuning bij het zoeken naar
een andere werkkring wordt gefinancierd.
Overigens geldt dat de invulling van dit pakket op dit moment onderwerp
van overleg is met de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg.
De Minister Van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
BIJLAGE
's-Gravenhage, 11 maart 1999
Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken verzoek ik u, mede naar
aanleiding van de discussie tijdens de begrotingsbehandeling hierover, de
Kamer nader te informeren over de voortgang van de reorganisatie op het ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Naar aanleiding van berichten in de pers zou de commissie het op prijs
stellen een antwoord te ontvangen op de volgende vragen:
1. Wat zijn de oorzaken en hoe groot is de omvang van de financiële
problemen op het ministerie?
2. Wat zijn de gevolgen van de decentralisatie? Hoeveel extra formatieplaatsen
zijn erbij gekomen en welke kosten zijn hiermee gemoeid?
3. Kan inzicht worden verschaft welke andere kosten zijn gemaakt tijdens
Herijking?
4. Kan informatie worden verschaft omtrent de financiële gevolgen
van de afspraken in het regeeraccoord?
5. Hoe is de concrete uitwerking van de efficiency-operatie? Op welke
onderdelen van het ministerie zal worden bezuinigd en welke gevolgen heeft
dat voor het personeel?
De griffier van de commissie,
Hommes