nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 12 maart 1998
Tijdens de regeling van werkzaamheden van Uw Kamer op 11 maart jongstleden
heeft U het Kabinet om een reactie verzocht op het recent gepresenteerde KPMG-rapport
over de stand van zaken van de herijking. Ik wil U als volgt antwoorden.
Met de herijking van het buitenlands beleid is een ingrijpend proces op
het ministerie van Buitenlandse Zaken in gang gezet. Sleutelbegrippen zijn
samenhang, samenspel en slagvaardigheid. Samenhang in het beleid en tussen
de beleidsinstrumenten alsmede samenspel binnen en tussen ministeries zijn
noodzakelijk om als klein land effectief in de wereld te kunnen opereren.
Een betere samenhang en beter samenspel vergroten immers de slagvaardigheid
van het buitenlands beleid.
In het kader van de herijking is in 1996 op het ministerie van Buitenlandse
Zaken een zeer grote reorganisatie van start gegaan. Na de finalisering van
de politieke besluitvorming eind 1995 ging op 1 september 1996 de nieuwe organisatie
van start en werd op 1 januari 1997 de delegatie aan de posten doorgevoerd.
Vanwege de omvang en de intensiteit van de reorganisatie is met de Ondernemingsraad
afgesproken dat de voortgang van het reorganisatieproces tussentijds zou worden
bezien. Dat onderzoek is eind 1997 door KPMG uitgevoerd. Het rapport heet
dan ook «Stand van zaken, na één jaar herijking van het
buitenlands beleid». Het rapport is gebaseerd op gesprekken met medewerkers
van Buitenlandse Zaken en andere ministeries, alsmede de schriftelijke reacties
van posten.
De geïnterviewden onderschrijven de visie die ten grondslag ligt
aan de herijking. Ook geeft KPMG aan dat na een jaar herijking veel is bereikt:
de organisatie is aangepast, de delegatie naar de posten is tot stand gekomen,
de homogene groep internationale samenwerking is ingesteld, jaarplancycli
zijn opgezet en doorlopen, etc. Er zijn veel nieuwe initiatieven in gang gezet,
zoals vernieuwing van personeelsbeleid, verbetering van financieel beheer
en vernieuwing van informatie- en communicatietechnologie. Ondertussen heeft
het Ministerie ook een succesvol voorzitterschap van de Europese Unie achter
de rug.
KPMG schrijft «in het onderzoek niets te hebben aangetroffen wat
afwijkt van het «normale» patroon bij dit soort trajecten».
KPMG geeft aan dat het veranderen van organisaties een taaie materie is. Het
ombouwen van grote organisaties is een proces dat jaren duurt. Een standopname
na een jaar levert in welke organisatie dan ook, naast zaken die goed op de
rails staan, onvermijdelijk beelden op van zaken die voor verbetering vatbaar
zijn. Het gaat dan vaak om de cultuur van een organisatie. Belangrijk daarbij
zijn het management, het personeelsbeleid en de communicatie, zowel binnenshuis
als naar de samenleving toe. In het geval van Buitenlandse Zaken is dat niet
anders. KPMG adviseert de departementsleiding op deze punten duidelijker te
sturen, goed te letten op de samenhang tussen de verschillende in gang gezette
initiatieven en ze hoog op de agenda te houden.
De conclusies van KPMG worden door mij en de ambtelijke leiding van mijn
ministerie onderschreven, de aanbevelingen worden overgenomen. Het rapport
van KPMG gaat dan ook vergezeld van een management brief van de ambtelijke
leiding van het ministerie aan de medewerkers, waarin wordt ingegaan op deze
conclusies en aanbevelingen. De brief bevat een overzicht van concrete stappen
op de punten die KPMG aangeeft. Ook de management brief wordt vanzelfsprekend
door mij en de andere bewindslieden op Buitenlandse Zaken onderschreven.
Ik heb besloten de samenvatting van het KPMG-rapport en de management
brief openbaar te maken; er is immers niets te verbergen. De ingezette reorganisatie
is groot, ingrijpend en nog niet afgerond. De standopname van KPMG geeft alle
aanleiding om door te gaan op de ingeslagen weg.
Voor wat betreft de opmerkingen over het vraaggesprek van minister Pronk
en mij in het blad Internationale Samenwerking verwijs ik naar de beantwoording
van de kamervragen, die U binnenkort zal toegaan.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo