24 337
Herijking van het buitenlands beleid

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 april 1996

In de motie van de leden Van Middelkoop en De Hoop Scheffer (kamerstuk 24 337, nr. 11), voorgesteld in het nota-overleg van 4 december 1995, wordt mij verzocht de notitie «detachering van attachés bij diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland»aan de Kamer te doen toekomen. In deze notitie, die U hierbij toegaat,1 is het beleid inzake de detachering van attachés neergelegd, alsmede de vigerende interdepartementale afspraken terzake. De notitie werd medio 1994 aangeboden aan de Secretarissen-Generaal.

Ter aanvulling en actualisering van de cijfermatige bijlage 3 van deze notitie volgen hieronder enkele kengetallen.

Per eind januari 1996 werkten 369 ambtenaren van andere departementen op posten in het buitenland, en 1065 ambtenaren van de Dienst Buitenlandse Zaken. Medio 1993 bedroegen deze aantallen respectievelijk 331 en 1051.

Voor alle diplomatieke vertegenwoordigingen van het Koninkrijk wordt op basis van gegevens van het onafhankelijke onderzoeksbureau Employment Conditions Abroad, Ltd., een zogenaamde «hardshipfactor» bepaald. Deze «hardshipfactor» is een getal op een schaal van 1 tot 12. Naar mate de omstandigheden op een post onaangenamer, onveiliger danwel ongezonder zijn, neemt de «hardshipfactor» toe. Het gewogen gemiddelde van de «hardshipfactor» van de gedetacheerde ambtenaren bedroeg 4,31; voor de uitgezonden ambtenaren van de Dienst Buitenlandse Zaken was dit bijna 50% meer, te weten 6,4.

Op beleidsniveau bleef de getalsmatige verhouding tussen attachés en uitgezonden ambtenaren van de Dienst Buitenlandse Zaken schommelen rond de één staat op twee. Op specifieke posten kan de ratio echter aanzienlijk van dit gemiddelde afwijken; bijvoorbeeld, op Hr. Ms. Ambassade te Washington is deze verhouding omgekeerd.

Het is mijn voornemen om na afronding van de herijkings-operatie nader overleg te laten plaatsvinden met de betrokken departementen over de wenselijkheid van bijstelling van deze notitie. Daarbij zal de coördinerende rol van de Minister van Buitenlandse Zaken in het ontschotte buitenlands beleid centraal staan, alsmede de daaraan verbonden noodzaak op de posten een juiste balans qua aantal en niveau te bewaren tussen de uitgezonden medewerkers van Buitenlandse Zaken en die van andere departementen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven