24 335
Wijziging van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen in verband met de registratie van de dekking van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

§ 1. Inleiding

Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) is de verzekeraar verplicht ten aanzien van elke Wam-verzekering met betrekking tot een motorrijtuig dat een kenteken behoeft een aantal gegevens te melden aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Het gaat met name om het begin en het einde van de looptijd van de verzekering. Deze regel geldt ook voor motorrijtuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad. In het Kentekenreglement1 wordt bedrijfsvoorraad omschreven als: te verhandelen, te bewaren of te bewerken voertuigen waarvan een erkend bedrijf de eigendom heeft verkregen. In deze memorie wordt onder «erkend bedrijf» verstaan een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning overeenkomstig artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994 is verleend.

De gegevens met betrekking tot deze verzekeringen en de wijzigingen daarin blijken in de praktijk echter veelal niet aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer te worden gemeld. De Rijksdienst voor het Wegverkeer heeft een systeem ontwikkeld om te bewerkstelligen dat deze praktijk en de daaraan verbonden nadelen zich niet langer zullen voordoen. Het systeem kan echter niet worden ingevoerd zonder dat de Wam wordt gewijzigd. Het voorliggende wetsvoorstel beoogt de invoering van het systeem mogelijk te maken.

Het is van belang, mede gelet op de terzake reeds in gang gezette voorbereidingen, dat het wetsvoorstel met ingang van 1 januari 1996 kracht van wet heeft en op die datum in werking zal treden.

§ 2. Wenselijkheid van een vernieuwde registratie van aan- en afmeldingen

Huidige praktijk

Onder de Wam is het mogelijk dat een verzekering dekking biedt voor motorrijtuigen die voorzien zijn van een handelaarskenteken en die zijn opgenomen in een bedrijfsvoorraad. Omdat de begrippen «garageverzekering» en «garagepolis» inmiddels zijn ingeburgerd in de praktijk, zullen wij deze begrippen hierna ook gebruiken. Voor ieder motorrijtuig dat in de bedrijfsvoorraad wordt opgenomen dient een verzekering van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te worden aangemeld. Kern van het probleem waarvoor het voorliggende wetsvoorstel een oplossing beoogt te bieden is dat in de huidige praktijk gegevens met betrekking tot deze garageverzekeringen veelal niet aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer worden gemeld. Oorzaak hiervan is dat het voor de verzekeraar praktisch niet uitvoerbaar is elke mutatie in de bedrijfsvoorraad aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer door te geven; het gaat immers om zeer veel mutaties per dag.

Het niet melden van de gegevens met betrekking tot verzekeringen ten aanzien van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad is niet in overeenstemming met de wet, maar deze praktijk wordt gedoogd. Dat de huidige praktijk in strijd is met de Wam is op zich reeds onwenselijk, doch daarenboven gelden nog andere bezwaren:

– Het slachtoffer van een verkeersongeval dat is veroorzaakt met een motorrijtuig in bedrijfsvoorraad waarmee met een gele kentekenplaat en dus niet met een handelaarskentekenplaat werd gereden, kan niet aan de hand van het kenteken en het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer achterhalen welke verzekeraar hij kan aanspreken. Hij zal de identiteit van de verzekeraar slechts te weten kunnen komen met hulp van het bedrijf. Ten overvloede zij opgemerkt dat het feit dat de verzekering niet is geregistreerd, niet betekent dat er geen geldige Wam-verzekering zou zijn1.

– In de huidige praktijk is het mogelijk dat wel dekking is verleend voor een motorrijtuig in bedrijfsvoorraad, doch dat zulks niet blijkt uit het register; het motorrijtuig is immers vaak niet bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer aangemeld. Een gevolg hiervan kan zijn dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer ervan uit gaat dat er geen verzekering is, terwijl deze wel is gesloten.

– De praktijk is niet alleen in strijd met de Wam, doch ook met artikel 50e, lid 1, onderdeel c, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf. Deze bepaling verbiedt een verzekeraar diensten te verrichten in de branche Aansprakelijkheid motorrijtuigen wanneer hij zijn verplichting tot kennisgeving als bedoeld in artikel 13 Wam niet nakomt.

Wegenverkeerswet 1994

Sinds de Wegenverkeerswet 19942 (WVW 1994) in werking is getreden, bestaat er nog meer aanleiding het systeem van registratie te wijzigen, en wel om de volgende redenen:

Met de invoering van de WVW 1994 trad een vernieuwd registratiesysteem in werking, waardoor de waarborg dat de tenaamstelling in het register juist is, nog groter wordt. De belastingplicht3 , althans met betrekking tot personenauto's, bestelbusjes en motorrijwielen, en de keuringsplicht4 zijn aan de kentekenregistratie gekoppeld, en niet meer aan het gebruik van de weg. De controlemogelijkheden en de handhaafbaarheid nemen daartoe toe. Wanneer de melding met betrekking tot gegevens van verzekeringen ten aanzien van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad niet zou worden verbeterd en evenmin de registratie zou veranderen, en dus de controlemogelijkheden en de handhaafbaarheid van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad achter zouden blijven ten opzichte van andere motorrijtuigen, moet niet worden uitgesloten dat bedrijven motorrijtuigen opnemen in de bedrijfsvoorraad, terwijl de verzekering niet voor die motorrijtuigen is bedoeld. Dat oneigenlijke gebruik dient te worden vermeden. De hiervoor gemaakte opmerking klemt des te meer, nu motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad vrij zijn van belasting. Daarenboven is de premie voor een verzekering van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad lager dan een premie voor andere motorrijtuigen. Juist omdat daardoor niet moet worden uitgesloten dat bedrijven zullen trachten meer auto's in de bedrijfsvoorraad op te nemen, is het wenselijk dat uit het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer blijkt welke auto's deel uit maken van die bedrijfsvoorraad. Zonder verbetering van het systeem zou het voorts niet mogelijk zijn om aan de hand van het register te controleren of er een verzekering is afgesloten met betrekking tot de bedrijfsvoorraad.

Het hebben van een on-line-verbinding met de Rijksdienst voor het Wegverkeer zal slechts worden voorbehouden aan een bedrijf waaraan een erkenning is verleend ingevolge artikel 62 WVW 1994. Alleen erkende bedrijven zullen van de nieuwe registratie-procedure gebruik kunnen maken. Met andere woorden: Alleen voor diegenen die een erkenning bedrijfsvoorraad hebben, kan een garagepolis worden aangemeld bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Niet-erkende bedrijven kunnen een motorrijtuig niet aanmelden in bedrijfsvoorraad. Uiteraard kunnen zij wel een handelsvoorraad hebben. Zij kunnen motorrijtuigen waarmee zij handelen laten registreren in het kentekenregister. Zij dienen deze motorrijtuigen dan op naam te zetten en apart door te geven aan de verzekeraar. Dit dient derhalve te geschieden op de bestaande manier.

§ 3. Werking van de nieuwe wijze van registratie

Voor garageverzekeringen heeft de Rijksdienst voor het Wegverkeer een systeem ontwikkeld waarbij de verzekeraar niet ieder motorrijtuig apart hoeft aan te melden1. Het systeem is nog niet ingevoerd: dat is pas mogelijk na inwerkingtreding van de voorgestelde wijziging van de Wam. Kern van het nieuwe systeem is: de verzekeraar verzorgt de kennisgeving in verband met de verzekeringsovereenkomst en de houder van de bedrijfsvoorraad verzorgt de kennisgeving met betrekking tot het opnemen van een motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad. De voor ontvangst bevestigde mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat geldt als de kennisgeving door de verzekeraar van het einde van de dekking met betrekking tot dat motorrijtuig.

In het ontwikkelde systeem meldt de verzekeraar aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer bepaalde gegevens. In het Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekeringen2 zal worden bepaald om welke gegevens het gaat. Het zal daarbij gaan om de naam van de verzekeraar, het polisnummer van de verzekering waar de dekking van de bedrijfsvoorraad onder valt en de dagtekening en het jaar van ingang van de dekking, alsmede het nummer waaronder aan het bedrijf de erkenning als bedoeld in artikel 62 WVW 1994 is verleend. Daarnaast dient nog een extra controle-gegeven te worden vermeld, zodat de kans op vergissingen tot een minimum wordt beperkt. Om die reden zal in het Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen worden bepaald dat ook het nummer van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel door de verzekeraar moet worden medegedeeld.

De kennisgeving van deze gegevens kan op dezelfde wijze plaats vinden als die waarop nu reeds andere kennisgevingen door de verzekeraars worden gedaan. De Rijksdienst voor het Wegverkeer neemt deze melding op in een onderdeel van het Wam-register, hierna het garagepolissenregister genoemd. Met dit onderdeel van het register kan worden achterhaald of voor motorrijtuigen die in het kentekenregister zijn geregistreerd als zijnde opgenomen in de bedrijfsvoorraad, een verzekering is afgesloten.

Vervolgens meldt het erkende bedrijf aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer dat hij motorrijtuigen in de bedrijfsvoorraad opneemt. Deze kennisgeving wordt opgenomen in het bestaande register. In dit verband zij opgemerkt dat in de systematiek van het Kentekenreglement opneming in de bedrijfsvoorraad geschiedt met behulp van een on-line verbinding; zie artikel 46, tweede lid, onderdeel a, van bedoeld reglement. Met andere woorden: het motorrijtuig wordt in de bedrijfsvoorraad opgenomen doordat het kenteken wordt aangemeld.

De dekking voor een bepaald motorrijtuig eindigt doordat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat. Het past in de systematiek van het Kentekenreglement, waarin een motorrijtuig wordt opgenomen in de bedrijfsvoorraad door de voor ontvangst bevestigde kennisgeving aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer, dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat ook door een mededeling.

Strikt genomen heeft die mededeling niet de inhoud dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat, doch een andere inhoud. Daarom wordt niet gesproken van kennisgeving. Er zijn meer mogelijkheden: het motorrijtuig wordt verkocht aan een particulier, geëxporteerd, gesloopt, of buiten gebruik gesteld, of de houder van de bedrijfsvoorraad gebruikt het motorrijtuig niet langer als onderdeel van de bedrijfsvoorraad maar voor zichzelf. Uit elk van deze mededelingen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer kan worden afgeleid dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat. Daarom is voor deze formulering gekozen. Deze mededeling wordt op het postkantoor gedaan, waar deze mededeling electronisch wordt doorgegeven aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (behalve in hoogst uitzonderlijke situaties, zoals in het kader van faillissement van de garagehouder het geval kan zijn). De Rijksdienst voor het Wegverkeer bevestigt deze mededeling voor ontvangst, eveneens electronisch, doorgaans slechts enkele seconden nadat de mededeling is gedaan. De dekking eindigt en het narisico begint te lopen dat aan twee vereisten is voldaan: ten eerste moet de mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer zijn gedaan en ten tweede moet deze mededeling door de Rijksdienst voor het Wegverkeer zijn bevestigd.

De controle door de Rijksdienst voor het Wegverkeer op de naleving geschiedt als volgt. Bij een individuele WAM-controle van een bepaald kenteken wordt eerst het gewone register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer geraadpleegd op de wijze zoals dat ook nu reeds geschiedt. Wanneer daarin geen dekking staat vermeld, maar wel een erkend bedrijf als kentekenhouder, betekent dit dat het motorrijtuig in een bedrijfsvoorraad is opgenomen. Wanneer zulks het geval is, wordt vervolgens het garagepolissenregister geraadpleegd. Wanneer in dat register een garageverzekering is opgenomen, is er dekking verleend voor het betreffende motorrijtuig.

Aangezien het in het nieuwe systeem niet nodig is dat de verzekeraar een kennisgeving doet van elke opname van een motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad, zal de omstandigheid dat het ondoenlijk is om van elk motorrijtuig een aparte kennisgeving te doen, zich niet meer voordoen.

Niet ieder bedrijf zal overeenkomstig het voorgestelde derde lid van artikel 13a aanmelden. Het is mogelijk dat een bedrijf wel een erkenning heeft, doch geen on-line-verbinding. Deze bedrijven zullen van het opnemen van een motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad een kennisgeving kunnen doen door middel van een on-line-verbinding op het postkantoor. Zij ontvangen daartoe een pasje van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarmee de on-line-verbinding tot stand kan worden gebracht.

Het verschil met de huidige situatie is derhalve drieërlei:

– De kennisgeving enerzijds door de verzekeraar dat een houder van een bedrijfsvoorraad een verzekering heeft gesloten en de kennisgeving anderzijds door het bedrijf dat het motorrijtuig wordt opgenomen in de bedrijfsvoorraad gelden tezamen als kennisgeving in de zin van artikel 13, eerste lid, Wam.

– De voor ontvangst bevestigde mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat geldt als de kennisgeving door de verzekeraar van het einde van de dekking met betrekking tot dat motorrijtuig.

– De dekking van een motorrijtuig staat niet als zodanig vermeld in het gewone register van de Wam (hetgeen thans volgens de wet het geval zou moeten zijn, doch dat in de praktijk niet is), maar kan worden achterhaald door een vergelijking van het kentekenregister van een onderdeel van het Wam-register, het garagepolissenregister.

§ 4. Narisico

De verplichtingen van de verzekeraar jegens de benadeelde eindigen niet alleen na verloop van zestien dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop volgens de kennisgeving van de verzekeraar de verzekering is beëindigd, vernietigd, ontbonden of geschorst, maar ook zestien dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de Rijksdienst voor het Wegverkeer de mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat bevestigt. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de bedoeling die de wetgever met de regeling van het narisico voor ogen stond, maar die met betrekking tot de garagepolissen in de praktijk niet goed werd nageleefd. Met deze regeling wordt aangesloten bij artikel 13, vierde lid; daar blijven de verplichtingen van de verzekeraar bestaan gedurende zestien dagen na de dag waarop volgens de kennisgeving de verzekering is beëindigd.

§ 5. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 2

lid 4

Tijdens de periode van het narisico is de verzekeringsplicht niet geschorst. Uit artikel 13a, zesde lid en zevende lid, volgt dat het narisico zich ook voordoet nadat de verzekeraar aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer de kennisgeving met betrekking tot het einde van de verzekering heeft gedaan, respectievelijk nadat de Rijksdienst voor het Wegverkeer de mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat heeft bevestigd. De toevoeging in het vierde lid van artikel 2 bedoelt met deze technische wijziging rekening te houden.

Artikel 13

lid 2

In het bestaande tweede lid wordt bepaald dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer een register bijhoudt van de kennisgevingen, bedoeld in het eerste lid van artikel 13. Deze bepaling wordt uitgebreid met de regel dat ook de kennisgevingen worden geregistreerd die de verzekeraars moeten doen van het sluiten van de garageverzekering en van het einde of de schorsing van de verzekering.

Voor het registreren van de kennisgevingen van de garagebedrijven biedt artikel 42 Wegenverkeerswet 1994 reeds een wettelijke basis.

lid 6

In de tekst van artikel 13, zesde lid, zoals die bepaling is gewijzigd bij de Invoeringswet Wegenverkeerswet 1994, is geschrapt de zinsnede met betrekking tot motorrijtuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een overeenkomstig artikel 62 WVW 1994 erkend bedrijf; deze categorie is overgeheveld naar artikel 13a, eerste lid. De tekst is gehandhaafd met betrekking tot de motorrijtuigen die voor herstel of bewerking ter beschikking zijn gesteld van een natuurlijke persoon of rechtspersoon en die zijn voorzien van een kenteken dat niet voor een bepaald voertuig is opgegeven, overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 37, derde lid, WVW 1994. Voor deze laatste categorie motorrijtuigen verandert er immers niets.

Voor de kennisgeving door niet-erkende garagebedrijven van verzekeringen dient de thans voorgeschreven overschrijvingsprocedure te worden gevolgd, die geldt voor de wijziging van de tenaamstelling voor particulieren. De niet-erkende bedrijven kunnen immers niet een motorrijtuig in een bedrijfsvoorraad in de zin van de WVW 1994 nemen en zij beschikken niet over een on-line-verbinding.

Artikel 13a

lid 1

Het eerste lid bepaalt dat een kennisgeving als bedoeld in artikel 13, eerste lid, ook met betrekking tot de verzekering ten aanzien van motorrijtuigen in bedrijfsvoorraad moet worden gedaan. Uit artikel 13, tweede lid, volgt dat ook deze kennisgeving in het register moet worden aangetekend.

leden 2 tot en met 4

Deze leden zijn de kern van het wetsvoorstel. Lid 2 bepaalt dat de verzekeraar aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer moet melden dat een bedrijf een verzekering heeft gesloten. Lid 3 bepaalt dat het bedrijf aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer moet melden dat een motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad is opgenomen. Lid 4 bepaalt tenslotte dat deze twee kennisgevingen tezamen gelden als de kennisgeving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, Wam. Zonder deze bepalingen zou invoering van het nieuwe systeem niet mogelijk zijn. De wet gaat thans immers uit van het melden van verzekeringen. Ten overvloede zij opgemerkt dat de woorden «als bedoeld in artikel 62 van de Wegenverkeerswet 1994» betrekking hebben op zowel de rechtspersoon als de natuurlijke persoon, genoemd in de leden 2 en 3.

Op grond van het eveneens te wijzigen artikel 13, achtste lid, zullen in het Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen gegevens worden genoemd die bij de kennisgeving moeten worden verstrekt.

lid 5

Het motorrijtuig kan op verschillende wijzen de bedrijfsvoorraad verlaten, bijvoorbeeld doordat het wordt overgedragen aan een particulier of aan een andere bedrijfsvoorraad, of doordat het wordt gesloopt of geëxporteerd. In alle gevallen wordt aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer kenbaar dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat. De aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer gedane mededeling waaruit kan worden afgeleid dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat neemt de plaats in van de melding door de verzekeraar dat de verzekering is beëindigd, mits deze mededeling door de Rijksdienst voor het Wegverkeer is bevestigd.

lid 6

Het vorige lid ziet op de situatie waarin een bepaald motorrijtuig niet langer onder de verzekering valt. Het ziet niet op het geval waarin de verzekeringsovereenkomst als zodanig eindigt. Deze laatste situatie valt onder het zesde lid. Wanneer de gehele verzekeringsovereenkomst eindigt door bijvoorbeeld opzegging, dient de verzekeraar daarvan kennis te geven aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Hetzelfde geldt voor de andere gegevens, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, wanneer deze de verzekeringsovereenkomst zelf betreffen en niet de dekking van een specifiek motorrijtuig. Dit is tot uitdrukking gebracht in het zesde lid. In artikel 4, vierde lid, Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekeringen zal worden bepaald welke gegevens de in artikel 13a bedoelde melding zal moeten bevatten. Artikel 13a bevat daarvoor de wettelijke basis. Artikel 13, vierde lid, wordt van overeenkomstige toepassing verklaard. Zie met betrekking tot deze bepaling, die het narisico regelt, de toelichting op het zevende lid.

Het zesde lid bepaalt ook dat van de schorsing een kennisgeving moet worden gedaan. Voor de goede orde zij hier opgemerkt dat het hier de schorsing van de verzekering betreft door de verzekeraar, bijvoorbeeld omdat de garagehouder nalatig is de premies te betalen, en niet de schorsing van de verzekering wegens buitengebruikstelling van het motorrijtuig. Het is niet waarschijnlijk dat in de praktijk bij bedrijfsvoorraadhouders behoefte zal ontstaan aan de laatstbedoelde mogelijkheid van schorsing.

lid 7

De wet bepaalt niet wanneer de verplichtingen van de verzekeraar een aanvang nemen. De registratie van de dekking is immers niet van belang voor de vraag of er een Wam-verzekering is. De vraag vanaf welk moment een dekking bestaat hoef ook voor de collectieve verzekering niet te worden geregeld. Uit het systeem volgt dat de verplichtingen van de verzekeraar aanvangen op het moment dat het motorrijtuig in de bedrijfsvoorraad wordt opgenomen.

Wel moet worden bepaald wanneer de verplichtingen van de verzekeraar eindigen; met andere woorden: het narisico moet worden geregeld. Ingevolge artikel 13, vierde lid, dat in het zesde lid van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, eindigen de verplichtingen van de verzekeraar zestien na de dag, volgende op die waarop volgens de kennisgeving van de verzekeraar de verzekering is beëindigd, vernietigd, ontbonden of opgeschort. Die bepaling regelt dus wanneer de verplichtingen van de verzekeraar eindigen in geval de verzekeraar de kennisgeving met betrekking tot het einde van de garagepolis doet. De bepaling regelt echter niet wanneer de verplichtingen van de verzekeraar eindigen in het geval waarin het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat. In die situatie doet de verzekeraar immers geen kennisgeving. Derhalve kan artikel 13, vierde lid, geen toepassing vinden. In het zevende lid is bepaald dat het narisico begint te lopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de Rijksdienst voor het Wegverkeer de mededeling waaruit blijkt dat het motorrijtuig de bedrijfsvoorraad verlaat, bevestigt.

Artikel II

Bij koninklijke boodschap van 17 december 1992 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994, houdende regeling van de verzelfstandiging van de Rijksdienst voor het Wegverkeer ingediend. Op dit moment is dit wetsvoorstel aanhangig in de Eerste Kamer1. In artikel II wordt in de zinsneden die betrekking hebben op de Rijksdienst voor het Wegverkeer steeds verwezen naar de «Dienst Wegverkeer», teneinde rekening te houden met het aannemen door de Eerste Kamer van bedoeld wetsvoorstel.

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink


XNoot
1

Besluit van 6 oktober 1994, Stb. 760.

XNoot
1

Vgl. Hoge Raad 22 juni 1976, NJ 1977, 163.

XNoot
2

Wet van 21 april 1994, houdende vervanging van de Wegenverkeerswet (Wegenverkeerswet 1994), Stb. 475.

XNoot
3

Artikel 1 jo. artikel 7, lid 1, sub a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, Wet van 16 december 1993, Stb. 1994, 17.

XNoot
4

Artikel 72 Wegenverkeerswet 1994.

XNoot
1

Hiernaar werd reeds verwezen in de memorie van antwoord bij de Wegenver- keerswet 1994, kamerstuk 22 030, nr. 6, blz. 35.

XNoot
2

Besluit van 13 oktober 1964, Stb. 380; laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 18 mei 1993, Stb. 277.

XNoot
1

Tweede nader gewijzigd voorstel van wet van 23 november 1994, EK 1994–1995, 22 961, nr. 93, verbeterd bij nota van verbetering van 7 december 1994, EK 1994–1995, 22 961, nr. 93a.

Naar boven