Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 24333 nr. 48 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 24333 nr. 48 |
Vastgesteld 11 juli 2000
De vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 30 mei 2000 overleg gevoerd met staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en staatssecretaris Vliegenthart van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de woonzorgstimuleringsregeling(24 333, nr. 46).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Kortram (PvdA) vond dat er moet worden gestreefd naar een geïntegreerd aanbod van wonen, zorg en dienstverlening, zodat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. De huidige belemmeringen op dat punt kunnen leiden tot een tweedeling. Ouderen met een flinke beurs kopen zelf wel zorg, maar degenen met een smallere beurs zijn afhankelijk van de overheid. Ook voor hen moet er een geïntegreerd en betaalbaar aanbod van wonen, zorg en dienstverlening komen. Dat is de nieuwe opgave voor de corporaties. Corporaties en zorgaanbieders moeten samenwerkingsverbanden in verschillende gradaties aangaan en het moet mogelijk worden om corporaties ook zelf te laten optreden als zorgaanbieder.
Er moet een eind komen aan de sterk institutionele, aanbodgerichte oriëntatie op wonen en zorg, maar ook aan de beleidsverkokering en de sectorale regelgeving. Tevens moeten de institutionele belemmeringen met betrekking tot de BBSH, de Woningwet en de WVG worden weggenomen. Welke vorderingen zijn daar tot nu toe mee gemaakt? Hoe staat het op dit moment met aanpasbaar bouwen? In het Inspectierapport over de bouwregelgeving staat daar iets over, maar het Bouwbesluit is al in 1997 aangepast. Welk deel van de woningvoorraad is aanpasbaar gebouwd? Hoe staat het met de nog te bouwen woningen, ook op Vinex-locaties? Uiteraard moet een en ander wel betaalbaar blijven. Er moeten ook voldoende huurwoningen beschikbaar blijven. De keuzevrijheid op dat punt moet blijven bestaan.
In het regeerakkoord wordt nadrukkelijk over de rol van de corporaties gesproken met het oog op de huisvesting van bijzondere groepen, maar er moet ook meer aandacht zijn voor de integratie van wonen en zorg voor ouderen. In deze regeling wordt echter niet verder ingegaan op de rol van de corporaties. Hoe zit dat? Er is de laatste jaren al veel ervaring opgedaan met experimenten en vernieuwende concepten op het terrein van wonen en zorg. Het komt nu vooral aan op implementatie en kennisoverdracht. Een overzicht van wat er tot nu toe is gebeurd, kan nuttig zijn bij de vaststelling of een nog uit te voeren experiment of vernieuwend concept een toegevoegde waarde heeft.
Zorginstellingen moeten in samenwerking met corporaties ook zonder reserves projecten kunnen starten, gericht op individueel maatwerk als het gaat om zorgaanbod. Het budget voor deze regeling moet daarom worden verdubbeld. Daarmee kunnen ook de voorstellen van haar fractie op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening worden gesteund. Mevrouw Kortram stelde voor in elke regio een nieuw te bouwen of bestaande wijk aan te wijzen waar corporatie, gemeente en andere actoren samen een samenhangend aanbod van wonen, zorg en dienstverlening ontwikkelen. Een landelijk programma van voorbeeldprojecten kan daarvoor het pad effenen.
De regeling wordt pas echt interessant als burgers letterlijk aan het woord komen en als vernieuwende initiatieven van die kant, individueel of in groepsverband, moeten worden gehonoreerd. Corporaties, gemeentes of zorgaanbieders moeten vervolgens voor de uitwerking zorgen, eventueel begeleid door de initiatiefnemers. Initiatieven door of voor specifieke groepen, zoals dementerenden, gehandicapten, dak- en thuislozen en allochtonen moeten ook een plek krijgen.
Er moet meer aandacht komen voor dienstverlening, want die is ook heel belangrijk bij wonen en zorg. Denk aan de maaltijdvoorziening, de klussendiensten en de sociale huismeester. Daarmee kan worden voorkomen dat mensen vroegtijdig worden gemedicaliseerd en een beroep op dure hulp moeten doen. Dienstverlening moet integraal worden betrokken bij de uitwerking van deze regeling. Daarom kan er beter worden gesproken van een woonzorg-dienstverleningstimuleringsregeling.
De heer Luchtenveld (VVD) wilde weten of de datum van 1 juli 2000 nog haalbaar is. Wat zijn te subsidiëren initiatieven van het veld? Is het wel verstandig, gelet op de inmiddels her en der tot stand gekomen initiatieven, het budget gelijkelijk over het land te verdelen? Moeten regio's met witte vlekken qua voorzieningen geen prioriteit hebben? Zitten er sturingselementen in de regeling? Is het niet beter ook de provincies een zwaardere rol op dit punt te geven? In hoeverre worden de gemeentes gestimuleerd hun visie op ouderenhuisvesting te verfijnen of uit te werken? Sluit het experiment met het woonzorgvoucher qua tijd aan op de stimuleringsregeling?
Er moet ook sprake zijn van een brede benadering van de zorgbehoefte in relatie tot de benodigde voorzieningen. Huisvesting is daar slechts een onderdeel van. Welke andere initiatieven worden er genomen om de bureaucratische schotten te slechten? De regelingen sluiten nog steeds niet op elkaar aan, maar dat kan rechtsongelijkheid met zich brengen. De zorginstellingen moeten zelf ook investeren in woonzorgvoorzieningen, maar ligt het in de lijn der verwachting dat de regeling financieel wordt opgebruikt? Zijn er al aanvragen ingediend? Op welke wijze wordt bevorderd dat ook ouderen met een ruimere beurs gebruik kunnen maken van woonzorgvoorzieningen? Ook in de koopsector moeten initiatieven worden ontwikkeld, want dan komt er plaats vrij voor mensen met de kleinere beurs. De middelen moeten zodanig worden ingezet dat er tot een balans tussen vraag en aanbod wordt gekomen.
De provincies pleiten ook voor een bijdrage van VWS of een gezamenlijke inzet van rijks- en provinciale middelen. Hoe denken de bewindslieden daarover?
Mevrouw Dankers (CDA) was blij met elke stap die ouderen de mogelijkheid biedt langer zelfstandig te kunnen wonen, ook als zij zorg nodig hebben en met elk woonzorgarrangement dat uitgaat van de werkelijke behoeften. De stimuleringsregeling is slechts een heel klein stapje, onder meer door de toevoeging van het onduidelijke element «innovatief». Wat is dat precies? Het veld is ook teleurgesteld. Men hoopte dat de bestaande knelpunten, bijvoorbeeld wat betreft de contingenten en het aanpasbaar nieuw bouwen, zouden worden aangepakt, maar daar ziet het vooralsnog niet naar uit. Wil je echter met iets nieuws beginnen, dan is het zaak eerst de belangrijkste knelpunten weg te werken. Die hebben vooral betrekking op het scheiden van de kosten van wonen en zorg in de bestaande huizen en de te steil aflopende huursubsidie, die ook te weinig ruimte biedt voor servicekosten en dienstverlening. Wil je mensen met een smalle beurs de toegang tot woonzorgcombinaties garanderen, dan moet duidelijk zijn waar die kosten worden ondergebracht. Vooralsnog komen deze echter niet in aanmerking voor investeringssubsidie en ze tellen ook niet mee voor subsidie. Is dit inmiddels geregeld?
Er moet een begin worden gemaakt met het ten laste van het AWBZ-fonds afboeken van boekverliezen uit het verleden, ontstaan door fusies, reorganisaties of vernieuwingsprojecten. Op die manier levert VWS ook een substantiële bijdrage. De instellingen lopen nog vaak aan tegen die top in de exploitatielast, maar dat gaat ten koste van projecten, ook samenwerkingsprojecten. Als je deze sector naar de toekomst toe flexibiliteit en ruimte wilt geven, dan is een afboekoperatie onvermijdelijk, wil je mensen daadwerkelijk laten kiezen uit een pluriform aanbod. Om hoeveel eenmalig geld gaat het dan? Het is ook van belang wonen en zorg binnen de AWBZ te scheiden. Dan kan de zorg die mensen nodig hebben vanuit de AWBZ worden gefinancierd, op basis van normbudgetten naar zorgzwaarte. Ook kan men dan wonen waar men wil, hoe men wil en met wie men wil. Dat voorkomt de eenvormigheid, waarin mensen moeten leven wanneer ze van zorg afhankelijk zijn geworden. Dan zijn er vervolgens allerlei initiatieven mogelijk, zoals instellingen op levensbeschouwelijke grondslag en tehuizen voor ex-militairen.
Mevrouw Dankers pleitte er ook voor de woonlasten te maximeren op 15% van het belastbaar huishoudinkomen. Daarmee wordt de armoedeval afgevlakt, maar tevens worden woonzorgcomplexen toegankelijk voor mensen met minder geld. Via het persoonsgebonden budget behouden ze dan hun zelfstandigheid en worden ze niet afhankelijk van zak- en kleedgeldregelingen. Zij voelde niets voor vouchers of bonnen, want die horen bij een tijd van grote schaarste. Het lijkt er soms op alsof schaarste wordt gecultiveerd om een ordeningsmechanisme overeind te kunnen houden, waarbij de verdeelsystematiek de kern van de discussie is. Niet de vrager stuurt maar het overheidsaanbod.
Wat de bijdrage van VWS betreft kan niet worden volstaan met de verwijzing naar de reserves, want de instellingen hebben niet allemaal voldoende reserves. Mogen instellingen, als ze niet genoeg reserves hebben, niet meedoen, ook al is hun project heel innovatief? De reserves worden momenteel al aangesproken door het innen van wachtlijstgelden. Wat wordt er gedaan aan het probleem van de taakverdeling tussen de drie bestuurslagen en de afstemming op dit punt?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) vond dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen, maar dan moet er wel sprake zijn van een optimale keuzevrijheid en betaalbaarheid, ook wat betreft de woonomgeving en de sociale structuur. Ouderen blijven noodgedwongen echter steeds vaker zelfstandig wonen, omdat vervolg- of tussenvoorzieningen onvoldoende aanwezig zijn. De keuzevrijheid moet dus worden gerelativeerd, maar als er sprake is van een te hoge financiële drempel of onvoldoende woningen, dan is het so wie so onmogelijk bepaalde diensten te huren of in een woning te wonen die men vanwege de gezondheid of de leeftijd nodig heeft. Het is heel belangrijk de verschillende regelingen zoveel mogelijk te integreren. Daar komt bij dat in de ene gemeente vaak meer dan kan dan in de andere. Een geïntegreerd beleid is essentieel. Daarom moeten de ministeries goed samenwerken. Kwesties als woningaanpassing en aanpasbaar bouwen moeten worden gestimuleerd. Zorg, dienstverlening en begeleiding moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. De financiering moet zoveel mogelijk via de cliënten lopen. Van gedwongen winkelnering kan dus geen sprake zijn. Er moet steeds meer in de richting van persoonsgebonden budgetten worden gewerkt. Mevrouw Van Gent was zeer benieuwd naar de definitieve nota Wonen. De toename van de behoefte aan wonen en zorg moet in ieder geval heel nauwkeurig in beeld worden gebracht.
In de regeling moet speciale aandacht worden besteed aan woonvormen, in bestaande en nieuwe wijken, voor doelgroepen als dak- en thuislozen en ex-psychiatrische patiënten. Dienstverlening en ondersteuning zijn ook heel belangrijk. Ook dat moet geïntegreerd gebeuren. Ook de huisvesting van allochtone ouderen en hun specifieke woonwensen moeten meer aandacht krijgen, net als de meergeneratiewoningen.
Mevrouw Van Gent zag deze regeling vooral als een ideeënfonds, met behulp waarvan verschillende groepen bijeen kunnen worden gebracht en minder als een fonds dat concrete projecten van de grond tilt, een fonds voor bouwen en investeren. Zij was niet voor een soort koppelverkoop tussen wonen en zorg. Het moet mogelijk blijven bij de ene corporatie te blijven huren, maar de zorg elders vandaan te halen. Die vrijheid mag niet worden ingeperkt. In die zin moeten wonen en zorg worden gescheiden, op basis van keuzevrijheid en toegankelijkheid voor iedereen. Zij was voor experimenten, als die tenminste van onderop plaatsvinden. Als particulieren op een bepaalde manier met elkaar willen wonen, dan moet de regeling daar de ruimte voor bieden. Ook instellingen die geen geld hebben, moeten initiatieven kunnen ontwikkelen. Als uit de evaluatie blijkt dat de regeling moet worden aangepast, dan moet dat gebeuren, ook wat het budget betreft.
Mevrouw Van 't Riet (D66) was erg voor nieuwe experimenten en initiatieven, substantieel en duurzaam, maar hoe staat het wat dat betreft met de financiële verhouding tussen VWS en VROM? Is dat inmiddels geregeld? In de brief wordt gesproken over de VWS-koppelsubsidie via onder andere de reserves van de bejaardentehuizen, maar werkt dat wel? Wat is de relatie met de woonzorgvouchers, het persoonsgebonden budget en de andere vormen van zorg, zoals de thuiszorg? Stel dat er in het kader van wonen een koppeling plaatsvindt met het PGB, wordt dat dan geclassificeerd als innovatief en experimenteel? Hoe verhoudt een en ander zich tot de ISV-experimentenpot, de ontwikkelingsvisie van de gemeentes en de regiovisie van de provincies? Hoe staat het met de regie?
De financiering van de zorg is nog steeds gericht op de instellingen, maar hoe kan daar een functiegerichte financiering van worden gemaakt? Welke rol gaan de corporaties vervullen met betrekking tot de financiering van de gemeenschappelijke ruimten? Wat is de relatie van het gebruik van die ruimten tot de IHS? Als het contract over wonen en zorg wordt verbroken, dan verspeelt men het recht op individuele huursubsidie. Wat gebeurt er dan? Wat wordt er bedoeld met het gestelde over een tijdelijke stimulans en ondersteuning van partijen om op maat gesneden woonzorgcombinaties te realiseren?
Er is eventueel cofinanciering mogelijk via VROM en VWS, maar hoe staat het met de provinciale en gemeentelijke middelen? Een bepaald project moet kunnen worden overgenomen door de lokale overheid. Wanneer treedt de regeling in werking?
De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer meldde dat de samenwerking tussen de ministeries van VWS en VROM de laatste tijd zeer is verbeterd. Uit het onderzoek naar de wenselijkheid van een woonstimuleringsregeling is gebleken dat er enerzijds al veel kan en veel gebeurt, binnen de huidige regelgeving, maar dat er anderzijds ook heel weinig gebeurt. Het wordt tijd een aantal zaken structureel in regelingen te verankeren. Daarom is er gekozen voor een tijdelijke stimuleringsregeling, gericht op vernieuwende elementen. Aanpasbaar bouwen staat al vanaf juli 1997 in het Bouwbesluit. Uit het woningbehoeftenonderzoek blijkt dat het aantal aangepaste woningen in de periode 1994–1998 is gestegen van 206 000 naar 363 000. In die periode werden 51 000 nieuwe woningen gebouwd. In het lopende programma is voorzien in het opplussen van 16 500 woningen. Daarnaast is er de tijdelijke liftenregeling. Er is dus al flink wat gebeurd. Dat blijkt ook uit de brief van Aedes. De corporaties leunen zeker niet achterover. Op initiatief van de corporaties worden er momenteel ook woonzorgcombinaties gebouwd, al gebeurt dat vaak met een onrendabele top. In het SEV-rapport wordt over die onrendabele top en de huurprijzen gesteld dat de huurprijzen in woonzorgcomplexen redelijk vergelijkbaar zijn met die van sociale nieuwbouw. Dat is dus geen probleem. De onrendabele top is hier en daar inderdaad weg gefinancierd door niet reguliere middelen, bijvoorbeeld met sponsorgeld voor een woonzorgcomplex. Soms hebben ook corporaties die top weggekapt. Daar wordt in het verdere innovatietraject ook naar gekeken. Inmiddels is ook besloten een zesde prestatieveld aan het BBSH toe te voegen. Dat bestaat onder andere uit het levensloopbestendig bouwen, het realiseren van complexen, ook door het zwaarder aanzetten van de corporatieverantwoordelijkheid terzake, het bemiddelen tussen wonen en zorg en het aanpassen van de omgeving. Het structureel zelf zorg verlenen door corporaties valt daar niet onder, want daar hebben ze vaak geen ervaring mee. Wel kunnen ze een bemiddelende rol spelen als het gaat om het aanbod. Aan dat aanbod worden overigens ook eisen gesteld. Daar komt bij dat je, als je wonen en zorg in één hand brengt, afbreuk doet aan het thema van scheiden van wonen en zorg. Dat kan leiden tot situaties van gedwongen winkelnering. Er wordt op toegezien dat dit niet gebeurt. Er is inderdaad sprake van een dip bij het realiseren van complexen, maar de oorzaak hiervan wordt nagegaan.
De lijn in de nota Wonen houdt in dat de corporaties verantwoordelijk worden voor aanpassingen aan individuele corporatiewoningen. Deze worden nu nog uit de WVG gefinancierd, maar sommige gemeentes kampen inmiddels met een opdrogende middelenstroom. Desgevraagd beaamde de staatssecretaris dat de huurder niet afhankelijk mag worden van de goedgeluimdheid van de corporatie als het gaat om aanpassingen. Die kwestie moet goed worden geregeld. De financiële positie van de corporaties is overigens geen reden tot zorg de komende jaren.
Door de verhoging van de huursubsidie in 1997 is de financiële situatie van ouderen aanmerkelijk verbeterd. Ook krijgen ouderen boven de aftoppingsgrenzen nog steeds relatief veel huursubsidie, meer dan de andere categorieën. De bedoeling daarvan was destijds de huisvesting in Wozoco's te ondersteunen. Bij de evaluatie van de Huursubsidiewet wordt nader gekeken naar de servicekosten en de dienstverlening.
In het beleidskader ISV wordt ook ingegaan op de stimuleringsregeling. De gemeentes moeten daar in het kader van het grotestedenbeleid en hun regievoerende verantwoordelijkheid terzake aandacht aan schenken. Daar is ook op gemonitord vanuit het ISV-kader. De G-30 hebben al ontwikkelingsplannen ingediend, maar de provinciale besturen kunnen een veel actievere en stimulerender rol vervullen, op basis van een visie op datgene waar men in structurele zin naar toe wil en de relatie met het stimuleringsfonds. Het valt niet uit te sluiten dat er een bepaald initiatief wordt genomen in het kader van het Innovatiebudget ISV. De conceptregeling heeft betrekking op vier categorieën, namelijk haalbaarheidsonderzoek, investeringsinitiatief, kennisverzameling en kennisoverdracht, vooral om het voorbeeldkarakter van de projecten te benadrukken. Verbreding en verspreiding krijgen een belangrijk accent, want als er ergens een bepaald initiatief wordt genomen, dan moeten anderen daar hun voordeel mee kunnen doen. Initiatieven van samenwerkende particulieren en initiatieven op het gebied van bijvoorbeeld meergeneratiehuisvesting en allochtonenouderenhuisvesting kunnen, mits ze aan de criteria voldoen, in aanmerking komen. De verwachting is dat er per jaar 150 tot 200 aanvragen kunnen worden ingediend. De staatssecretaris sloot niet uit dat er op een gegeven moment rekening wordt gehouden met lacunes in de zorg, met witte vlekken. Het is in principe de bedoeling, als dat mogelijk is, dat de instellingen ook bijdragen. Dit moet op een fatsoenlijke manier kunnen worden geregeld. Problemen komen bij de tussentijdse evaluatie aan de orde.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport benadrukte dat er de afgelopen twee jaar heel constructief is samengewerkt met VROM wat betreft het structureel op elkaar afstemmen van de woon- en zorgregelingen, want steeds meer mensen willen langer zelfstandig wonen, ook al hebben ze ondersteuning nodig in de vorm van zorg en dienstverlening. De behoefte hieraan zal de komende jaren alleen maar stijgen. Langs het spoor van de modernisering van de AWBZ, de nieuwe wet Exploitatie zorgvoorzieningen en het beleidsonderzoek naar het functioneren van de WVG wordt geprobeerd zodanige voorwaarden te creëren dat de regelgeving ruimte biedt voor de benodigde vernieuwing. Deze tijdelijke regeling moet worden gezien als een brug naar de situatie, waarin structurele regels het gewenste samengaan mogelijk maken. Met het oog daarop moet er op het innovatieve vlak veel meer gebeuren, want dan kan er steeds beter worden ingespeeld op de behoefte van degenen die op wonen en zorg zijn aangewezen.
De financiering van de zorg geschiedt op dit moment instellingsgericht. Door die instellingsgerichte aanspraken in de zorg zijn bouw en zorg altijd aan elkaar gebonden. Door de modernisering van de AWBZ kan er per 1 januari a.s. veel flexibeler worden omgegaan met het zorgaanbod, dus met de aanspraken verzorgingshuizen en verpleeghuiszorg. Deze verstrekking kan dan al of niet met verblijf worden aangeboden. Die ontwikkeling maakt het mogelijk, als zorgaanbieders en corporaties samenwerkingsverbanden aangaan, dat corporaties complexen neerzetten, terwijl de zorgaanbieders zorg op maat voor de individuele bewoner leveren. Corporaties kunnen een bemiddelende rol vervullen als het gaat om de verschillende pakketten die zorgaanbieders kunnen leveren. De samenwerking kan dus intensiever zijn. Bij de beslissing over groot onderhoud bij of renovatie van bestaande voorzieningen, uitbreidings- en instandhoudingbouw moet er, gefacilieerd door de Wet exploitatie zorgvoorzieningen, een afweging worden gemaakt van het zorgaanbod dat men wil verzorgen. Dat kan een geïntegreerd, intramuraal aanbod zijn, maar ook een gedifferentieerd aanbod. Wil men het laatste, dan moet men zich omvormen tot een woonzorgcomplex, via de scheiding van wonen en zorg. Er moet in ieder geval sprake zijn van een adequaat aanbod, aansluitend bij de vraag, ook van de cliënten die de meest intensieve vormen van verpleeghuiszorg nodig hebben. Er loopt inmiddels ook een traject sanering DKP-leningen en onrendabele toppen. Daarmee kunnen boekverliezen worden afgeboekt. Omstreeks 2004 moet een en ander zijn afgerond.
Met behulp van de nieuwe geflexibiliseerde verstrekkingensystematiek en de extra middelen voor het aanpakken van de wachtlijsten kan de capaciteit worden uitgebreid, in welke vorm dan ook. Nieuwe initiatieven kunnen zorgen voor extra volumegroei, met behulp waarvan geclusterd wonen, met een gedifferentieerd zorgaanbod mogelijk is. Maar ook op reguliere basis, zonder extra middelen voor innovatieve initiatieven en zonder domotica kunnen corporaties en zorgaanbieders gezamenlijk heel veel tot stand brengen. De inbreng van VWS heeft vooral betrekking op de uitbreiding van de zorgcapaciteit. De scheiding van wonen en zorg moet volledig worden benut. Daarmee kan maatwerk worden geleverd, via het gedifferentieerd aanbieden van de woon- en zorgcomponent. Dit zal ook worden gestimuleerd.
Er wordt momenteel met de zorgsector onderhandeld over een normering van de maximumreserve van een instelling. Een instelling moet altijd genoeg hebben om te functioneren, maar er zijn instellingen, vooral instellingen voor gehandicapten, met veel meer reserves. Soms lopen die zelfs op tot 15%. Die reserves worden echter niet afgeroomd. De instellingen mogen deze zelf inzetten voor nieuwe projecten, want dat leidt, samen met de inzet van de wachtlijstmiddelen, tot capaciteitsuitbreiding. Met name in de gehandicaptenzorg is veel behoefte aan nieuwe initiatieven op het gebied van zelfstandig en geclusterd wonen. De normering is dus geen bedreiging.
Als het gaat om de inzet van de wachtlijstmiddelen wordt getoetst of de instellingen hun reserves inzetten, maar capaciteitsuitbreiding staat bij dit soort projecten nooit op zichzelf. Dit hoeft geen probleem te zijn. In principe moet een instelling zelf een redelijke bijdrage leveren. Verzorgingshuizen mochten altijd maar maximaal 5% reserveren. Meer zullen ze in de meeste gevallen niet hebben. Instellingen die grond of onroerend goed in eigendom hebben, zouden die kunnen overdoen aan een corporatie of gemeente. De inkomsten kunnen worden ingezet voor zo'n project. De bedoeling daarvan is het vele vermogen, waarmee momenteel niets gebeurt, toch te gebruiken, in de zin van investeringen in bepaalde ontwikkelingen in deze sector. VWS zet de wachtlijstmiddelen in voor de uitbreiding van de capaciteit. Lokaal en regionaal zijn zorgaanbieders, corporaties en gemeentes al aan het overleggen over nieuwe initiatieven.
In het kader van het interdepartementaal WVG-beleidsonderzoek wordt gekeken naar de afstemming met voorzieningen op het terrein van hulpmiddelen en dienstverlening. Door de scheiding van de financieringstromen kan er maatwerk worden geleverd als het gaat om wonen, zorg en dienstverlening. Bij de cliënt komt een en ander uiteindelijk weer bij elkaar. Wonen, zorg en dienstverlening worden overigens al integraal geïndiceerd. Daardoor is afstemming beter mogelijk. Initiatieven van onderop, bijvoorbeeld van oudergroepen, krijgen ook kansen. Wil men een geclusterde woonvoorziening voor gehandicapten tot stand brengen, met bepaalde specifieke elementen, dan kan er in principe een beroep op de regeling worden gedaan, al heeft men daar zelf geen geld voor.
In het nieuwe toelatingssysteem in de gemoderniseerde AWBZ wordt uitgegaan van zorgaanspraken die niet meer institutioneel gebonden zijn. Dat wil zeggen dat alle aanbieders ook zorgaanspraken mogen verzorgen. Wel moet er worden voldaan aan een aantal criteria op het gebied van bestuurlijke deugdelijkheid, financiële transparantie en kwaliteit van de zorg. Aanbieders die aan deze criteria voldoen, kunnen worden toegelaten. Er zijn corporaties die zich hebben gespecialiseerd in voorzieningen voor ouderen of mensen met een handicap. Ook zij zouden in aanmerking kunnen komen voor toelating, maar het is de vraag of dat wenselijk is. De kracht van corporaties ligt vooral in de huisvesting, bouwen en wonen, terwijl de zorgaanbieders zich met name bezighouden met het bieden van kwaliteitszorg. Dat moet bij elkaar komen via het samengaan van deze twee aspecten. Dan kan er maatwerk worden geleverd.
De gemeentes financieren de uitvoering van de WVG via het Gemeentefonds. Sommige gemeentes investeren met de middelen, afkomstig uit het Gemeentefonds, ook in aangepaste woningen. Dat brengt in de toekomst een besparing op individuele uitgaven voor woningaanpassing voor mensen met beperkingen met zich. In strikte zin is de WVG echter bedoeld voor de individuele aanspraken van mensen.
Mevrouw Kortram (PvdA) bleef van mening dat het mogelijk moet zijn dat een corporatie wonen, zorg en dienstverlening levert, in samenwerking met zorginstellingen. Een corporatie moet ook zelf zorgaanbieder kunnen worden. Met het oog daarop herhaalde zij haar voorstel over het ontwikkelen van baanbrekende projecten, gericht op integraal wonen, zorg en dienstverlening. Van belang is wel, met het oog op het experimentele en toekomstgerichte karakter van de regeling, dat er geen onnodige belemmeringen worden opgeworpen. De grens voor de corporaties moet niet liggen bij de AWBZ-zorg. Corporaties moeten zelf als zorginstelling kunnen fungeren. Dit wordt ook mogelijk gemaakt door de modernisering van de AWBZ. Een aantal corporaties wil ook al nauwe relaties met zorginstellingen en omgekeerd. Zij zou graag zien dat een beperkt aantal corporaties en zorginstellingen de gelegenheid krijgt te fuseren. Dan komen er corporaties die ook als zorginstelling functioneren. De gevolgen daarvan moeten systematisch in beeld worden gebracht. Dan kan daarna op basis van argumenten van gedachten worden gewisseld. Deze regeling biedt daarvoor mogelijkheden. Ook initiatieven van onderop moeten mogelijk zijn.
De heer Luchtenveld (VVD) was er niet voor, uit een oogpunt van scheiden van wonen en zorg, dat corporaties op grote schaal gaan fuseren met zorginstellingen. Gaat het overigens om een ministeriële regeling of een AMvB? Wat wordt de precieze inhoud van de regeling? Wat gebeurt er als uit de evaluatie blijkt dat het in een bepaalde regio, waar nu al witte vlekken voorkomen, niet lukt te komen tot een groter aanbod van woonzorgvoorzieningen?
Mevrouw Dankers (CDA) vond het belangrijk dat men zijn kundigheid vooral daar inzet waar die het best tot zijn recht komt. Zij koos daarbij voor samenwerking. Samengaan is heel wat anders, want dat leidt al snel tot gedwongen winkelnering. Het veld moet de vrijheid hebben met creatieve initiatieven te komen, maar de voorzieningen moeten wel voor iedereen bereikbaar blijven. Voorts moeten de mensen de keuzevrijheid houden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) zou graag zien dat er bij de tussentijdse evaluatie zicht komt op afgewezen initiatieven. Zij pleitte er ook voor particuliere initiatieven te stimuleren door middel van een proactieve houding, bijvoorbeeld door de organisaties hier ook op te wijzen. De regeling heeft niet alleen betrekking op ouderen. Ook andere groepen kunnen ervan gebruik maken. Ook die moeten mogelijkheden krijgen als het gaat om het wilde wonen.
De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wees op de functie van de regeling, namelijk het tijdelijk aanjagen van vernieuwingen. Dat wil zeggen dat lang niet alles via deze regeling hoeft te gebeuren, want dat zou niet best zijn. Momenteel lopen er zaken die structureel veel belangrijker worden.
Corporaties krijgen in ieder geval een belangrijke verantwoordelijkheid, ook met het oog op het zesde prestatieveld in het BBSH. Daar kunnen ze in de toekomst op worden aangesproken, want die verantwoordelijkheid is qua omvang veel belangrijker en veel substantiëler dan het zelf al of niet kunnen aanbieden van zorg door de individuele corporatie. Daarbij gaat het namelijk om de voorzieningen zelf. De staatssecretaris stond wat het laatste betreft niet te trappelen, want hij was nog niet overtuigd van de meerwaarde ervan. Mocht er echter in een enkel geval wel sprake zijn van een toegevoegde waarde, vanuit kwaliteitsoverwegingen, dan zou hij niet in alle toonaarden negatief reageren op het voorstel van de PvdA-fractie om corporaties als zorgaanbieder te laten fungeren.
Er zijn inmiddels vier experimenten die door de SEV zin voorgelegd, goedgekeurd. Het gaat hier om samenwerking tussen woningcorporaties en zorginstellingen. Samenwerkingsverbanden vallen er wel onder, maar geen fusies. De staatssecretaris wilde fusies voorlopig nog buiten beeld houden, want er moet eerst duidelijkheid zijn over wat de experimenten opleveren. Op basis daarvan kan de discussie worden voortgezet.
Het streven is erop gericht de regeling per 1 oktober a.s. van kracht te laten worden. Dan kan de eerste tenderronde nog dit jaar plaatsvinden. Invoering per 1 juli lukt niet meer, want de regeling moet ook nog door Brussel worden genotificeerd. Als deze ministeriële regeling is vastgesteld, dan krijgt de Kamer die zo snel mogelijk toegestuurd. Hij wees er nog eens op dat projecten wel een innovatieve meerwaarde moeten hebben. Ze moeten ook bijdragen aan de doelstelling zelfstandig wonen. De verhouding tussen kosten en baten speelt een rol, maar er moet ook sprake zijn van meerwaarde in termen van samenwerking en ruimere toepasbaarheid. Gemeentes en provincies spelen via de SEV en het NIZW een belangrijke aanjagende rol. Daarom wordt dat samenwerkingsverband financieel ondersteund. Halverwege 2001 krijgt de Kamer de ervaringen met de eerste ronde toegestuurd.
Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Ravestein (D66), Oplaat (VVD), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Van Gent (GroenLinks), Udo (VVD), Waalkens (PvdA), Schoenmakers (PvdA).
Plv. leden: Leers (CDA), Dijksma (PvdA), Stellingwerf (RPF/GPV), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Van 't Riet (D66), Giskes (D66), Niederer (VVD), Van den Akker (CDA), Halsema (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hindriks (PvdA), Spoelman (PvdA).
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Bijleveld-Schouten (CDA), Middel (PvdA), Rouvoet (RPF/GPV), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Essers (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Hermann (GroenLinks), Kant (SP), Gortzak (PvdA) Buijs (CDA), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Atsma (CDA).
Plv. leden: Van 't Riet (D66), Rehwinkel (PvdA), Eurlings (CDA), Apostolou (PvdA), Schutte (RPF/GPV), Van Gent (GroenLinks), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Örgü (VVD), Van de Camp (CDA), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Marijnissen (SP), Belinfante (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), O.P.G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24333-48.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.