24 333
Modernisering ouderenzorg

nr. 16
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 11 juni 1996

Op 10 juni 1996 jl. heb ik met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van gedachten gewisseld over een aantal brieven, welke in het kader van de modernisering van de ouderenzorg aan u zijn toegezonden. Tijdens dit overleg is een aantal vragen gesteld die ik door middel van deze brief graag wil beantwoorden.

Vraag van mevrouw Vliegenthart m.b.t. de relatie tussen de capaciteit en het beschikbare macrobudget

Door mevrouw Vliegenthart wordt aangegeven, dat de capaciteit van bejaardenoorden afneemt. Dit gaat volgens haar gepaard met een daling van de eigen bijdragen wat zou leiden tot een tekort. Ik heb er behoefte aan hier nader op in te gaan. Dit heeft onder meer betrekking op de wijze waarop in december vorig jaar de budgettaire kaders voor de provincies zijn bepaald en welke betekenis deze cijfers hebben.

1. Het totale financiële kader bestaat uit een collectief deel en uit eigen betalingen.

2. In de huidige systematiek van de WBO wordt gewerkt met gegevens ten aanzien van de eigen bijdragen en de capaciteit uit het jaar t-2 (2 jaar voor het lopende jaar). Bij de raming voor het jaar 1997 is deze systematiek gevolgd en zijn de eigen bijdragen en capaciteiten voor 1995 geraamd.

3. Op het moment van uitsturen van de circulaire van 21 december 1995 aan de provincies waren slechts de eigen bijdragen over 1993 bekend. Deze eigen bijdragen zijn voor 1994 en 1995 verhoogd met 2% per jaar. Hierbij is voorzichtig gekeken naar de gemiddelde trendmatige inkomensontwikkeling voor ouderen zoals die zich in die periode voor- deden.

4. Ook de definitieve gegevens ten aanzien van de capaciteit waren voor 1995 niet bekend. Met het oog daarop is verondersteld, dat de capaciteit zich recht evenredig ontwikkelt met de toegekende specifieke uitkeringen, met andere woorden, verondersteld is dat een stijging/daling van de specifieke uitkering in 1994 en 1995 met bijvoorbeeld 1% tot een dienovereenkomstige wijziging van de capaciteit zou leiden.

5. Op basis van voornoemde aannames is de gemiddelde eigen bijdrage per provincie berekend. Dit bedrag plus de rijksbijdrage (ofwel het collectieve deel) levert de raming van de aanvaardbare kosten voor 1997 op.

Dit kader is richtinggevend voor de op te stellen plannen van de provincies. Dat zich daarbij tot en met 1996 capaciteitsontwikkelingen kunnen voordoen die anders zijn dan geraamd in de circulaire is evident. Zo kunnen provincies besloten hebben capaciteit om te zetten in extramurale zorg. Aangezien hierdoor de ontvangsten aan eigen bijdragen dalen ten opzichte van de raming zou er sprake zijn van een financieel gat als onverkort vastgehouden zou worden aan de gegeven financiële kaders. Immers, de gederfde eigen bijdragen ten gevolge van een dalende capaciteit zou dan door extra collectieve middelen gecompenseerd moeten worden. Aangezien niet ik maar de provincies weten hoe deze ontwikkelingen er uit zagen of uit zullen zien wordt hen gevraagd bij de opstelling van het plan hiermee rekening te houden en mij aan te geven hoe het afgegeven budgettaire kader moet worden bijgesteld. op deze wijze wordt rekening gehouden met afwijkende ontwikkelingen van de capaciteit en de eigen bijdragen ten opzichte van de geboden ramingen. Hiermee worden financiële problemen voorkomen.

Naar ik heb begrepen circuleert er binnen het IPO een overzicht waaruit blijkt dat er een verschil zit tussen de uitkering in 2000 op basis van de circulaire van 21 december en de uitkering welke rekening houdt met capaciteitsontwikkelingen. Dit is exact wat ik bedoel. De provincies hebben bij het opstellen van hun plannen steeds rekening gehouden met de gevolgen van de capaciteitsontwikkeling. Dit zal ook dienen te gelden voor de thans op te stellen plannen. De mij bekende conceptplannen gaan daar ook van uit.

Vraag van mevrouw Vliegenthart: verschillen tussen AWBZ eigen bijdragen en WBO eigen bijdragen

Mevrouw Vliegenthart verwijst naar cijfers van de Ziekenfondsraad wanneer zij stelt dat er verschillen kunnen optreden van 10 tot 80 gulden per maand ten gevolge van de wijziging van de eigen-bijdragesystematiek. De Raad gaf aan dat de AWBZ regeling voor bewoners van bejaardenoorden 10 tot 80 gulden per maand voordeliger is dan de huidige WBO regeling. Bij de berekeningen van het IOO is hiermee rekening gehouden. In het overzicht in het rapport van de Accountantsdienst van VWS treft u dit aan onder de noemer «verschil in inkomensdefinitie AWBZ-WBO» ter grootte van 65 mln. Er is met andere woorden geen sprake van een nieuw gat.

Vraag van mevrouw Vliegenthart: opbrengst van 35 mln aan extra eigen bijdragen bij bewoners van bejaardenoorden bij toepassing van 3000 gulden als maximum

Mevrouw Vliegenthart meent dat een opbrengst aan eigen bijdragen van 35 mln bij de bewoners van bejaardenoorden niet gerealiseerd zal worden. Zij stelt dat deze bewoners nu tot 100% van het tarief betalen (gemiddeld 3500 in 1993) terwijl in geval mijn voorstellen worden overgenomen men 3150 gulden per maand betaalt. M.i. is hier sprake van een misverstand.

Het IOO heeft een exercitie uitgevoerd om te bepalen wat de gevolgen zouden zijn van harmonisatie van de eigen-bijdrageregelingen krachtens de AWBZ en de WBO. Men is daarbij gestart met het toepassen van de huidige AWBZ regeling (dat wil zeggen met toepassing van een maximum van 2200 gulden) op de bejaardenoorden. De hiermee verbonden afname van de eigen-bijdrageopbrengsten bedroeg volgens het IOO 445 mln. Indien de AWBZ regeling niet integraal zou worden overgenomen maar gecorrigeerd ten aanzien van de maximale inkomensafhankelijke eigen bijdrage van 2200 naar 3000 gulden dan zou een meeropbrengst (of zo men wil een geringere derving aan eigen bijdragen ontvangsten) van 35 mln bij de bejaardenoorden optreden. Ik geef toe dat de presentatie, dat een maximering van de eigen bijdrage tot 3000 gulden 35 mln meer oplevert, verwarrend kan werken daar onvoldoende was aangegeven dat dit bezien moet worden tegen de achtergrond van het toepassen van de eigen bijdrageregeling met een maximum van 2200 gulden.

Mw. Vliegenthart heeft gewezen op een discrepantie tussen gepresenteerde cijfers betreffende de opbrengst van eigen bijdragen. Zij wees daarbij met name op de cijfers vermeld in de bijlage bij de brief van 10 mei 1996 betreffende de risico-analyse (TK 1995–96, 24 333, nr. 13)

Allereerst moet mijnerzijds worden erkend dat uit de gepresenteerde cijfers de gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt zoals door Mw. Vliegenthart verwoord. Ik moet bekennen dat in de presentatie mijnerzijds fouten zijn geslopen. Daarvoor mijn excuses. Ten eerste betreffen de in bijlage 1 bij de brief van 10 mei gegeven bedragen voor eigen bijdragen niet 1995, zoals uit de brief zou kunnen worden afgeleid, doch het jaar 1994. Ten tweede bevat de bijlage een incomplete opgave. In het rapport van de Accountantsdienst van VWS, dat op 22 mei 1996 aan uw Kamer is gezonden, is in paragraaf A3. Budgettair kader, op bladzijde 4, vermeld dat de Accountantsdienst in deze tot een opbrengst van de eigen bijdragen voor 1994 komt van f 2013 mln. Dat is slechts f 10 mln lager dan de budgettaire uitgangspunten voor 1997. De werkelijke ontwikkeling is gelukkig dus minder dramatisch dan Mw. Vliegenthart uit de brieven afgeleid.

Vraag van mevrouw Vliegenthart: herberekening van de eigen- bijdragenopbrengsten

Mevrouw Vliegenthart stelt voor de berekeningen ten aanzien van de opbrengsten van de eigen bijdragen uit te voeren op basis van recentere gegevens uit de bijlagen. Naar mijn mening bieden de cijfers uit de bijlagen niet voldoende basis voor het plegen van de gevraagde herberekeningen op de wijze waarop die door het IOO zijn uitgevoerd. het IOO heeft zich gebaseerd op gegevens van het CBS enerzijds en van gemeenten anderzijds. Voor latere jaren zijn mij deze gegevens niet bekend; ze staan dus ook niet in de bijlagen.

Vraag van de heer Schutte: berekening van de substitutiewinst

De heer Schutte meent dat er sprake is van een groei van 1,7% (dit is 2% minus 0,3% substitutiewinst). In het Regeerakkoord is een groei afgesproken van 1,3%. Indien hierop de substitutiewinst van 0,3% in mindering wordt gebracht levert dit een groei op van 1%.

Vraag van mevrouw Blerck: 10 mln eigen bijdragen van verpleeghuisbewoners

Mevrouw Blerck wenst duidelijkheid ten aanzien van de gevolgen van het introduceren van de hogere inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor nieuwe bewoners van verpleeghuizen, terwijl de huidige bewoners het oude bedrag blijven betalen. Deze stap zou leiden tot een derving aan eigen bijdragen van 10 mln. Naar verwachting zou dit bedrag na drie jaar alsnog ontvangen worden doordat in de loop van de tijd steeds nieuwe bewoners binnen komen:

na 1 jaar: 7 mln derving;

na 2 jaar: 2 1/2 mln derving;

na 3 jaar: 0 derving.

Vraag van de heer van Boxtel: hoe verhouden zich in het IOO rapport de bedragen van 445 en 355 mln met elkaar

In mijn brieven van 10 mei jl. heb ik aangegeven, dat het bedrag van 355 mln (uit de variant op basis van gemeentelijke gegevens) geen rekening houdt met effecten van afschaffing van de wachttijd. Dit in tegenstelling tot het bedrag van 445 mln welke voortkomt uit de zogenaamde CBS variant. Om de beide varianten op dit vlak met elkaar te kunnen vergelijken zou de 355 mln verhoogd moeten worden met de opbrengst van de afschaffing van de wachttijd bij de bejaardenoorden (130 mln). Dit betekent, dat volledige harmonisatie van de eigen-bijdragesystemen op basis van de huidige AWBZ systematiek op basis van de CBS variant 445 mln kost en op basis van gemeentelijke gegevens 355 mln + 130 mln = 485 mln. De verwarring onttstaat in feite doordat de desbetreffende tabellen in hoofdstuk 3 en 5 van het IOO rapport niet zondermeer met elkaar vergeleken kunnen worden.

Zoals toegezegd doe ik u hierbij tevens het tijdschema voor de overhevelingsoperatie toekomen.

Ten slotte treft u de nota van wijziging van de Overgangswet verzorgingshuizen aan waarbij de drie door mij toegezegde veranderingen in het wetsvoorstel worden aangebracht. Het gaat dan om de verplichte advisering door de provincies en grote steden indien de Ziekenfondsraad zou overwegen om op grond van artikel 6 van het plan af te wijken, het zeker stellen dat WBO-gelden kunnen worden aangewend voor het omvormen van verzorgingshuiscapaciteit in verpleegunits en de inwerkingtredingsbepaling van de integrale aanspraak, ten einde zeker te stellen dat daaraan een debat over scheiden van wonen en zorg aan vooraf zal gaan.

Ik ga er van uit hiermee mijn toezeggingen in het Algemeen overleg te hebben gestandgedaan.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

TIJDSCHEMA WERKZAAMHEDEN OVERHEVELING VERZORGINGSHUIZEN

10 juni 1996Algemeen overleg met Tweede Kamer over MOZ
  
Weken11 juni/20 juniPlenaire behandeling Overgangswet verzorgingshuizen
15 juniProvincies en grote steden leveren gegevens aan bij Ziekenfondsraad ten behoeve van de subsidiering van verzorgingshuizen
  
Weken17 juni/ 24 juniEindstemming in Tweede Kamer
  
Weken10 juni/24 juniProcedure overleg in Eerste Kamer en starten schriftelijke procedure
27 juniZiekenfondsraad stelt proeve van een subsidieregeling vast
1 juliZiekenfondsraad wijst contactkantoren aan ten behoeve van de uitvoering van de overhevelingsoperatie
juli/september– Overdracht gegevens van gemeenten aan de ZFR ten behoeve van de eigen-bijdrageregeling
 – Beoordeling concept WBO-plannen provincies door VWS (financieel beslag en mate van gedetailleerdheid)
12 juliIn ministerraad behandelen van concept amvb indicatiestelling en concept amvb eigen- bijdragenregeling
16 juliConcept amvb indicatiestelling en concept amvb eigen-bijdragenregeling voor advies naar de Raad van State
eind augustusRaad van State stelt adviezen vast
3/24 septemberBehandeling in de Eerste Kamer van overgangswet verzorgingshuizen
26 septemberDefinitieve vaststelling van de subsidieregeling van de ZFR
1 oktober– In staatsblad: Overgangswet verzorgingshuizen, amvb Indicatiestelling en amvb eigen- bijdragenregeling
 – Inwerkingtreding van de artikelen 1 tot en met 18, met uitzondering van artikel 11, eerste lid, en artikel 25a van de Overgangswet verzorgingshuizen
2 oktoberGoedkeuring door VWS van subsidieregeling ZFR
oktober/december– Opvragen door ZFR/contactkantoren van inkomensgegevens van bewoners van verzorgingshuizen, waarna vaststelling van de eigen bijdrage vanaf 1-1-1997 volgt
 – voorbereiden door ZFR van subsidiëring van verzorgingshuizen
 – vaststelling door provincies van WBO-plannen1997–2000
 – VWS stelt vast of provincies een aanwijzing moeten krijgen op grond van artikel 6, lid 3, van de WBO (zijn de plannen binnen het financiële kader gebleven)
1 januari 1997Inwerkingtreding overige artikelen van de Overgangswet verzorgingshuizen, met uitzondering van de artikelen 20 en 42 tot en met 60 amvb eigen bijdragen subsidieregeling ZFR
  
Naar boven