24 333
Modernisering van de ouderenzorg

nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 31 mei 1996

Op 10 mei jl. heb ik u een aantal stukken doen toekomen inzake de modernisering van de ouderenzorg (24 333, nr. 12). Een onderdeel daarvan bestond uit de antwoorden op de door u gestelde vragen tijdens het overleg op 20 maart jl. Daarnaast heeft u op die datum een nadere risico-analyse ontvangen (24 333, nr. 13). Beide stukken zijn op uw verzoek aan een toets onderworpen door de Departementale Accountantsdienst. De bevindingen van de Accountantsdienst heb ik u op 22 mei 1996 doen toekomen1 . Ik heb er behoefte aan voor het debat met u op 10 juni a.s. mijn visie te geven ten aanzien van een aantal punten welke door de Accountantsdienst zijn genoemd. In verband hiermee vraag ik uw aandacht voor het volgende.

A.1 Eigen bijdragen

A1.1 Woord vooraf

Het proces van de modernisering van de ouderenzorg en de in dat kader voorgenomen overgang van de financiering van de verzorgingshuizen uit de WBO naar een subsidieregeling van de Ziekenfondsraad, is erg gecompliceerd. Dit brengt automatisch een aantal onzekerheden met zich mee. In een aantal gevallen moet gewerkt worden met statistische benaderingen. Een voorbeeld hiervan betreft de gevolgen van de afschaffing van de vermogenstoets. Het IOO heeft twee benaderingen gevolgd om de effecten van dit voornemen te schatten. Een variant op basis van CBS-inkomens gegevens en een variant op basis van gemeentelijke gegevens. Beide varianten zijn met onzekerheidsmarges omkleed. Het IOO geeft dan ook aan dat er onzekerheidsmarges zijn van 50 mln gulden. In zijn woord vooraf wijst de Accountantsdienst op deze onzekerheidsmarge. Dit relativeert evenwel ook de kanttekeningen die worden geplaatst ten aanzien van bepaalde verwachtingen, neergelegd in de risico-analyse. Naar raming zal de totale opbrengst van de eigen bijdragen volgens de nieuwe systematiek in verzorgingshuizen circa f 1700 mln bedragen, waarbij de opbrengst van de verschillende thans voorgestelde maatregelen niet afzonderlijk te traceren zal zijn.

A1.2/1.3 Overzicht en toelichting

Door de AD wordt ten opzichte van de in de brief over de risico-analyse van 10 mei genoemde opbrengst aan eigen bijdragen een tekort van 35 mln geconstateerd.

Genoemde 35 mln wordt voor 15 mln verklaard door een in het rapport van het IOO vermelde statistische onzekerheid ten aanzien van de opbrengst van de maatregelen welke zijn gericht op verhoging van de eigen bijdragen. In de beleidsbrief Modernisering Ouderenzorg van 1 september 1995 is ervoor gekozen deze onzekerheid in positieve zin uit te leggen. Dat wil zeggen dat is aangenomen dat de onzekerheid zich zal voordoen ten faveure van de opbrengst van de eigen bijdragen. De behoefte aan aanvullende maatregelen wordt daarmee minder. De AD wijst er in feite op dat indien dit onzekere positieve effect zich niet zal voordoen er met een lagere opbrengst van eigen bijdragen moet worden rekening gehouden. Dat is inderdaad het resultaat van de gevolgde handelswijze. Ik ben echter van mening dat het geboden is zo zorgvuldig mogelijk te ramen doch dat het niet noodzakelijk is om altijd van het zwartste scenario uit te gaan. Het Kabinet en in het bijzonder het ministerie van Financien zijn het daarmee eens.

Van de 35 mln is de overige 20 mln het gevolg van een lagere inschatting van de opbrengst van de kwaliteitstoeslag door de Accountantsdienst. Deze wordt geraamd op 10 mln in plaats van de in de brief van 1 september 1995 betreffende de modernisering ouderenzorg, genoemde 30 mln.

Ik wijs er in deze op dat in de brief van 10 mei 1996, betreffende de harmonisatie van de eigen bijdragen (Kamerstukken II, 1995/96, 24 333, nr. 12) mijnerzijds reeds is aangegeven dat de in de brief van 1 september 1995 geraamde opbrengst voor de kwaliteitstoeslag van 30 mln te hoog is. Nieuwe berekeningen mijnerzijds, geven aan dat een opbrengst van 20 mln verwacht mag worden. Mijnerzijds is dan ook, om dit opbengst verlies op te vangen, voorgesteld om de maximale eigen bijdrage te verhogen van f 3000 per maand naar f 3150. De Accountantsdienst heeft hiermee geen rekening gehouden. (verwezen wordt naar blz 4, opbrengst kwaliteitstoets en blz 9, verschillen met de MOZ-brief, van genoemde brief.

Mijnerzijds wordt tot de geraamde opbrengst gekomen door op basis van het IOO-rapport een inschatting te maken van het aantal bewoners van verzorgingshuizen dat uit het inkomen de volledige verzorgingsprijs kon betalen. Het IOO rapport geeft aan dat 3 tot 4% van de bewoners van bejaardenoorden uit hun inkomen de verzorgingsprijs kan betalen. Hiervan uitgaande en uitgaande van de capaciteit kan een opbrengst tussen de 18 en 20 mln worden berekend.

De raming van de Accountantsdienst, ad 10 mln, kan op een andere wijze uit het IOO rapport worden afgeleid. Ook hier blijkt dat de verschillende benaderingswijzen die door het IOO worden gehanteerd om tot een zo goed mogelijke raming te kunnen komen, er toe leiden dat bij berekeningen van deeleffecten er ook verschillende uitkomensten ontstaan.

Evenals bij de behandeling van de hiervoor genoemde statistische onzekerheid gaat het hier om de keuze van ramingsveronderstellingen welke wordt gedaan op basis van de verschillende in het IOO-rapport gehanteerde benaderingswijzen.

A3. Budgettair kader

In haar rapport geeft de Accountantsdienst aan dat er een gat in het Budgettair kader zorg zou vallen van 50 mln als gevolg van het feit dat de ontwikkeling van de opbrengst van de eigen bijdragen niet evenredig stijgt met de toename van de kosten.

Voor de komende jaren is in het FOZ 1996 de raming voor het te ontvangen bedrag aan eigen bijdragen constant gehouden (er is voorzichtig geraamd gegeven de onzekerheden die met de invoering van een nieuwe eigen bijdragesystematiek gepaard gaan). De raming van de totale kosten van verzorgingshuizen stijgt daarentegen wel. In het BKZ is daarom voor de komende jaren een groter aandeel in de financiering uit collectieve middelen voorzien. Met andere woorden, het door de Accountantsdienst gesignaleerde verschil in ontwikkeling treedt wel op, maar er is daarmee in het BKZ wel rekening gehouden. Het effect treedt namelijk op bij alle AWBZ-sectoren omdat de eigen bijdrageregelingen geen indexering kennen. Er treedt dus geen gat op. Overigens volgt uit het voorgaande dat er een meevaller op treedt indien de opbrengst van de eigen bijdragen in verzorgingshuizen werkelijkheid een stijgende lijn vertonen.

Ten behoeve van het overleg op 10 juni aanstaande acht ik het goed u van mijn zienswijze in deze op de hoogte te stellen. Indien er nog nadere vragen zijn, dan zal ik die graag beantwoorden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra


XNoot
1

Zie lijst van ingekomen stukken van 29 mei 1996, Handelingen II nr. 31, vergaderjaar 1995–1996.

Naar boven