nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 26 april 1996
In het algemeen overleg over modernisering ouderenzorg van 16 november
1995 (24 333, nr. 3) is door de vaste commissies voor VWS en voor VROM
gevraagd om gegevens over de reserves en voorzieningen ten behoeve van
de bejaardenoorden, teneinde een beter inzicht te krijgen in de mogelijke
financiële gevolgen van de overheveling van de bejaardenoorden naar de
AWBZ per 1 januari 1997. Voor toegelaten instellingen spitst deze vraag zich
toe op de voorzieningen ten behoeve van het onderhoud. Tevens heeft de Kamer
gevraagd om inzicht in de feitelijke onderhoudstaat van de desbetreffende
oorden. Ik heb toegezegd u hierover in het vroege voorjaar te informeren.
Dit onderzoek is tevens onderdeel van de risico-analyse zoals door u bedoeld
in de aan de staatssecretaris van VWS gerichte brief van 27 maart 1996.
Om de gestelde vragen te kunnen beantwoorden heb ik extern onderzoek laten
verrichten. Voor de rapportage over de onderhoudsvoorziening is KPMG Accountants
ingeschakeld. Het onderzoek naar de feitelijke onderhoudstaat van de oorden
is uitbesteed aan PRC Bouwcentrum. De rapportages van beide bureaus doe ik
u hierbij toekomen.1
De korte tijd die beschikbaar was, legde enige beperkingen op aan de omvang
van het onderzoek. Voor de onderhoudstaat van de bejaardenoorden is volstaan
met een steekproef. De belangrijkste conclusie uit dit onderzoek is dat de
onderzochte oorden in een goede staat van onderhoud verkeren. Er zijn geen
bejaardenoorden aangetroffen die in een matige of slechte bouwkundige staat
verkeren.
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek van KPMG Accountants is dat
het onderhoud van bejaardenoorden door toegelaten instellingen zorgvuldig
wordt gepland en uitgevoerd. De door deze instellingen getroffen voorzieningen
worden toereikend geacht voor het op termijn geplande onderhoud.
In de bijlage zijn de conclusies van beide onderzoeken samengevat.
Op basis van deze informatie concludeer ik dat er geen reden is te veronderstellen
dat bijvoorbeeld achterstallig onderhoud bij bejaardenoorden in bezit van
toegelaten instellingen ten laste zou kunnen komen van de premiestelling AWBZ.
Momenteel wordt samen met het ministerie van VWS onderzoek gedaan naar
de staat van onderhoud van bejaardenoorden in eigendom van niet-toegelaten/niet-winst
beogende instellingen. Ook dit onderzoek is uitbesteed. Binnenkort ontvangt
u bij de risico-analyse nadere informatie over dit onderzoek, evenals informatie
over DKP-subsidies en klimleningen.
Tenslotte bericht ik u dat het overleg met de sector over de toekomstige
rol van toegelaten instellingen bij bejaardenoorden nog gaande is.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
D. K. J. Tommel
BIJLAGE
Conclusies onderzoek onderhoudstaat en onderhoudsvoorzieningen
bejaardenoorden in eigendom van toegelaten instellingen
Het betreft in totaal ruim 400 oorden in bezit van toegelaten instellingen.
Voor de rapportage over de onderhoudsvoorziening is KPMG Accountants ingeschakeld.
Het onderzoek naar de feitelijke onderhoudstaat is uitbesteed aan PRC Bouwcentrum.
Resultaten onderzoek
* Bouwtechnische conditie
De belangrijkste conclusie van het technisch onderzoek van PRC Bouwcentrum is dat de onderzochte bejaardenoorden in een goede staat van onderhoud
verkeren. De bouwtechnische inspecties laten zien dat bijna driekwart van
de bejaardenoorden in een goede bouwtechnische conditie verkeren, terwijl
de overige de score «redelijk» krijgen. Er zijn geen bejaardenoorden
aangetroffen die in een matige of slechte bouwkundige staat verkeren.
* Achterstallig onderhoud
Het achterstallig onderhoud van de in de steekproef opgenomen oorden bedraagt
gemiddeld slechts 6,5% van de kosten van het verhuurdersonderhoud per bejaardenoord
voor 1996. Omgerekend naar verzorgingsplaats komt dit neer op een beperkt
bedrag van f 125,–.
* Meerjarenplanning
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek van KPMG Accountants is dat het onderhoud door ti's zorgvuldig wordt gepland en uitgevoerd.
Dit geldt zowel voor het jaarlijks terugkerend onderhoud als voor het cyclisch
onderhoud. De planning van het cyclisch onderhoud geschiedt in het algemeen
aan de hand van een meerjarenplanning waaraan een technische inventarisatie
ten grondslag ligt die periodiek geactualiseerd wordt. De getroffen voorzieningen
zijn toereikend voor het op termijn geplande onderhoud.
* Onderhoudskosten
In totaal wordt voor de komende vijf jaar ruim f 56 miljoen aan onderhoud
per jaar begroot. Dit onderhoud bestaat voor circa 80% uit cyclisch onderhoud
en de resterende 20% uit jaarlijks terugkerend onderhoud.
* Aandachtspunt
Gebleken is, dat de onderhoudscomponent in de huur niet in alle gevallen
voldoende is om de werkelijke onderhoudskosten alsmede de noodzakelijke dotatie
aan de voorziening onderhoud te dekken. Dit kan worden veroorzaakt doordat
de zorginstelling bij de contractonderhandelingen provinciale normen voor
vaste lasten hanteert, die voor die instelling een maximum voor huur aangeven.
Een eventueel tekort wordt dan door de toegelaten instelling gedragen.