24 301
Wijziging van hoofdstuk VII (Ministerie van Binnenlandse Zaken) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 oktober 1995

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer van bevindingen verslag in de vorm van een lijst van vragen. De vragen met de daarop door de regering gegeven antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

Met de vaststelling van dit verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes

1

Wanneer komt de accountantsverklaring over de rechtmatige uitvoering van de DUO-regelingen?

Op 24 juli 1995 zijn vier verklaringen, waarvan drie met een beperking en één afkeurend, aangeboden aan de directeur van de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen door de accountantsdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het zijn accountantsverklaringen betreffende de FLO-regelingengroep, Wachtgeld-regelingengroep, UR-regelingengroep en BWOO-regelingengroep (afkeurend).

De totale uitgaven van de gecontroleerde uitkeringsregelingen bedroegen f 848,8 miljoen. Van deze uitgaven bestaan over een bedrag van f 47 miljoen onzekerheden omtrent de mogelijkheid tot verrekenen c.q. terugvorderen van eventueel teveel genoten neveninkomsten. Daarnaast bestaat over een bedrag f 5,4 miljoen onzekerheid vanwege het niet of niet tijdig verrichten van navraag naar gewijzigde omstandigheden van uitkeringsgerechtigden. Tenslotte signaleert de accountantsdienst een bedrag van f 3,3 miljoen aan geschatte fouten.

Op 18 juli 1995 is een rapport van bevindingen inzake de controle over het jaar 1994 van de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen door de accountantsdienst aangeboden. In dit rapport wordt met name ingegaan op de problematiek met en rondom het geautomatiseerde systeem DUAS. Volgens de departementale accountantsdienst kan niet worden gesproken van ordelijk financieel beheer in 1994. Doorberekeningen naar de andere departementen hebben echter in geen enkel geval geleid tot een opmerking van de Algemene Rekenkamer, aangezien de fouten en onzekerheden binnen de door de Algemene Rekenkamer gestelde tolerantiegrenzen per begrotingsartikel zijn gebleven.

Zoals reeds bij brief MPA95/U435 van 28 augustus 1995 aan de Tweede Kamer is gemeld, wordt eraan gewerkt om aan alle in redelijkheid te stellen eisen van controleerbaarheid en beheersbaarheid te voldoen. Gezien het feit dat 1995 al voor een belangrijk deel is verstreken en gelet op het vorenstaande wordt er rekening mee gehouden dat het financieel beheer over 1995 niet geheel aan de eisen zal voldoen.

Eén en ander is in het begrotingsonderzoek van 12 oktober jl. aan de orde geweest.

Bij het opgaan van de basisorganisatie DUO in de nieuwe organisatie USZO zal aan het eind van dit jaar een managementletter, opgesteld door de accountantsdiensten van de betrokken departementen, worden uitgebracht met vermelding van eventuele restproblematiek bij de basisorganisatie. Deze managementletter zal door een andere (externe) accountantsorganisatie worden getoetst. Aan de hand van deze managementletter zal in overleg met de direktie USZO een oplossing worden gezocht voor de geïnventariseerde knelpunten, waarbij uitgangspunt is dat in 1996 kan worden voldaan aan de eisen van controleerbaarheid en beheersbaarheid.

2

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de te herziene subsidieregeling Bevordering werking politiek systeem?

De herziening van de subsidieregeling Bevordering werking politiek systeem is neergelegd in de notitie «Positie en subsidiëring politieke partijen».

Op hoofdlijnen is de inhoud van dit voorstel als volgt:

1 de positie van de politieke partijen is een gegeven, hetgeen een verantwoordelijkheid van de zijde van de rijksoverheid impliceert ten aanzien van het scheppen van bepaalde (financiële) randvoorwaarden voor hun functioneren;

2 verhoging van het subsidiebudget wordt vooralsnog afgewezen; ruimere financiële armslag zal moeten worden gevonden door samenvoeging van de bestaande subsidiebudgetten tot een brede doeluitkering. Deze brede doeluitkering mag worden gebruikt voor een limitatief aantal activiteiten;

3 een en ander wordt in een wettelijke regeling neergelegd.

Deze notitie is op 6 oktober behandeld in de ministerraad. Nu zal zij worden voorgelegd aan alle politieke partijen voor commentaar, waarna zij, indien nodig, wederom zal worden voorgelegd aan de ministerraad.

3

Wat zijn de resultaten van de door het LSOP ontwikkelde pilot «politie en mobiliteit»?

In het kader van deze pilot zijn concreet twee programma's gestart:

a. Het resourcement-programma politieregio Brabant-Noord.

Doel van dit programma is werk en kwaliteit van medewerkers beter op elkaar af te stemmen. Deelnemers aan dit programma zijn de managers binnen de politieregio Brabant-Noord.

b. De instelling van een interregionaal centrum voor mobiliteit voor de politieregio's Groningen, Friesland en Drenthe. Dit interregionaal centrum is een faciliteit voor de gezamenlijke korpsleidingen om de mobiliteit binnen deze politieregio's te bevorderen.

4

Wat zijn de ervaringen met betrekking tot de grensoverschrijdende observatieteams?

De in 1993 gefaseerd opgerichte teams ten behoeve van grensoverschrijdende observatie-acties waren in 1995 volledig operationeel. In verband met de inwerkingtreding van de Uitvoeringsovereenkomst van het Verdrag van Schengen vindt er een intensivering plaats van de uit te voeren acties. Het is de bedoeling nog in 1995 de extra OT-acties te evalueren, waarbij met name zal worden gekeken naar effectiviteit uitgedrukt in frequentie van inzet en resultaten. Daarbij zal tevens worden bezien op welke wijze vanaf 1996 in de toedeling van middelen aan de regionele politiekorpsen zal worden voorzien.

5

Ten gevolge van de overheveling van het A&O fonds is sprake van een kasmatige vrijval van in totaal 30 miljoen gulden: 5 miljoen in 1994, 25 miljoen in 1995. Deze middelen zullen worden toegevoegd aan de arbeidsvoorwaardenruimte. Hoe zijn ze exact benut?

Het A&O-fonds is in 1994 gedecentraliseerd. De in 1995 vrijgevallen middelen zijn in de eerste suppletore begroting 1995 (Tweede Kamer, 1994/1995, 24 184, nr.2) naar de acht sectoren overgeboekt. De specifieke sectorale aanwending van de vrijgevallen A&O-middelen valt daarmee onder de directe verantwoordelijkheid van de acht afzondelijke sectoren en zal onderdeel vormen van de sectorale arbeidsvoorwaardenonderhandelingen.

Het aandeel van de sector Rijk ad f 4,6 mln zal conform de afspraken in het nieuwe CAO-contract sector Rijk (via het A&O fonds Rijk) beschikbaar worden gesteld voor: werkervaringsprojecten en nieuwe functies voor laagstbetaalden (ad f 4 mln), ontwikkeling van scholingsplannen ten behoeve van de flexibilisering van de bedrijfsvoering, de invoering van de arbeidsduurverkorting en de vormgeving daarvan (ad f 0,5 mln) en het verrichten van onderzoek ten behoeve van de uitvoering van de CAO-overeenkomst (ad f 0,1 mln).

6

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de andere financieringsmogelijkheden van het EIB?

In 1994 is ten laste van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken een eenmalige bijdrage van f 5,750 mln aan het EIB verstrekt voor 1995 en 1996. Het kabinet heeft in het voorjaar 1995 besloten dat de totale Nederlandse bijdrage met ingang van 1997 jaarlijks circa f 2,5 mln per jaar zal bedragen, nagenoeg hetzelfde bedrag als in voorgaande jaren. Deze bijdrage zal worden gefinancierd uit de begrotingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (f 1,5 mln), het Ministerie van Buitenlandse Zaken (f 0,5 mln) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken (f 0,5 mln). In het EIB-bestuur zullen deze ministeries zijn vertegenwoordigd.

Het EIB voert voor aanvullende financiering overleg met de Europese Commissie over het verkrijgen van een post in de begroting van de Europese Gemeenschappen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Brinkman (CDA), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Mulder-van Dam (CDA), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven