24 301
Wijziging van hoofdstuk VII (Ministerie van Binnenlandse Zaken) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 1994 (slotwet/rekening)

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

In het algemeen deel van de memorie van toelichting worden de hoofdlijnen van de begrotingsuitvoering 1994 geschetst. Ook wordt er specifieke aandacht geschonken aan de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen (DUO). De artikelsgewijze toelichting heeft betrekking op die artikelen, waarvoor een toelichting uit beleidsmatig of politiek oogpunt relevant is of waarbij sprake is van een omvangrijke slotwetmutatie. Voor hetgeen eerder bij eerste suppletore begroting 1994 (kamerstukken II, 1993/1994, 23 755, nr. 2) dan wel tweede suppletore begroting 1994 (kamerstukken II, 1994/1995, 24 006, nr. 2) is toegelicht, wordt verwezen naar de betreffende kamerstukken. Herhalingen van hetgeen eerder bij eerste of tweede suppletore begroting is vermeld, worden hiermee zoveel mogelijk voorkomen. In bijlage 3 bij de memorie van toelichting wordt nader ingegaan op het gevoerde M&O-beleid.

2. Aansluittabel tussen stand Voorlopige Rekening en de definitieve cijfers

In aansluiting op de Voorlopige Rekening ontstaat het volgende beeld (bedragen x f 1 mln):

 UitgavenOntvangsten
1. Reeds gemeld in de Voorlopige Rekening 1994 (kamerstukken II, 1994/1995, 24 104, nr. 1, bijlage 4)6 812,8691,9
2. Nadere wijzigingen (t.o.v. Voorlopige Rekening)2,13,0
Totaal6 814,9694,9

3. Hoofdlijnen begrotingsuitvoering 1994

Uitgaven

In de oorspronkelijk vastgestelde begroting 1994 is f 6 421 mln geraamd voor de uitvoering van het beleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Uit de rekening blijkt dat de realisatie f 6 815 mln bedraagt. In de loop van 1994 is in totaal f 57,4 mln aan de begroting toegevoegd in verband met de overstroming in Limburg rond de jaarwisseling 1993–1994. Voorts is in 1994 in totaal f 61 mln toegevoegd voor extra politiesterkte bij Opvangcentra en Asielzoekerscentra in verband met de uitvoering van politietaken op basis van de Vreemdelingenwet. In verband met de toename van het aantal aanvragen en het gemiddelde uitkeringsbedrag is de raming voor de ZVO-regeling met f 50 mln opwaarts bijgesteld. De raming van het A&O-fonds is op grond van een gecertificeerd accountantsonderzoek naar de omvang van de lopende verplichtingen per 31 december 1993, met f 30 mln verhoogd. De uitgavenraming van de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst is met f 41 mln verhoogd in verband met de desaldering van extra ontvangsten op grond van doorberekening van verleende diensten op basis van de convenanten die voor 1994 met diverse ministeries zijn afgesloten. Voor het overige is sprake van een groot aantal desalderingen en overboekingen die op de begroting zijn verwerkt.

Ontvangsten

Aan de ontvangstenkant van de begroting staat tegenover de oorspronkelijk vastgestelde raming van f 457 mln een realisatie van f 695 mln. De hogere ontvangsten hangen samen met de afrekening van oude voorschotten aan en overige meerontvangsten van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en terugvorderingen in verband met de brede doeluitkering sociale vernieuwing. Daarnaast zijn desalderingen ondermeer van bijdragen aan politie (LSOP) van het Ministerie van Justitie en doorberekening van de kosten van de activiteiten van de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst en de Dienst Informatievoorziening Overheidspersoneel (IVOP) verwerkt.

4. Specifiek aandachtspunt DUO

Door complicaties met betrekking tot het eind 1993 ingevoerde computersysteem DUAS, zoals uiteengezet op 25 november jl. in de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (kamerstukken II, 1994/1995, 23 848, nr. 5), heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken thans nog geen accountantsverklaring bij deze uitgaven kunnen overleggen. Als gevolg daarvan bestaat op dit moment onzekerheid over de rechtmatige uitvoering van deze regelingen. Voor de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gaat het hierbij om een bedrag van in totaal circa f 42,4 mln.

5. Strekking accountantsverklaring

De financiële verantwoording 1994 van hoofdstuk VII (Ministerie van Binnenlandse Zaken) is door de departementale accountantsdienst voorzien van een goedkeurende verklaring.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen)

Artikel 01.01 Personeel en materieel Algemeen

De voor 1994 aangegeven voornemens, zoals de privatisering van het Interdepartementaal Bureau Dienstreizen per 1 juli 1994 en de speerpunten ten aanzien van de materiële uitgaven (zoals onder andere vervanging werkplekmeubilair, opstellen beveiligingsplan en bekabelingsproject gebouw Schedeldoekshaven) zijn gerealiseerd.

Toelichting op de slotwet

De kasrealisatie op dit artikel levert een onderuitputting ad f 0,938 mln hetgeen met name is bestemd ter compensatie van de gerealiseerde uitgaven aan langdurig zieken op de artikelen 05.16 Rijksbrandweeracademie- personeel, 07.06 Personeel en materieel Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst en 08.04 Personeel en materieel Centrale Archiefselectiedienst.

Artikel 01.03 Loonbijstelling

De stalling ad f 6,350 mln op dit artikel bij tweede suppletore begroting 1994 is gecompenseerd uit de hiertoe extra gerealiseerde onderuitputting binnen de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

Voor de verdeling van de loonbijstelling zij verwezen naar bijlage 1.

Artikel 01.12 Garantie van de Staat aan de Stichting Pensioenfonds SDU en de Stichting VUT-fonds SDU

In tegenstelling tot het vermelde in de ontwerp-begroting 1994 heeft bij tweede suppletore begroting 1994 de definitieve afwikkeling plaatsgevonden van de in het kader van de privatisering van het toenmalige Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf (SDUB) verstrekte garanties aan de Stichting Pensioenfonds SDU en aan de Stichting VUT-fonds SDU.

Artikel 02.01 Schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement

Toelichting op de slotwet

De realisatie op dit artikel is met f 0,407 mln achtergebleven bij het beschikbaar bedrag. Dit is voornamelijk een gevolg van een lager dan verwacht beroep op de wachtgeldregeling.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het verloop van de raming 1994 (bedragen x f 1 000):

 Ontwerp-begroting 1994Stand na tweede suppletore begroting 1994Realisatie 1994
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
Schadeloosstelling25/313 59125/313 66225/313 653
Wachtgelden12755127706374
Pensioenen142521425215250
Totaal 4 598 4 684 4 277

Artikel 02.02 Uitkering gewezen ministers

Toelichting op de slotwet

Bij tweede suppletore begroting 1994 is de raming op onderhavig artikel met -f 1,124 mln bijgesteld. Naar thans blijkt is sprake van een aanvullende onderuitputting ad f 0,633 mln. Voornoemde bijstellingen houden verband met:

– de kabinetsformatie die langer duurde dan voorzien, waardoor pas op een later tijdstip door ex-ministers en ex-staatssecretarissen een beroep is gedaan op een uitkering en,

– het feit dat een aantal ex-ministers en ex-staatssecretarissen inmiddels een andere functie heeft aanvaard, waarmee de uitkering is komen te vervallen respectievelijk tot en lager niveau is teruggebracht in verband met verrekening van neveninkomsten.

Artikel 02.03 Diverse vergoedingen openbare ambtsdragers en herindelingswachtgelden

Op artikelonderdeel 07 «Verplichtingen verband houdende met opheffing van gemeenten en met voormalige drostambten, alsmede uitkeringen en onderstanden aan overige gerechtigden», vertonen de uitgaven een dalende tendens. Dit komt omdat de wachtgelden van ambtenaren en de uitkeringen aan «boventallige wethouders», voor zover deze zijn ontstaan ten gevolge van gemeentelijke herindelingen met een datum van herindeling na 1 januari 1988, ingevolge de Wet Algemene regelen gemeentelijke indeling (Stb. 1989, 371) niet meer ten laste van de rijksbegroting maar ten laste van de betrokken gemeenten komen. De daardoor ontstane lagere realisatie ad f 0,8 mln wordt op basis van terzake geldende afspraken ten gunste van het Gemeentefonds gebracht. Voor de structurele doorwerking hiervan is bij eerste suppletore begroting 1995 een voorstel gedaan. Voor het overige zij opgemerkt dat ook de gemiddelde uitkering lager uitvalt als gevolg van een hoger bedrag dat aan neveninkomsten is verrekend.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het verloop van de raming 1994 voor wat betreft de artikelonderdelen 07, 08 «Wachtgelden in verband met herschikking gemeenschappelijke regelingen» en 11 «Wachtgelden burgemeesters» (bedragen x f 1 000):

 Ontwerp-begroting 1994Stand na tweede suppletore begroting 1994Realisatie 1994
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
Artikelonderdeel 07:      
Ambtenaren1205 4041104 9041214 166
Wethouders2025020150981
  ––––– ––––– –––––
Totaal 5 654 5 054 4 247
       
Artikelonderdeel 08:      
Ambtenaren228832293520977
  ––––– ––––– –––––
Totaal 883 935 977
       
Artikelonderdeel 11:      
Burgemeesters208002981025742
Incidentele verlaging   – 300  
  ––––– ––––– –––––
Totaal 800 510 742

Toelichting op de slotwet

Op artikelonderdeel 12 «Kosten functioneren burgemeesters», is de verplichtingenrealisatie met circa f 0,4 mln overschreden. Dit houdt verband met een eind 1994 aangegane verplichting voor een reeks in 1995 voor burgemeesters te organiseren werkconferenties «Open besturen», in het kader van activiteiten ter bevordering van de integriteit van het openbaar bestuur, waarvan de betaling in 1995 plaatsvindt.

Artikel 02.04 Diverse bijdragen aan provincies en gemeenten

Ten laste van artikelonderdeel 10 «Incidentele bijdragen aan gemeenten» is in 1994 een eindbetaling ad f 0,155 mln gebracht, verband houdende met de definitieve afsluiting van de financiële verhouding bodemsanering Lekkerkerk-West. Het betreffende (en inmiddels vervallen) artikelonderdeel 02 «Verwijdering verontreiniging in de bodem van de gemeente Lekkerkerk», is voor het laatst vermeld in de begroting voor het jaar 1991 (kamerstukken II, 1990/1991, 21 800 hoofdstuk VII, nr. 2).

Toelichting op de slotwet

De onderschrijding op de verplichtingenrealisatie hangt voornamelijk samen met de bij de tweede suppletore begroting 1994 doorgevoerde verhoging van de verplichtingenraming met ad f 100 mln op artikelonderdeel 10 «Incidentele bijdragen aan gemeenten», in verband met een in het regeerakkoord genoemde bijdrage aan grote gemeenten ten behoeve van 2 500 arbeidsplaatsen in toezichthoudende functies. De daadwerkelijke regeling is echter pas in januari 1995 getekend, zodat de feitelijke verplichtingenrealisatie niet in 1994 maar eerst in 1995 heeft plaatsgevonden.

Het restant ad f 8,5 mln hangt samen met de verplichtingenraming voor de «werkgelegenheidsimpuls-1994». Hiervoor is oorspronkelijk een bedrag ad f 850 mln opgenomen (gebaseerd op 17 jaarlijkse annuïteiten). De exacte berekening van deze annuïteiten is uiteindelijk op f 841,5 mln uitgekomen.

Artikel 02.06 Bevordering werking politiek systeem

Toelichting op de slotwet

Bij tweede suppletore begroting 1994 is de raming met een bedrag ad f 0,359 mln verhoogd als gevolg van de toename van het aantal politieke partijen in de Tweede Kamer en door de gewijzigde zetelverdeling na de in 1994 gehouden kamerverkiezingen.

Uiteindelijk is een bedrag ad f 0,161 mln niet tot betaling gekomen, omdat bij het vaststellen van de eindafrekeningen over het subsidiejaar 1993, niet in alle gevallen de op grond van de bestaande subsidieregelingen maximaal beschikbare subsidiebedragen zijn toegekend.

Artikel 02.07 Paspoortbeleid

Toelichting op de slotwet

De slotwetmutatie ad f 1,795 mln kan als volgt worden verklaard. De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 01 «Produktie paspoort en uitvoering paspoortbeleid» is met circa f 1,4 mln overschreden. Dit wordt deels veroorzaakt doordat de uiteindelijke kosten van de nieuwe reisdocumenten hoger zijn dan de aanvankelijke raming wegens enkele aanvullende aanpassingen die als gevolg van de uitgevoerde contra-expertises in de documenten zijn aangebracht en een prijsbijstelling (de offerte-prijs was gebaseerd op prijspeil-1993), alsmede deels door een extra aanmaak van nieuwe (vanaf 1 januari 1995 te verstrekken) reisdocumenten om te voorzien in de te verwachten vraag. Tegenover deze hogere uitgaven staan extra paspoortleges (zie ontvangstenartikel 02.04 Paspoortleges).

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het verloop van de raming 1994 op artikelonderdeel 01 (bedragen x f 1 000):

 Ontwerp-begroting 1994Stand na tweede suppletore begroting 1994Realisatie 1994
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
oude reisdocumenten      
produktie       
– paspoorten1,0 mln5 0001,0 mln5 6000,9 mln5 100
– toeristenkaart0,2 mln800,2 mln800,2 mln80
distributie/overige kosten   600 900
       
nieuwe reisdocumenten      
produktie/distributie      
vaste kosten   3 000 2 922
variabele kosten:       
– paspoorten  0,8 mln4 7001,0 mln5 753
– Europese identiteitskaarten  0,8 mln2 9000,9 mln3 276
overige kosten 2 809 1 031 1 323
Totaal 7 889 17 911 19 354

De uitgavenrealisatie op artikelonderdeel 02 «Project reisdocumenten» is circa f 0,4 mln hoger. Deze extra uitgaven houden voor een belangrijk deel verband met de publiciteitscampagne voor het nieuwe paspoort en de Europese identiteitskaart, mede door de ruime vraag bij de verstrekkende instanties naar (folder)materiaal voor publieksvoorlichting.

Artikel 02.09 Fonds stimulering sociale vernieuwing

De in 1992 in het kader van de brede doeluitkering sociale vernieuwing aan gemeenten uitgekeerde gelden die niet zijn aangewend conform de in de convenanten vastgelegde afspraken, zijn in 1994 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken teruggevorderd. Omdat deze teruggevorderde gelden opnieuw op het terrein van sociale vernieuwing worden ingezet, is bij tweede suppletore begroting ruim ad f 19 mln aan het Fonds stimulering sociale vernieuwing toegevoegd.

Toelichting op de slotwet

De verplichtingenrealisatie is f 3,355 mln hoger, omdat in de aan gemeenten in 1994 verzonden circulaire «Indicatie bijdrage Fonds sociale vernieuwing 1995» reeds rekening is gehouden met enkele toevoegingen aan het Fonds. Dit betreft bij eerste suppletore begroting 1995 te formaliseren mutaties, waaronder de structurele doorwerking van de loonbijstelling 1994.

Artikel 05.09 Dienst Geneeskundige Verzorging Politie (DGVP)

De op dit artikel verantwoorde uitgaven hebben een directe en nauwe relatie met de ontvangsten DGVP. De ontvangsten worden verantwoord op artikel 05.01 Ontvangsten DGVP. Tezamen vormen zij als het ware de exploitatierekening van de DGVP. Over de jaren heen dienen de uitgaven en ontvangsten per saldo budgettair neutraal te verlopen.

Toelichting op de slotwet

De kasuitgaven en de ontvangsten laten in 1994 een batig saldo zien van f 22,0 mln (respectievelijk f 20,8 mln aan minder uitgaven en f 1,2 mln aan meer ontvangsten). Doordat de GVP-premie in 1995 is verlaagd zal in 1995 een afbouw van het positieve saldo plaatsvinden.

Artikel 05.16 Rijksbrandweeracademie - personeel

Toelichting op de slotwet

De overschrijding van het artikel ad f 0,229 mln is met name veroorzaakt door uitgaven voor langdurig zieken. Voor deze uitgaven zijn middelen gereserveerd op artikel 01.01 Personeel en materieel Algemeen.

Artikel 05.17 Rijksbrandweeracademie - materieel

Toelichting op de slotwet

De slotwetmutatie ad f 0,230 mln wordt veroorzaakt door extra cursusactiviteiten. Deze cursusactiviteiten hebben geleid tot meer inkomsten dan verwacht. Zie hiervoor ontvangstenartikel 05.06 Ontvangsten Rijksbrandweeracademie.

Artikel 05.19 Invoeringskosten regionalisatie Politie

Op 1 april 1994 is de Politiewet 1993 inwerking getreden. Daarmee is formeel invulling gegeven aan de reorganisatie van de politie zoals die in het regeerakkoord in november 1989 werd beoogd. Op 17 mei 1994 is de laatste voortgangsrapportage reorganisatie politie aangeboden aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 1993/1994, 21 461, nr. 63).

Het landelijk projectbureau reorganisatie politie is als gevolg van bovenstaande per 1 juli 1994 opgeheven. Op diezelfde datum is als onderdeel van het project Reorganisatie politie het project Nazorg reorganisatie politie van start gegaan. Dit project heeft onder andere als taak het onderzoek evaluatie reorganisatie politie af te wikkelen alsmede het beheer en uitvoering van het decentrale en centrale budget reorganisatie politie.

De bijdrage aan de politieregio's in 1994 bedraagt f 75,8 mln. De centrale projectuitgaven bedragen f 2,7 mln.

Artikel 05.20 Bijdragen LSOP

De bijdrage 1994 aan het Landelijk Selectie en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) via dit artikel bedraagt in totaal f 101,184 mln. Het aandeel van het Ministerie van Justitie hierin is f 32,595 mln. De kasfunctie is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken neergelegd.

Volgens een voorlopige opgave heeft het LSOP in 1994 voor circa 1 176 personen de opleiding tot agent/surveillant van politie verzorgd. De duur van de opleiding tot agent is circa 18 maanden. De opleiding tot surveillant van politie is circa 6 maanden.

Daarnaast is er nog een groot aantal vervolgopleidingen verzorgd en zijn selecties uitgevoerd voor de politie.

Toelichting op de slotwet

De overschrijding van de kasraming ad f 0,231 mln is technisch van aard en houdt verband met een aan het LSOP in 1994 verstrekte opdracht tot ontwikkeling van een pilot «politie en mobiliteit». De gelden hiervoor zijn geraamd op artikel 05.24 Overige uitgaven regionale politie. Het hiermee samenhangende budget is op dat artikel onbesteed gebleven.

Bij tweede suppletore begroting 1994 is abusievelijk verzuimd tegelijkertijd met de verlaging van de kasraming ad f 2,079 mln in verband met de kasschuif LSOP, ook de verplichtingenraming met eenzelfde bedrag te verlagen. Dit is de oorzaak van de onderschrijding op de verplichtingenraming.

Artikel 05.21 Openbare Veiligheid

In de begroting 1994 is, in het kader van de integrale veiligheidszorg, aangegeven dat bijzondere aandacht zal worden geschonken aan:

– de toetsende rol van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op het gebied van brandweerzorg, ongevallen- en rampenbestrijding en

– de verbetering van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

In dit kader zijn door de stafafdeling Inspectie Brandweer en Rampenbestrijding in 1994 kwaliteitsnormen ontwikkeld, waardoor de Inspectie beter in staat is haar functie uit te oefenen. Daarnaast wordt door middel van inspectierapporten bevorderd dat organisaties in het land hun eigen normen ontwikkelen. Dit is een continu proces dat de komende jaren aandacht heeft.

In 1993 is een start gemaakt met het Project Versterking Brandweer, dat als doel heeft te komen tot een organisatie die in staat is om optimaal uitvoering te geven aan de haar opgedragen taken op het gebied van de brandweerzorg en de rampenbestrijding. De verdere voorbereiding van het project stond in 1994 in het teken van het bereiken van overeenstemming over de aanpak. De voorbereiding heeft geresulteerd in een bestuursovereenkomst met bijbehorend Plan van aanpak Versterking Brandweer tussen de besturen van de regionale brandweren en de Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikelonderdeel 01 «Crisisbeheersing»

De resultaten van de activiteiten omtrent het crisisbeheersingsbeleid komen met name voort uit het project crisisbeheersing. In 1994 is de eerste leidraad scenario's (beleidsspel) tot stand gekomen en is gewerkt aan de opzet van een nieuw scenario, te spelen in 1995. Tevens heeft er met succes (internationale) uitwisseling van kennis omtrent het gebruik van scenario's plaatsgevonden in een door het Ministerie van Binnenlandse Zaken georganiseerd seminar.

Voorts is begonnen aan de opzet van een opleidings- en oefenprogramma crisisbeheersing op rijksniveau.

Artikelonderdeel 02 en 03 «Specifieke uitgaven rampenbestrijding» en «Investeringen rampenbestrijding»

– Uitkeringen aan partners

Per 1 januari 1994 is het nieuwe Besluit doeluitkering rampenbestrijding inwerking getreden. Naast de uitkering aan de regionale brandweren is in dit besluit ook de uitkering aan geneeskundige eenheden geregeld. De uitvoering van de twee uitkeringen ligt geheel in handen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In het nieuwe besluit is tevens de Decentralisatie-Impuls van 10% (= f 3,6 mln) per 1 januari 1994 verwerkt.

– Stimuleringsprogramma 1993/1994

Ter stimulering van het op lokaal niveau verlopende proces van het tot stand brengen van rampbestrijdingsplannen, zijn er 1994 een viertal workshops georganiseerd ten behoeve van de lokale overheid. Gelet op de deelname heeft deze wijze van stimulering in een behoefte voorzien.

– Verzelfstandigingsoperaties

In het kader van de grote efficiency-operatie zijn er twee verzelfstandigingsprojecten in gang gezet, in casu de verzelfstandiging van de brandweerexamens en de verzelfstandiging van de Rijksbrandweeracademie (RBA).

De verzelfstandiging van de uitvoering van de brandweerexamens heeft per 1 april 1994 geresulteerd in de oprichting van het zelfstandig bestuursorgaan, het Nederlands bureau brandweerexamens (NBBe). Vanaf 1996 zal het bureau volledig kostendekkend werken.

– Rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders

De Wet Rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders regelt voorziening voor rampbestrijders die in buitengewone omstandigheden hebben deelgenomen aan een ramp of samenwerkingsoefeningen ter voorbereiding daarop. Het aantal uitkeringsgevallen in 1994 bedroeg 51.

– Investeringen

* Waarschuwingsstelsel

Het project vernieuwing waarschuwingsstelsel (WAS) had in 1994 met onverwachte complicaties te kampen. In dit jaar vond voor een belangrijk deel de installatie in de proefregio's plaats en zijn voorbereidingen getroffen voor de installatie in overige regio's. De resultaten in de proefregio's wezen uit dat de dekkingsomvang vanwege de noodzakelijke geluidsverspreiding moest worden uitgebreid. Daarnaast verliep het afgeven van bouwvergunningen trager dan was gepland. Deze vertraging zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de geplande volledige realisatie van het nieuwe stelsel per 31 december 1996. Wel hebben de ervaringen die zijn opgedaan in de proefregio's geleid tot een opwaartse bijstelling van de oorspronkelijke projectbegroting. Binnenkort zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd.

* Brandweerverbindingsnetten

Als onderdeel van de communicatieve voorzieningen van de regionale brandweren en de voorwaardenscheppende rol die het rijk hierin heeft, is voorzien in de aanschaf van 37 brandweerverbindingsnetten van de tweede generatie, welke eind 1996 volledig in gebruik zullen zijn. In 1994 zijn door een tijdsverschuiving bij de realisatie in totaal 9 brandweerverbindingsnetten opgeleverd. Teneinde communicatieproblemen te voorkomen bij grootschalig optreden en een efficiënter gebruik te maken van de steeds schaarser wordende frequentieruimte, is integratie en standaardisatie van verbindingssystemen noodzakelijk. Het doel is te komen tot één telecommunicatiesysteem voor alle hulpverlenende diensten. Naar aanleiding hiervan zijn in 1994 verkennende studies in gang gezet, welke mogelijk zullen leiden tot een nieuwe generatie verbindingsmiddelen.

* Verbinding/commando-unit (VCU)

De VCU's dienen te zorgen voor de noodzakelijke verbindingsfaciliteiten ten behoeve van de regionale brandweer. De huidige verbinding/commandowagens (VC's) voorzien onvoldoende in deze faciliteit. Daarnaast hebben de VC's hun vervangingstermijn van 16 jaar overschreden. In 1994 is de opdracht gegeven voor het ontwerp van een prototype voor een verbinding/commando-unit (VCU) die de plaats van de verbinding/commandowagen (VC) zal innemen. Het prototype zal in 1995 worden opgeleverd. Op basis van de evaluatie van het prototype vindt de besluitvorming over de aanbesteding plaats.

Artikelonderdeel 04 «Brandweerzorg»

In de veiligheidsketen is preventie een wezenlijk onderdeel. Op dit beleidsterrein is er sprake van een verschuiving van het ontwikkelen en bij houden van nationale normen naar een pakket Europese normen die de nationale normen zullen gaan vervangen. Deze normen krijgen een verplichtend karakter en moeten worden geïmplementeerd in de nationale wetgeving. In 1994 is de Europese normalisatie, die uitgevoerd wordt door het Comité Européen de Normalisation (CEN), via het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) gevolgd en is er inbreng geweest in de diverse commissies van de CEN.

In het kader van het meerjarenplan brandveiligheid in de privésfeer, dat wordt uitgevoerd in samenwerking met de Stichting Consument en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is nagegaan in hoeverre een kwetsbare doelgroep, zoals bijvoorbeeld ouderen, door middel van een voorlichtingsproject minder kwetsbaar kan worden gemaakt. Gebleken is dat het onderwerp brandveiligheid een te smalle basis is voor een effectieve gedragsbeïnvloeding. Nagegaan zal worden of een integrale benadering van de veiligheid meer effect heeft.

In 1994 zijn brandbeveiligingsconcepten gereed gekomen voor onderwijs-, woning-, cellen- en gezondheidszorggebouwen. Op basis van een uitgevoerde analyse is het actuele brandveiligheidsniveau voor dit type gebouwen in beeld gebracht. Vervolgens zijn de doelstellingen voor de beveiliging geformuleerd en is een uitwerking van de wijze van beveiligen op hoofdlijnen aangegeven. Een brandbeveiligingsconcept bevat de visie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op de brandveiligheid van een bepaald type gebouw en gaat vooraf aan het in gang zetten van regelgeving terzake (bijvoorbeeld Bouwbesluit 2e fase). Deze visie heeft een tweeledige functie:

– het kan door de overheid worden gebruikt voor het invullen van het aspect brandveiligheid in de regelgeving,

– het biedt betrokkenen – zoals de overheid, verzekeringswezen, ontwerpers en gebruikers van gebouwen – een inzicht in de samenhang tussen de geëiste maatregelen en voorzieningen.

Toelichting op de slotwet

De realisatie op dit artikel is f 35 mln hoger dan bij ontwerp-begroting was geraamd. Dit is veroorzaakt door de hogere uitgaven voor het waarschuwingsstelsel in verband met de uitbreiding van de leveringsomvang en de afwikkeling bijdrage Rampenfonds. De bijdrage betreft een aanvullende gift aan het Nationaal Rampenfonds ad f 21 mln in verband met de wateroverlast 1993 en de betalingen aan het Ministerie van Defensie (f 1,2 mln), de provincie Limburg (f 2 mln) en gemeenten (ex artikel 25 van de Rampenwet: f 2 mln) in verband met de door deze mede-overheden gemaakte kosten bij de wateroverlast 1993.

Artikel 05.22 Landelijk Coördinatiecentrum

Van groot belang voor het functioneren van het Landelijk Coördinatiecentrum (LCC) is een adequaat beheer van de operationele informatie. Ten behoeve van de verbetering van de mogelijkheden van het LCC met betrekking tot het operationeel informatiebeheer is in 1994 de ontwikkeling van het nieuwe geautomatiseerde Meldingen Beheerssysteem (MBS) afgerond.

Toelichting op de slotwet

De overschrijding van de verplichtingenrealisatie houdt verband met het aangaan van een meerjarige verplichting (1994–1997) ten behoeve van het functioneren van het MBS. Hiervoor is in de meerjarige kasraming ruimte voorzien.

Artikel 05.23 Bijdragen regionale politie

ALGEMENE BIJDRAGE REGIONALE POLITIE

Op 1 april 1994 is de Politiewet 1993 bekrachtigd. De regionale politie, bestaande uit de voormalige Rijks- en gemeentepolitie, is hiermee formeel een feit.

Artikel 44 van de Politiewet 1993 is nader uitgewerkt in een Algemene Maatregel van Bestuur (het besluit Financiën Regionale Politiekorpsen). Deze AMvB regelt onder meer de toekenning van budgetverdeeleenheden (BVE) en een normvergoeding per BVE aan de regionale politiekorpsen.

Op 31 december 1994 bedraagt het aantal uitgedeelde BVE's 38 918. Het voorlopig vastgestelde normbedrag is f 88 578 per BVE.

Daarnaast heeft, als onderdeel van de algemene bijdrage, een incidentele bijdrage plaatsgevonden van f 130,6 mln voor de oplossing van de vereveningsproblematiek huisvesting. De derde en tevens laatste tranche van de vereveningsproblematiek zal in 1995 worden toegekend.

In 1994 heeft de feitelijke overdracht aan de politieregio's van de regionale netwerkdelen PODACS plaatsgevonden. De juridische overdracht wordt in 1995 afgewikkeld. De hierbij behorende budgetten zijn overgedragen aan de politieregio's door opname in de brede doeluitkering.

BIJZONDERE BIJDRAGEN REGIONALE POLITIE

In 1994 is voor 17 projecten in het kader van nieuw- of verbouw van politiebureaus een bijdrage verstrekt aan de regio's. Daarnaast is in het kader van de huur- en lease-overeenkomsten van de voormalige rijkspolitie ad f 12,5 mln uitgekeerd aan de regio's. In totaal bedroegen de uitgaven voor deze activiteiten ad f 46,0 mln. Ter verbetering van de schietaccommodatie is aan de regio's een rijksbijdrage verstrekt van in totaal ad f 10,7 mln. Tevens zijn van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) de openstaande verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van de overdracht van de huisvesting van de voormalige rijkspolitie naar de huidige politieregio's overgenomen. In totaal bedroegen de uitgaven voor deze activiteiten in 1994 ad f 12,2 mln.

Tezamen met de hiervoor genoemde f 130,6 mln voor de vereveningsbijdrage huisvesting, is hiermee in 1994 bijna f 200 mln besteed aan de huisvesting politie. Dit bedrag ligt ruim f 70 mln boven het in de ontwerp-begroting 1994 voor huisvesting politie voorziene bedrag. Deze meeruitgaven hangen samen met de, in de tweede suppletore begroting 1994, opgenomen versnelling van de vereveningsbijdrage 1995 en de hiervoor genoemde overboeking van het Ministerie van VROM.

Het in 1994 uitbetaalde bedrag op declaraties 1993 en 1994 voor de regeling Vrijwillig Vervroegd Uittreden (VVU) en Functioneel Leeftijds Ontslag (FLO) bedraagt f 65,1 mln. Het werkgeversdeel van de premie Geneeskundige Verzorging Politie voor het niet-actieve politiepersoneel (gepensioneerden, FLO'ers, VVU'ers) bedraagt in 1994 f 32,7 mln.

De PKP-sterktereduktieregeling, die ertoe strekt zogenaamde daalregio's voor de tijdelijk hogere feitelijke bezetting te compenseren, is per 1 januari 1994 vervallen. In plaats hiervan is in 1994 een bijzondere bijdrage verleend. In totaal is een bedrag ad f 28,4 mln uitgekeerd. Gerekend naar BVE's betreft het 321 BVE's op jaarbasis.

Tot slot wordt het volgende vermeld. Naast de in de tweede suppletore begroting 1994 opgenomen overboeking naar het Ministerie van Justitie in verband met tekorten op de FLO-regeling (voormalig) rijkspolitiepersoneel, heeft in 1994 nog een tweetal betalingen plaatsgevonden. Het betreft:

– de kosten van (ex) Rijkspolitiepersoneel dat gebruik maakt van de 55+ regeling ter grootte van f 4 mln;

– de premie-afdracht Abp en DGVP ter grootte van f 8 mln.

Toelichting op de slotwet

De overschrijding van de bijgestelde kasraming ad f 6,129 mln is voornamelijk het gevolg van het onderstaande:

– in de voorlopig algemene bijdrage is begrepen het aandeel van het Ministerie van Justitie (f 1,6 mln) voor de overdracht van automatiseringsapplicaties aan de regio's. Tegenover deze, niet in de raming voorziene, uitgaven staan tot gelijke hoogte ontvangsten op ontvangstenartikel 05.09 Ontvangsten Dienst Geneeskundige Verzorging Politie;

– daarnaast zijn, in aanvulling op hetgeen in de tweede suppletore begroting 1994 is gemeld, ter compensatie van de afbouw van het bijstandscontingent KMAR, in de loop van 1994 additioneel BVE's uitgedeeld. Het hiermee samenhangende budget is onbesteed gebleven op artikel 05.24 Overige uitgaven regionale politie;

– een overschrijding van per saldo f 2,1 mln voor de premie van het werkgeversgedeelte in de sociale lasten DGVP (van de totale overschrijding ad f 3,3 mln kon f 1,2 mln binnen het beschikbare budget worden opgevangen).

In de bij tweede suppletore begroting 1994 bijgestelde verplichtingenraming is rekening gehouden met het bekend maken van de voorlopige algemene norm tot en met het jaar 1996. Uit de accountantscontrole is gebleken dat het verstrekken van informatie over de voorlopige norm voor het jaar 1996 evenwel niet kan worden aangemerkt als zijnde een verplichting in de zin van de Comptabiliteitswet. Om die reden geeft de verplichtingenraming uiteindelijk een onderschrijding te zien ad f 3 674,176 mln. Voor dit bedrag zal de daadwerkelijke verplichting voor de algemene bijdrage voor 1996 worden aangegaan in 1995.

Artikel 05.24 Overige uitgaven regionale politie

REGIONALE EN CENTRALE UITGAVEN

In voorgaande jaren zijn convenanten afgesloten die tot doel hebben de politiële samenwerking te bevorderen in de grensstreken.

Ter uitvoering van het akkoord van Schengen is in 1993 met 5 regio's een convenant gesloten voor de oprichting en instandhouding van grensoverschrijdende observatieteams. Daarnaast zijn ter ondersteuning van het democratiseringsproces in de voormalige Oostbloklanden regelmatig congressen en conferenties georganiseerd en werkbezoeken gebracht aan de politiële instellingen aldaar. In 1994 is voor internationale samenwerking een bedrag beschikbaar ad f 8,6 mln. Deze realisatie overstijgt het in de ontwerp-begroting 1994 in de artikelsgewijze toelichting aangegeven budget voor deze activiteiten met ruim f 4 mln. De oorzaak hiervan ligt met name in de in de tweede suppletore begroting 1994 opgenomen desaldering voor grensoverschrijdende observatieteams met het Ministerie van Justitie.

In 1993 zijn met 5 politieregio's convenanten afgesloten ter bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit. Deze convenanten lopen van 1 juli 1993 tot en met 31 december 1997. Per 1 juli 1994 is het IRT Noord-Holland/Utrecht gesplitst in de kernteams Amsterdam-Amstelland/Gooi en Vechtstreek en Randstad Noord en Midden. In 1994 is voor de huidige 6 kernteams ruim f 13 mln uitgekeerd. Deze realisatie onderschrijdt het in de ontwerp-begroting 1994 opgenomen budget voor deze activiteiten met ruim f 6 mln. De oorzaak hiervan ligt in vertragingen in de financiële verantwoordingen van een aantal regio's en een hierop aangepaste bevoorschotting 1994.

Aan het emancipatiebeleid wordt door 4 landelijke organisaties gestalte gegeven. Hiervoor worden exploitatiebijdragen toegekend. Voor de salariskosten van emancipatiemedewerkers bij de politievakorganisaties worden ook vergoedingen verstrekt. Voor de uitvoering van het emancipatiebeleid in de regionale korpsen is aan 11 regionale korpsen een bijdrage verstrekt. Daarnaast zijn ten behoeve van het project Positief Aktieplan Politie en Allochtonen, exploitatie- en activiteitenbijdragen verstrekt. Bovenbedoelde uitgaven omvatten in 1994 in totaal f 4,1 mln.

In het verleden zijn bestuursconvenanten overeengekomen met een 5-tal gemeentelijke politiekorpsen onder meer betrekking hebbend op de kwaliteit van de politiezorg. Deze convenanten zijn overgenomen door de regionale korpsen. Daarnaast is aan een 9-tal regio's bijdragen verstrekt voor innovatieve en kwaliteitsprojecten van zowel regionaal als bovenregionaal belang. De afrondende fase van de ontwikkeling en de implementatie van schietsimulatie-apparatuur, het zogenaamde Fire Arm Training System (FATS), is in 1994 gerealiseerd. Tevens zijn onderzoeken verricht, zoals bijvoorbeeld door de Stuurgroep Van Dijk «Politiekosten op zicht» en de Politiemonitor, gericht op de kwaliteitszorg en de bedrijfsvoering van de regionale politie. In totaal is hiermee een bedrag gemoeid van f 11,2 mln.

Op het terrein van opleiding en vorming zijn onder meer onderzoeken verricht naar de schietaccommodatie en de vuurwapenopleiding. Daarnaast is videolesmateriaal vervaardigd.

Door de Minister van Binnenlandse Zaken en de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken (CGOP) is een Subsidiecommissie Arbeidsmarkt- en Opleidingsprojekten Politie (SAOP) ingesteld. Deze commissie kent na overleg met het ministerie bijdragen toe. De kasfunctie hiervan ligt bij het ministerie.

Voor de financiering van de exploitatiekosten van het gedecentraliseerd overleg arbeidsvoorwaarden politie en de ontwikkeling van het Documentair Informatiesysteem Arbeidsverhoudingen en Arbeidsvoorwaarden (DIAA) is een bijdrage aan het CGOP verstrekt. In totaal is met bovenstaande activiteiten in 1994 f 8,6 mln gemoeid.

AUTOMATISERINGSUITGAVEN

De exploitatie van de Landelijke systemen HKS/CVI, NSIS, TILS en OPS en de uitvoering van een aantal daarmee in verband staande projecten is in handen gegeven van de Informatie Technologie-organisatie i.o. (IT-organisatie). In totaal is voor de instandhouding van de landelijke systemen f 13,4 mln uitgegeven.

De exploitatie, met inbegrip van een aantal projecten, van PODACS is eveneens uitgevoerd door de IT-organisatie. Voor de verbetering van het centrale gedeelte van PODACS heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken een investering (f 2,3 mln) gepleegd. Het aandeel van het Ministerie van Justitie in deze investering zal in 1995 plaatsvinden. In totaal is in 1994 voor PODACS f 13,4 mln uitgegeven.

Exploitatiebijdragen zijn verstrekt voor de «06–11» centrales en de zogeheten ANI-voorziening (automatische nummeridentificatie ter beteugeling van misbruik van 06–11) in de centrale van Amsterdam.

Het landelijke «06–11» nummer zal uiterlijk 1 januari 1996 zijn vervangen door het Europese «112» nummer. In 1994 is begonnen met de aanbesteding en aanbetaling van 06–112 (zie hiervoor ook kamerstukken II, 1994/1995, 23 900, nr. 12).

In 1994 zijn verder voorbereidingen getroffen voor het project C-2000 dat betrekking heeft op de digitalisering van het mobiele netwerk.

Het in 1994 goedgekeurde project Interimnetwerk fungeert als tussenoplossing voor de vervanging van het huidige verouderde Radiocommunicatienetwerk. In totaal is voor genoemde netwerken ad f 10,0 mln aan uitgaven gerealiseerd.

De verzelfstandiging van de IT-organisatie heeft in 1994 een eerste aanzet gekregen. De Ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken dragen elk voor 50% bij in de financiering van de kosten. Het aandeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in 1994 bedraagt f 4,6 mln.

Tot slot wordt opgemerkt dat de Commissie Hermans in 1994 haar onderzoek op het terrein van de politie automatisering heeft afgerond. In 1995 zal hierover een regeringsstandpunt aan de Kamer worden voorgelegd. De kosten in 1994 voor deze Commissie bedragen f 0,3 mln.

Deze realisatie overschrijdt het in de ontwerp-begroting 1994 in de artikelsgewijze toelichting opgenomen budget voor deze activiteiten met circa f 10 mln. De oorzaak hiervan ligt met name in de aanbesteding van het Europees alarmnummer 06–112.

BIJSTAND KONINKLIJKE MARECHAUSSEE

Ten behoeve van de bewaking van buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen en de beveiliging van het Koninklijk Huis alsmede voor additionele ondersteuning, is gedurende een aantal jaren door het Wapen der Koninklijke Marechaussee bijstand verleend aan de politie. Het betreft de regio's Haaglanden en Amsterdam/Amstelland. Vanaf september 1994 is de bijstand aan Amsterdam/Amstelland afgebouwd. De afbouw van het KMAR-bijstandscontingent Haaglanden is gestart per 1 september 1994. De afbouw zal zijn voltooid op 1 september 1995, of zoveel eerder dan mogelijk is.

Toelichting op de slotwet

De onderschrijding van de bijgestelde kasraming is onder andere veroorzaakt door uitgaven die zijn verantwoord op de artikelen 05.20 Bijdragen LSOP en 05.23 Bijdragen regionale politie in verband met de afbouw van het bijstandscontingent KMAR.

Artikel 07.02 Vormings- en opleidingsbeleid

De lopende verplichtingen van het A&O-fonds zijn in 1994 overgeheveld naar de verschillende sectorale rechtsopvolgers van het fonds. Hieraan voorafgaand is een hardheidsonderzoek gehouden naar de verplichtingen, om inzicht te verkrijgen in de voor de afwikkeling van de lopende verplichtingen benodigde middelen. Op grond hiervan is sprake van een kasmatige vrijval van in totaal f 30 mln waarvan f 5 mln in 1994 en f 25 mln in 1995. Deze middelen zullen in het kader van de begrotingsuitvoering 1995 worden toegevoegd aan de arbeidsvoorwaardenruimte. Na afwikkeling van de algemene projecten respectievelijk de subsidies ter bevordering van het leerlingwezen zal het fonds worden opgeheven.

Ter invulling van een deel van de incidentele taakstelling 1995 en de efficiencytaakstelling vanaf 1996 is in de begroting 1995 (kamerstukken II, 1994/1995, 23 900, nr. 2, blz. 104) aangegeven dat de subsidie aan het EIB in 1995 met f 1 mln is verlaagd en vanaf 1996 zal worden stopgezet.

Teneinde het EIB in staat te stellen een periode te overbruggen waarin wordt gezocht naar andere financieringsmogelijkheden is echter in de ministerraad van 18 november 1994 besloten éénmalig een afkoopsom te verstrekken van f 5,750 mln in 1994, en de subsidie al met ingang van 1995 te beëindigen. Bij tweede suppletore begroting 1994 is de raming van onderhavig artikel in dit verband overigens met f 6 mln opwaarts bijgesteld.

Toelichting op de slotwet

De onderschrijding van zowel de beschikbare verplichtingen- als kasraming ad f 4,150 mln kan als volgt worden verklaard. In het kader van de decentralisatie van het A&O-fonds is in 1994 voor de sector gemeenten een paritaire stichting opgericht. Ad f 3,9 mln is in 1994 niet tot betaling gekomen omdat er nog geen overeenkomst was gesloten met het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) op grond waarvan de voor de sector gemeenten gereserveerde A&O bijdrage van f 3,9 mln had kunnen worden verstrekt.

Artikel 07.03 Managementontwikkeling en doelmatigheidsbevordering

Naast de meer reguliere activiteiten op het gebied van management en personeelsbeleid zoals voorlichtingsactiviteiten, het verzamelen, analyseren en publiceren van gegevens inzake de arbeidsmarktpositie van de Rijksoverheid alsmede het bestaande beleid ten aanzien van voorkeursgroepen en minderheden, is sprake van een aantal nieuwe beleidsmatige ontwikkelingen in 1994. In het onderstaande volgt hierop een nadere toelichting:

– Arbeidsvoorwaardenbeleid

In 1994 is een start gemaakt met de opzet van een kenniscentrum arbeidszaken overheid. Hiertoe zijn de contacten met het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Abp) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geïntensiveerd. Het kenniscentrum beoogt relevante informatie op het terrein van het overheidsapparaat en het overheidsfunctioneren te bieden.

– Arbeidsmarkt en werkgelegenheidsbeleid

In mei 1994 heeft de Tweede Kamer de nota «Volume-ontwikkeling wachtgelden» aanvaard. Aansluitend op de aanbevelingen in genoemde nota is het interdepartementaal herplaatsingsbeleid geïntensiveerd. Met name is gewerkt aan verbetering van

* de informatievoorziening over de ontwikkeling van het personeelsvolume, de herplaatsingsinspanningen en de wachtgelden en

* het gebruik van het bestaande instrumentarium, waaronder de gezamenlijke vacaturebank rijksdienst.

Hiermee wordt gestreefd naar een vermindering van het beroep op wachtgelden, behoud van werkgelegenheid binnen de Rijksdienst en beperking van de instroom van extern personeel.

Op initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn, op basis van de resultaten van een in 1992 en 1993 uitgevoerd experiment bij het Ministerie van Justitie, in 1994 ruim 200 instroomplaatsen gecreëerd voor langdurig werklozen.

In 1994 is de nota «Uitvoering WAGW-beleid in de sector Rijk» aangeboden aan de Tweede Kamer. Naar aanleiding van het in deze nota geschetste beeld is besloten het streefcijfer voor 1995 van 5% te verlagen naar 3% en is thans voor 1997 het streefcijfer vastgesteld op 5%.

In 1994 is voor de eerste maal het Jaarboek Mensen en Management uitgebracht. In deze publicatie wordt verslag gedaan van de ontwikkelingen met betrekking tot het personeelsmanagement in de sector Rijk.

– Personeelsontwikkeling

In overleg met het SG-beraad, de personeelsdirecteuren en overige relevante actoren op dit beleidsterrein is in 1994 een beleid uitgestippeld voor de totstandkoming van de ABD. Dit heeft uiteindelijk zijn weerslag gevonden in een door de ministerraad geaccordeerde nota «Koers naar de Algemene Bestuursdienst» die ter kennisname aan de Tweede Kamer is gezonden.

– Formatiebeheer

De implementatie van het nieuwe functiewaarderingssysteem Fuwasys is medio 1994 gestart. Een aantal departementen heeft per 1 januari 1995 Fuwasys ingevoerd, andere departementen zijn nog met het implementatie-traject bezig.

Toelichting op de slotwet

Op onderhavig artikel is sprake van een kasmatige onderschrijding ad f 0,661 mln. Deze onderschrijding houdt grotendeels verband met:

– neerwaarts bijgestelde verplichtingen die zijn aangegaan in 1993 en uiteindelijk niet geheel tot betaling zijn gekomen (circa f 0,1 mln);

– in 1994 aangegane verplichtingen met een kaseffect in 1995 in verband met een gesloten meerjarige overeenkomst voor de vacature-enquête (f 0,4 mln).

Artikel 07.06 Personeel en materieel Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB)

In 1994 is ter voorbereiding op de privatisering van de RBB een reorganisatieplan ontwikkeld dat moet leiden tot een bedrijfs-economisch renderende organisatie met een marktconforme kostenstructuur. De reorganisatie zal onder meer leiden tot:

– wijzigingen in de organisatiestructuur, de bedrijfsomvang en de wijze waarop klanten worden benaderd (marketing);

– aanpassing van het dienstenpakket aan de ARBO-wet en de aangescherpte arbeidsomstandigheden-eisen;

– verbetering van de managementinformatie.

Voorts zijn in 1994 voorbereidende activiteiten verricht om te komen tot certificering in de zin van de ARBO-wet. Tevens is in 1994 gewerkt aan het wetsvoorstel «privatisering RBB» dat begin 1995 is aangeboden aan de ministerraad.

Toelichting op de slotwet

De overschrijding op zowel de kasuitgaven als de verplichtingen houdt voor circa f 3,0 mln verband met:

– circa f 2,6 mln hogere uitgaven als gevolg van extra dienstverlening. Hier tegenover staat eenzelfde bedrag aan meerontvangsten op ontvangstenartikel 07.03 Ontvangsten Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst;

– f 0,4 mln hogere uitgaven in verband met uitgaven voor langdurig zieken die op onderhavig artikel zijn verantwoord. Deze overschrijding wordt gecompenseerd door een even grote onderschrijding op artikel 01.01 Personeel en materieel Algemeen. Voor een nadere toelichting zij derhalve verwezen naar het gestelde bij dat artikel.

In aanvulling op het voorgaande is sprake van een overschrijding op de verplichtingen van in totaal circa f 0,6 mln in verband met overlopende verplichtingen.

Artikel 07.08 Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel – uitkeringen

In 1994 is, evenals in voorgaande jaren, zowel het aantal beschikkingen als het gemiddeld uitgekeerde bedrag per beschikking toegenomen. Het aantal beschikkingen steeg met 14,46% van 86 658 in 1993 naar 99 188 in 1994. Het gemiddelde uitgekeerde bedrag steeg van f 2 080 tot f 2 093.

Met de centrales van het overheidspersoneel is in 1994 overeenstemming bereikt over een verhoging van het ZVO-drempelpercentage van 1,75% tot 2,8% per 1 september 1994, waarmee de ZVO-drempel materieel gelijk is gesteld aan de door de ziekenfondsverzekerden gedragen werkelijke kosten voor de ziekenfondsverzekering. Een verdere uitgavenstijging is hiermee enigszins beperkt. De in het regeerakkoord voorgenomen stijging van de ziektekostenpremies voor particulier verzekerden respectievelijk verlaging van het werknemersaandeel in de ziekenfondspremie zal echter naar verwachting van invloed zijn op de ZVO-regeling. Deze problematiek maakt onderdeel uit van het arbeidsvoorwaardenoverleg 1995.

Artikel 07.09 Specifieke werkgeversbijdrage aan het Algemeen burgerlijk pensioenfonds

Op grond van de Wet financiële voorzieningen privatisering Abp die in 1994 door het parlement is aanvaard komen de bijdragen aan het Abp, inzake door het Abp te verrichten uitkeringen wegens vrijwillig vervoegd uittreden (artikelonderdeel 02) en de regeling weduwnaarspensioen (artikelonderdeel 05) met ingang van 1995 te vervallen. De vrijvallende middelen komen beschikbaar voor de financiering van het Abp-complex en zullen derhalve tijdens de begrotingsuitvoering 1995 worden overgeboekt naar de aanvullende post.

Tevens is 1994 het laatste jaar waarin nog sprake is van bijdragen aan het Abp in verband met deeltijd-VUT voor 59-jarigen.

Artikel 07.10 Financiële rechtspositie post-actieven

Toelichting op de slotwet

De onderuitputting op onderhavig artikel ad f 1,169 mln houdt verband met vertragingen in de uitvoering van de regeling met betrekking de éénmalige uitkering aan ex-K.N.I.L.-dienstplichtigen, waarmee in de loop van 1994 een begin is gemaakt. In 1994 zijn circa 8 000 aanvragen binnen gekomen, een veelvoud van het geschatte aantal rechthebbenden van in totaal circa 1 800. De registratie en de verdere afhandeling van de aanvragen vergt derhalve meer tijd dan voorzien. Dit mede in verband met het feit dat, voordat tot een rechtmatige afhandeling kan worden overgegaan, informatie wordt ingewonnen bij andere instanties. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde inzake de M&O-problematiek (zie bijlage 3). In 1994 zijn uiteindelijk 400 uitkeringen verstrekt. In de tweede suppletore begroting 1994 is nog uitgegaan van een verstrekking van circa 500 uitkeringen in 1994.

Artikel 07.18 Werkgeversbijdrage aan het overlegstelsel overheidspersoneel

Hoewel op dit artikel geen uitgaven zijn gerealiseerd wordt in het onderstaande een korte beleidsmatige toelichting gegeven op de voorbereidingen op de privatisering van het CAOP per 1 januari 1995.

Op 21 april 1993 is in de ministerraad de principe-beslissing genomen het CAOP te privatiseren. De voorbereidingen hiervoor zijn in 1994 afgerond. Door het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ondermeer een bijdrageregeling vastgesteld, op basis waarvan het CAOP na indiening van een begroting een bijdrage ontvangt voor de uitvoering van de taken ten behoeve van het Centraal Georganiseerd Overleg Ambtenarenzaken, de Advies- en Arbitrage Commissie Rijksdienst, de Commissie Advies Bezwaren Functiewaardering en de Raad voor het Overheidspersoneel.

Voorts in 1994 gewerkt aan het ondernemingsplan, de delegatiestructuur van bestuur en directie, de begrotingsprocedure voor exploitatie-uitgaven en investeringen, het formatieplan, de inrichting van de administratie op bedrijfseconomische grondslagen en op projectbasis alsmede de verdere ontwikkeling van de geautomatiseerde informatievoorziening.

Voor het personeel, dat na privatisering de ambtelijke status verliest, is inmiddels een CAO afgesloten.

De toenemende intensiteit van de dienstverlening in 1994 heeft een groei van het CAOP ten gevolge gehad. Inmiddels zijn met zeven van de acht overheidssectoren afspraken gemaakt over ondersteuning door het CAOP.

Artikel 07.19 Samenvoeging uitvoeringsorganisaties sociale zekerheid overheidspersoneel (USZO)

Op 30 mei 1994 heeft de ministerraad ingestemd met het aangepaste plan van aanpak als leidraad voor de totstandkoming van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) per 1 januari 1998. De USZO zal met ingang van 1 januari 1998 alle wettelijke en bovenwettelijke werknemersverzekeringen van het overheids- en onderwijspersoneel gaan uitvoeren.

Hierop vooruitlopende zal per 1 januari 1996 een verzelfstandigde Stichting USZO worden opgericht, waar de vier bestaande uitvoeringsorganisaties deel van gaan uitmaken. Daarbij zal in de overgangsperiode tot 1 januari 1998 sprake zijn van een holdingachtige structuur, waarin USZO-werkmaatschappijen hun werkzaamheden verrichten onder leiding van het USZO-bestuur. Met het oog op de beoogde totstandkoming van de Stichting USZO per 1 januari 1996 is in 1994 een begin gemaakt met de ontvlechting van de bestaande uitvoeringsorganisaties. Met ingang van 1996 zullen in het kader van de OOW-operatie (Overheids- en Onderwijspersoneel onder Werknemersverzekeringen) zowel de WAO-conforme als de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsregeling voor ambtenaren door de verzelfstandigde Stichting USZO worden uitgevoerd.

Medio 1994 is het Bureau Projectcoördinatie USZO en OOW opgezet. Dit enerzijds ter ondersteuning van de veranderingsorganisatie USZO en anderzijds om uitvoering te geven aan de coördinerende bevoegdheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1994 heeft het projectbureau zich ondermeer beziggehouden met de nadere vormgeving van het financieel beheer, hetgeen naar verwachting in het tweede kwartaal 1995 formeel zal worden afgerond.

Financiering in 1994 heeft plaatsgevonden op voorschotbasis. Op basis van de jaarrekening 1994 (voorzien van een accountantsverklaring) vindt definitieve afrekening plaats.

Artikel 08.01 Bevordering informatievoorziening overheid

Ultimo 1993 waren 212 gemeenten met een inwonertal van 4 573 000 aangesloten op het GBA-netwerk alsmede 23 afnemers. In 1993 zijn 1,7 mln berichten over het GBA-netwerk verzonden. Ultimo 1994 waren alle 636 gemeenten aangesloten op het GBA-netwerk en is het aantal afnemers uitgebreid naar 34. In 1994 zijn ruim 10 mln berichten over het GBA-netwerk verzonden.

De uitgaven voor het GBA-project bedroegen in 1994 f 25,7 mln. Hierin is ad f 12,4 mln begrepen voor de inhuur van externe deskundigen. Om de totale uitgaven van het GBA-project zoveel mogelijk binnen één begrotingsartikel zichtbaar te houden, zijn deze personele uitgaven ten laste van dit artikel verantwoord, en niet ten laste van artikel 01.01 Personeel en materieel Algemeen.

Eenzelfde wijze van verantwoording is gekozen voor de externe inhuur bij het Advies- en Coördinatiepunt Informatiebeveiliging (ACIB).

Toelichting op de slotwet

De lagere verplichtingenrealisatie ad f 1,002 mln wordt voornamelijk verklaard doordat in de laatste maanden van 1994 terughoudendheid is betracht bij het aangaan van verplichtingen die in latere jaren tot betalingen leiden, met het oog op het voornemen om met ingang van het jaar 1995 een deel van de bezuinigingstaakstelling in te vullen op het beleidsterrein van de informatievoorziening. Dit verklaart tevens de onderschrijding van de kasrealisatie ad f 0,459 mln.

Artikel 08.04 Personeel en materieel Centrale Archiefselectiedienst

Toelichting op de slotwet

De uitgavenrealisatie is f 0,260 mln hoger uitgevallen. Ongeveer de helft daarvan wordt veroorzaakt door kosten verbonden aan het tegen betaling verrichten van werkzaamheden voor derden waar extra inkomsten tegenover staan op ontvangstenartikel 08.05 Ontvangsten Centrale Archiefselectiedienst. De rest van het bedrag wordt voornamelijk veroorzaakt door incidentele uitgaven in verband met herstel van schade in archiefruimten ontstaan door een overvloedige regenval in combinatie met tekortkomingen in de bouwkundige staat van de huisvesting van de CAS. Deze kosten kunnen naar verwachting (eventueel gedeeltelijk) worden verhaald op de bouw-aannemer. De afwikkeling van de ingediende schadeclaims kon echter niet in 1994 worden afgerond.

Artikel 08.06 Integratie van personeels- en salarisadministratie

Het toezicht op het beheer en de ontwikkeling van het Interdepartementale Personeelsinformatiesysteem (IPA) wordt met ingang van 1994 uitgevoerd door een samenwerkingsverband van deelnemers aan de IPA-systemen. Dit samenwerkingsverband kent een Algemene Vergadering van Deelnemers (AVD) waarin alle deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn vertegenwoordigd. Het door de AVD gekozen bestuur fungeert tevens als bestuur voor de Dienst IVOP. In financiële zin is een en ander mogelijk gemaakt door enerzijds uitdeling van het IVOP-budget aan de deelnemers van het samenwerkingsverband en anderzijds volledige doorberekening van de kosten voor beheer en onderhoud met ingang van 1994.

Gedurende het begrotingsjaar 1994 is intensief gewerkt aan de voorbereidingen op de agentschapstatus van de Dienst IVOP en de hiermee samenhangende overgang van het kasstelsel naar het baten-lasten stelsel per 1 januari 1995. In 1994 is hiertoe een eigen bedrijfsadministratie ontwikkeld, getest en geïmplementeerd. Een andere wijze van administreren vereist tevens een nieuwe inrichting van de administratieve organisatie, hetgeen eveneens is gerealiseerd in 1994.

Toelichting op de slotwet

De onderuitputting op zowel de kasuitgaven als de verplichtingen houdt voor f 5,2 mln verband met:

– een technische correctie ad f 3,4 mln op de bij tweede suppletore begroting 1994 opgenomen desaldering met ontvangstenartikel 08.04 Ontvangsten Integratie van personeels- en salarisadministraties;

– een aantal ten tijde van de tweede suppletore begroting 1994 nog voorziene activiteiten met betrekking tot met name sectoraal en individueel onderhoud die uiteindelijk geen doorgang hebben gevonden. Dit heeft geleid tot circa f 1,8 mln lagere uitgaven en verplichtingen. Hiertegenover staat eenzelfde bedrag aan achterblijvende ontvangsten op ontvangstenartikel 08.04.

In aanvulling op het voorgaande is sprake van een onderuitputting op de kasuitgaven van circa f 0,2 mln in verband met overlopende verplichtingen.

Wetsartikel 2 (Ontvangsten)

Artikel 01.08 Overige ontvangsten

Toelichting op de slotwet

Het totaal aan gerealiseerde ontvangsten op dit artikel vertoont een tekort ad f 3,591 mln ten opzichte van de geraamde ontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door het achterblijven van een ingecalculeerde versnelde afwikkeling van verstrekte voorschotten. Voorts is de bij tweede suppletore begroting 1994 geraamde verhoging van circa f 0,8 mln verband houdende met een KLM-ontvangst voor het Interdepartementaal Bureau Dienstreizen niet geëffectueerd.

De te weinig ontvangen bedragen zijn binnen het totaal van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken gecompenseerd.

Artikel 02.04 Paspoortleges

Toelichting op de slotwet

De realisatie van de afdracht van rijksleges terzake van de afgifte van reisdocumenten is (ten opzichte van de stand na de tweede suppletore begroting 1994) ad f 1,697 mln hoger uitgevallen, omdat het aantal verstrekte reisdocumenten uiteindelijk hoger is gebleken dan geraamd. Deze hogere afgifte hangt waarschijnlijk mede samen met de in de loop van 1994 in werking getreden Wet op de identificatieplicht.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het verloop van de raming 1994 (bedragen x f 1 000):

 Ontwerp-begroting 1994Stand na tweede suppletore begroting 1994Realisatie 1994
 aantalbedragaantalbedragaantalbedrag
Oude paspoorten1,61 mln83 7201,72 mln92 0401,77 mln92 240
Toeristenkaarten0,14 mln2 0790,20 mln2 7810,30 mln4 278
Totaal 85 799 94 821 96 518

Artikel 05.01 Ontvangsten Dienst Geneeskundige Verzorging Politie

Toelichting op de slotwet

Voor een toelichting op de ontvangsten wordt verwezen naar het gestelde bij uitgavenartikel 05.09 Dienst Geneeskundige Verzorging Politie.

Artikel 05.06 Ontvangsten Rijksbrandweeracademie

Toelichting op de slotwet

Als gevolg van verhoogde cursusactiviteiten, zoals reeds aangegeven in de toelichting op uitgavenartikel 05.17 Rijksbrandweeracademie – materieel, zijn de ontvangsten f 0,565 mln hoger dan geraamd.

Artikel 05.07 Ontvangsten Rampenbestrijding en hulpverlening

Toelichting op de slotwet

Ontvangsten op dit artikel worden door het onvoorzienbare karakter pro memorie geraamd. De meerontvangsten op dit artikel ad f 0,620 mln zijn veroorzaakt doordat in 1994 van een groot aantal brandweerregio's de vaststelling heeft plaatsgevonden van de definitieve bijdrage over de jaren waarin de bijdrage als voorlopig werd verstrekt. In een aantal gevallen heeft dit geleid tot (gedeeltelijke) terugbetaling, welke ontvangsten op dit artikel zijn verantwoord. Daarnaast hebben de ontvangsten voor een belangrijk deel betrekking op de verkoop van divers voorlichtingsmateriaal op het gebied van de rampenbestrijding.

Artikel 05.08 Ontvangsten als gevolg van de opheffing van de Kringen Bescherming Bevolking

In 1994 was voorzien dat het deel dat het Rijk toekomt van het voordelig saldo van een voormalige BB-kring zou worden ontvangen. Dit is echter niet geschied. Momenteel vindt overleg met de betreffende provincie over het aan het Rijk toekomende saldo plaats.

Artikel 05.09 Ontvangsten Politie

In 1994 zijn circa 100 ontvangsten gerealiseerd voor een totaal bedrag van f 65,680 mln. Voor een groot deel (f 39,8 mln) is dit het gevolg van desalderingen. De desalderingen hebben met name betrekking op het aandeel van het Ministerie van Justitie in de bijdragen voor het LSOP en de convenanten voor grensoverschrijdende observatieteams (Schengen). Daarnaast is f 1,6 mln ontvangen voor het aandeel van het Ministerie van Justitie in de algemene bijdrage regionale korpsen voor de overdracht van automatiseringsapplicaties aan de regio's.

De uitgaven voor de uitbreiding van de politiesterkte ten behoeve van de asielzoekerscentra worden verantwoord op artikel 05.23 Bijdragen regionale politie. Een deel van deze uitgaven (f 25,0 mln) komt ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Deze ontvangsten zijn op dit artikel verantwoord. Tot slot is circa f 0,9 mln ontvangen als gevolg van de afwikkeling van verstrekte voorschotten.

Toelichting op de slotwet

De hogere ontvangstenrealisatie ad f 2,490 mln ten opzichte van de bijgestelde raming is met name veroorzaakt door de ontvangst van f 1,6 mln van het Ministerie van Justitie alsmede de ontvangst uit de afwikkeling voorschotten.

Artikel 08.04 Ontvangsten Integratie personeels- en salarisadministratie

Toelichting op de slotwet

Dat de ontvangsten met f 5,816 mln zijn achtergebleven hangt voor circa f 5,4 mln samen met de onderuitputting op kasbasis op uitgavenartikel 08.06 Integratie van personeels- en salarisadministraties. Voor een nadere toelichting wordt derhalve verwezen naar het gestelde bij dat artikel. Daarnaast is sprake van circa f 0,4 mln aan vertraagde ontvangsten.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

BIJLAGE 1 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING

Verdeling loon- en prijsbijstelling (bedragen x f 1 000)

Artikel 01.03. Loonbijstelling

Art.nr.OmschrijvingStand ontwerpbegrotingMutaties bij: Stand na slotwet/rekening
1e suppletore2e suppletore
   begrotingbegroting 
 Loonbijstelling tweede tranche 1993 28 796   
 Aanvullende loonbijstelling 1993 5 940   
 Niet uitgedeelde loonbijstelling  – 4 000 
 Toevoeging loonbijstelling betrekking hebbend op de eindejaarsuitkering, WAGGS en premiemutaties  6 704  
 Correctie loonbijstelling 1994  14  
 Toevoeging loonbijstelling betrekking hebbend op de verhoging van pensioenpremies  21 731 
 Op hoofdstukniveau te compenseren overschrijding  – 6 350 
      
 Reallocatie van:     
05.23Bijdragen regionale politie 2 000   
      
 Reallocaties naar:    
01.01Personeel en materieel Algemeen – 5 725– 3 661 
01.07Subsidies en onderzoeken – 98– 20 
01.09Functionele kosten Koninklijk Huis – 272– 74 
01.13Post-actieven – 314– 148 
02.01Schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement – 53– 33  
02.02Uitkering gewezen ministers – 177   
02.03Diverse vergoeding openbare ambtsdragers en herindelingswachtgelden – 112– 52 
02.06Bevordering werking politiek systeem – 74– 9 
02.08Sociale vernieuwing  – 2  
02.09Fonds stimulering sociale vernieuwing  – 1 641  
03.01Algemeen minderhedenbeleid  – 25  
05.15Financiële rechtspositie rampenbestrijding  – 63  
05.16Rijksbrandweeracademie – personeel – 26– 17  
05.17Rijksbrandweeracademie – materieel – 73– 33  
05.19Invoeringskosten regionalisatie Politie – 1 752– 49 
05.20Bijdragen LSOP – 1 410– 40 
05.21Openbare Veiligheid – 669– 138 
05.23Bijdragen regionale politie – 58 301– 23 202 
05.24Overige uitgaven regionale politie – 1 368– 16 
06.01Personeel en materieel Binnenlandse Veiligheidsdienst – 1 161– 307 
07.02Vormings- en opleidingsbeleid – 38– 2 
07.05Beheer rechtspositie – 6   
07.06Personeel en materieel Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst – 587– 148 
07.09Specifieke werkgeversbijdragen aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds – 16 513– 892  
07.10Financiële rechtspositie actieven en post-actieven – 37   
07.12Rechtspositie post-actieven Suriname en Nederlandse Antillen – 40  
07.13Rechtspositie post-actieven Nederlands en West Nieuw-Guinea – 315  
07.14Rechtspositie post-actieven Indonesië – 2 134  
07.15Rechtspositie post-actieven bijzondere voorzieningen – 7  
07.17Bijdragen ten behoeve van werknemersorganisaties in verband met arbeidsverhoudingen in de overheidssector – 33– 4 
08.04Personeel en materieel Centrale Archiefselectiedienst – 224– 108 
 SALDO61 018– 54 783– 12 585– 6 350

Artikel 01.04. Prijsbijstelling

 Ongedaan maken aftrekpost politie  7 058 
 SALDO– 7 05807 058NIHIL

BIJLAGE 2 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING

Saldibalans per 31 december 1994 van hoofdstuk VII (Ministerie van Binnenlandse Zaken) en bij de bij die saldibalans behorende toelichting

1)Uitgaven Hfst 7 19935 001 668 919,22 2)Ontvangsten Hfst 7 1993658 743 786,52
1)Uitgaven Hfst 7 19946 814 793 868,85 2)Ontvangsten Hfst 7 1994694 925 196,02
       
3)Liquide middelen12 851 428,86    
       
4)Rekening-courant RHB0,00 4a)Rekening-courant RHB10 462 588 227,43
       
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)32 325 935,61 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)45 382 942,57
       
7)Openstaande rechten0,00 7a)Tegenrekening openstaande rechten0,00
       
8)Extra-comptabele vorderingen16 670 802,56 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen16 670 802,56
       
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden0,00 9)Extra-comptabele schulden0,00
       
10)Voorschotten8 661 400 453,50 10a)Tegenrekening voorschotten8 661 400 453,50
       
11a)Tegenrekening openstaande verplichtingen5 846 139 195,32 11)Openstaande verplichtingen5 846 139 195,32
       
12)Deelnemingen90 793 000,00 12a)Tegenrekening deelnemingen90 793 000,00
 TOTAAL*26 476 643 603,92  TOTAAL*26 476 643 603,92

Toelichting op de saldibalans van hoofdstuk VII (Ministerie van Binnenlandse Zaken) over het dienstjaar 1994

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 1993 en 1994

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot de jaren waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (1993 en 1994).

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Het totaalbedrag van f 12 851 428,86 is als volgt opgebouwd:

Adm. Hoofdrekeningen 2749 en 4 400 549f 12 583 318,94
Depot Grenswisselkantoorf    15 679,06
A.B.N.-AMRO-rekening 45.27.59.749– f    21 784,53
Rijksbrandweeracademief    79 811,82
Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneelf    1 113,30
Bureau Vestigingsregisterf     153,30
Centrale Archiefselectiedienstf    24 049,90
RPD Adviesf     660,85
Binnenlandse Veiligheidsdienstf   132 761,48
Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienstf    25 426,34
Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevensf    10 238,40
Totaalf 12 851 428,86

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig de laatste opgave van genoemd departement en de mutaties welke hebben plaatsgevonden in de Rekening-courantverhouding met de Rijkshoofdboekhouding ná 1 januari 1995 met een valutadatum in 1994. Deze mutaties lopen via de grootboekrekening Rijkshoofdboekhouding nagekomen posten.

Saldo Rijkshoofdboekhouding– f 10 659 841 298,53
Rijkshoofdboekhouding nagekomen postenf    197 253 071,10
Administratie Ministerie van Binnenlandse Zaken– f 10 462 588 227,43

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van f 32 325 935,61 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:  
 Binnenlandse Veiligheidsdienstf    94 257,51
 Dienst Geneeskundige Verzorging Politief     801,98
 Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneelf    23 058,90
 Centrale Archiefselectiedienstf    4 951,00
 Rijksbrandweeracademief   210 530,90
 Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienstf   156 776,84
 RPD Adviesf    93 864,74
 Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingenf  1 638 324,75
b.Te vorderen van ministeries en derdenf 26 498 605,58
c.Intra-comptabele voorschottenf   200 198,09
d.Intra-comptabele debiteurenf   381 819,87
e.Overige intra-comptabele postenf  3 022 745,45
Totaalf 32 325 935,61

ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Dit betreft de door de kasbeheerders middels de maandverantwoording opgegeven stand van de openstaande vorderingen per 31 december 1994.

De post van DUO betreft handmatig verstrekte voorschotbetalingen die deels als gevolg van in het DUAS-systeem ontbrekende functionaliteit in het laatste kwartaal van 1993 en in geheel 1994 zijn verricht. Deze voorschotten worden met de cliënt verrekend. Nadat brutering heeft plaatsgevonden zal doorberekening aan de opdrachtgevers plaatsvinden. Als gevolg hiervan zijn ook de afdrachten aan de diverse instanties niet volledig. Bij de Belastingdienst (grote ondernemingen) is hiervan schriftelijk melding gemaakt. Ook in 1995 zullen nog handmatige voorschotbetalingen worden verstrekt. Naar verwachting zal de ontbrekende thans grotendeels in ontwikkeling zijnde functionaliteit in 1995 kunnen worden geïmplementeerd.

ad b. Te vorderen van ministeries en derden

De Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen (DUO) voert de diverse uitkeringsregelingen uit ten behoeve van alle departementen, rijksinstellingen en een aantal voormalige rijksdiensten. De bedragen zijn in december 1994 uitgekeerd en worden in de maand januari 1995 verrekend.

ad c. Intra-comptabele voorschotten

Het bedrag van f 200 198,09 kan als volgt worden verdeeld naar departementsonderdeel:

Centrale Stafdienstenf  92 419,25
Directoraat-generaal Openbaar Bestuurf  79 978,94
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleidf  10 929,90
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheidf  16 870,00
Totaalf 200 198,09

De intra-comptabele voorschotten bestaan enerzijds uit in 1994 verstrekte voorschotten ten behoeve van buitenlandse dienstreizen welke in 1995 worden afgerekend, anderzijds uit salarisvoorschotten welke eveneens in 1995 worden verrekend.

ad d. Intra-comptabele debiteuren

Het bedrag van f 381 819,87 kan als volgt worden verdeeld naar departementsonderdeel:

Centrale Stafdienstenf 361 789,87
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleidf  19 820,00
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheidf   210,00
Totaalf 381 819,87

Het bedrag van f 361 789,87 bestaat voor f 231 844,19 uit het resterende kassaldo van het geprivatiseerde Interdepartementaal Bureau Dienstreizen (huidige benaming Government Travel Service).

Dit bedrag zal door GTS in 1995 worden teruggestort. Het resterende bedrag bestaat uit teveel betaalde salariskosten die worden verrekend door middel van maandelijkse inhoudingen op salarisuitbetalingen.

ad e. Overige intra-comptabele posten

Het saldo bestaat voor f 1 948 428,05 uit kruisposten. Dit is te wijten aan een niet gelijktijdige verwerking van mutaties bij de Postbank enerzijds en de Nederlandsche Bank anderzijds. De Postbank hanteerde als valutadatum 30 december 1994 en de Nederlandsche Bank daarentegen 2 januari 1995.

Van het resterende saldo betreft f 417 267,46 nog door te berekenen posten van de directie Brandweer, waarvan f 300 439,45 verband houdt met projecten welke betrekking hebben op brandweerorganisaties in Suriname, op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Begin 1995 zal door de Ministeries van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Zaken worden overgegaan tot het tekenen van de overeenkomst Suriname, waarna verrekening zal plaatsvinden.

Een bedrag van f 114 292,25 betreft de kosten van kantooraccessoires, welke in 1995 worden terugontvangen.

Daarnaast is in het saldo begrepen een jaarlijks terugkerende overlopende post, ad f 555 060,17, betreffende de afdracht sociale lasten.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Het bedrag van f 45 382 942,57 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a.Schulden kasbeheerders Rijksdiensten:  
 Binnenlandse Veiligheidsdienstf  1 664 006,28
 Dienst Geneeskundige Verzorging Politief      89,11
 Dienst Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneelf     244,99
 Centrale Archiefselectiedienstf    78 750,71
 Rijksbrandweeracademief   272 547,20
 Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienstf    2 118,00
 RPD Adviesf      0,80
 Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingenf    62 083,34
b.Nog af te dragen loonheffing en sociale premiesf 40 820 495,78
c.Te verrekenen met ministeries en derdenf  1 212 557,91
d.Overige intra-comptabele schuldenf  1 270 048,45
Totaalf 45 382 942,57

ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten

Betreft de door de kasbeheerders middels de maandverantwoording opgegeven stand van de openstaande schulden per 31 december 1994.

De post van de Binnenlandse Veiligheidsdienst betreft de in de maand december 1994 ingehouden loonheffing en sociale premies welke in de maand januari 1995 aan de betreffende instanties worden doorbetaald.

ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het betreft de in de maand december 1994 ingehouden loonheffing en sociale premies welke in de maand januari 1995 aan de betreffende instanties worden doorbetaald.

ad c. Te verrekenen met ministeries en derden

Het bedrag bestaat voor f 1,1 mln uit nog niet aan opdrachtgevers doorbetaalde bedragen. Verrekening zal in het eerste kwartaal 1995 plaatsvinden.

ad d. Overige intra-comptabele schulden

Het bedrag bestaat voor f 475 664,83 uit door DUO in 1994 geboekte posten waarvan de betaling is geweigerd. Deze posten worden in 1995 opnieuw voor betaling aangeboden.

Een bedrag van f 492 605,05 betreft nog door DUO met de diverse departementen te verrekenen bedragen.

Voor een bedrag van f 281 027,62 betreft dit posten welke in 1994 zijn ontvangen en in het eerste kwartaal 1995 zijn terugbetaald.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen Ad 8a.Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 1994 wordt hieronder per departementsonderdeel per dienstjaar gespecificeerd:

Bedragen in guldens

 CentraleDirectoraat-Directoraat-Directoraat-generaal
 StafdienstengeneraalgeneraalOpenbare Orde en Veiligheid
  Openbaar BestuurManagement en   
   PersoneelsbeleidDirectie PolitieDirectie Brandweer
t/m      
1988  222 150,83   
19899 768,40 150 845,26  
1990  284 255,98   
1991255,5018 835,16964 928,909 300,28 
199213,446 357,00873 030,9010 495,1129 326,49
199321 740,00 1 810 789,41354 333,343 060,00
19941 187 788,14606 837,529 654 333,35290 457,17161 900,38
 1 219 565,48632 029,6813 960 334,63664 585,90194 286,87
TOTAAL  16 670 802,56  

Centrale Stafdiensten

De posten uit 1989 betreffen enerzijds vorderingen inzake het PC-privé project, anderzijds vorderingen op voormalige ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken waarvoor inmiddels de nodige incassomaatregelen zijn getroffen.

Het bedrag van 1993 bestaat hoofdzakelijk uit een vordering op het A&O fonds van f 19 766,00 welke in 1995 zal worden ontvangen.

Het overgrote deel van het saldo uit 1994 (f 1,1 mln) wordt veroorzaakt door een bij de afrekening ontstane vordering op het geprivatiseerde Interdepartementaal Bureau Dienstreizen. Deze vordering zal in 1995 worden geïncasseerd.

Directoraat-generaal Openbaar Bestuur

De posten uit 1991 en 1992 betreffen een aantal kleine vorderingen, die naar verwachting in 1995 volledig worden afgewikkeld.

De vorderingen uit 1994 bestaan voor f 518 457,60 uit facturen in het kader van GBA-berichtenverkeer. Deze vorderingen zullen in 1995 worden geïncasseerd.

Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid

De vorderingen van 1990 (f 104 807,83) bestaan uit een viertal hypotheekgaranties waarop periodiek wordt afgelost en die van 1993 (f 91 511,71) betreft terugvorderingen aan teveel ontvangen ZFW-premies. Laatstgenoemde vordering zal in het eerste kwartaal van 1995 worden afgewikkeld.

Het totaal bedrag van de vorderingen uit 1994 bestaat uit onder andere:

Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst f 3,0 mln

RPD Advies f 0,6 mln

Diverse vorderingen met betrekking tot doorberekening IPA-systeem f 1,5 mln

Abp weduwnaarspensioen f 2,6 mln

Berenschot inzake USZO project f 0,6 mln

De vorderingen van de RBB en RPD Advies betreffen aan ministeries en derden verleende diensten. Deze vorderingen zullen in 1995 worden geïncasseerd.

De diverse vorderingen met betrekking tot tot doorberekening IPA betreffen vorderingen op de universiteiten inzake kosten van het IPA-systeem. De afwikkeling van deze vorderingen zal in 1995 plaatsvinden.

De vordering op het Abp betreft overheadkosten inzake weduwnaarspensioenen. De invordering hiervan zal in 1995 geschieden.

De vordering Berenschot heeft betrekking op de afrekening van een voorschot verstrekt in het kader van het USZO-project. Deze vordering zal in 1995 worden geïncasseerd.

De rest van de bedragen over de jaren 1988 tot en met 1994 omvat vorderingen van de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen tot een totaal bedrag van f 5,2 mln. De vorderingen worden conform het debiteurenbeleid bewaakt en ingevorderd, respectievelijk afgewikkeld.

Naast deze vorderingen is tot een bedrag van circa f 8 mln in de DUO administratie geregistreerd aan nog niet ingestelde vorderingen. Ten aanzien van deze vorderingen zal nog nader onderzoek gepleegd worden met betrekking tot de juistheid, invorderbaarheid en oorzaak.

Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid

Betreffende de directie Brandweer:

De vordering van 1992 betreft de afwikkeling van een raamovereenkomst met de PTT inzake kortingen op bedrijfstelefonie-centrales. Die van 1993 betreft een nog te ontvangen bedrag van Brandweerregio Midden Holland.

Beide vorderingen zullen in 1995 worden afgewikkeld.

De vorderingen van 1994 bestaan uit kortingen ad f 0,12 mln op bedrijfstelefonie-centrales aangeschaft in 1992 en f 0,04 mln aan reguliere vorderingen met een kortlopend karakter. Deze vorderingen zullen naar verwachting in 1995 worden afgewikkeld.

Betreffende de directie Politie:

De vorderingen van 1991 en 1992 (f 19 795,39) betreffen respectievelijk een vordering op een project «Samenleving en Criminaliteit» en het A&O fonds. De afwikkeling zal in 1995 plaatsvinden.

Het vorderingsbedrag van 1993 bestaat slechts uit twee posten waarbij voor één (f 333 333,34) aktiviteiten worden ondernomen om in 1995 tot afboeking te kunnen komen.

De vorderingen uit 1994 bestaan uit een 70-tal kleine vorderingen en één vordering van f 220 000,00 die inmiddels is afgewikkeld.

Ad. 10. Openstaande voorschotten Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

Het saldo per 31 december 1994 wordt hieronder per departementsonderdeel per dienstjaar gespecificeerd:

Bedragen in guldens

 CentraleDirectoraat-Directoraat-Directoraat-generaal
 StafdienstengeneraalgeneraalOpenbare Orde en Veiligheid
  Openbaar BestuurManagement en   
   PersoneelsbeleidDirectie PolitieDirectie Brandweer
1983500,00     
1986    28 050,00
19871 000,005 000 000,00  774 600,00
1988500,00  3 100 000,00244 400,00
1989500,004 000 000,00 12 638 000,0067 643,42
1990200,00  32 276 267,00125 597,64
1991373 881,00138 240,00 122 280 864,5823 316 527,93
1992144 508,13329 425,00500,00249 098 938,4423 252 329,00
1993995 448,90649 264 484,8925 311 575,002 781 164 858,9827 697 326,56
199415 176 292,60132 670 423,82533 808 004,024 012 906 098,145 213 468,45
 16 692 830,63791 402 573,71559 120 079,027 213 465 027,1480 719 943,00
TOTAAL  8 661 400 453,50  

Centrale Stafdiensten:

De voorschotten uit de jaren 1983 tot en met 1990 bestaan uit doorlopende reisvoorschotten.

De resterende 6 voorschotten uit de jaren 1991, 1992 en 1993 worden in 1995 afgerekend.

Van de f 15,2 mln aan voorschotten uit 1994 betreft f 12,4 mln functionele kosten Koninklijk Huis. Van het restant wordt naar verwachting f 1,5 mln in 1995 afgerekend.

Directoraat-generaal Openbaar Bestuur

De in 1987 en 1989 verstrekte voorschotten betreffen twee projecten te weten:

Cityproject Utrecht f 5,0 mln

Gemeente Egmond inzake Noordlob f 4,0 mln

Het voorschot betreffende het Cityproject wordt afgerekend na afronding van de besluitvorming over dit project.

Het in 1989 verstrekte voorschot aan de gemeente Egmond inzake Noordlob zal pas dan kunnen worden afgerekend nadat de provincie Zuid-Holland de onbebouwde delen van Noordlob heeft aangekocht.

De resterende voorschotten uit 1991 en 1992 zullen naar verwachting in 1995 worden afgerekend.

Het bedrag vermeld voor 1993 bestaat voornamelijk uit verleende voorschotten in het kader van de Sociale Vernieuwing en «aardgasbatenfonds-1992» ad respectievelijk f 553,7 mln en f 91,6 mln.

De f 91,6 mln in het kader van het zogenaamde «aardgasbatenfonds-1992» wordt afgerekend in de jaren 1995 tot en met 1997 (na afronding van de betreffende investeringsprojecten in de «knooppunt»-gebieden).

De bijdragen van meerdere departementen in het kader van de Sociale Vernieuwing worden in de vorm van voorschotten, op aangeven van het Directoraat-generaal Openbaar Bestuur (DGOB), door het Ministerie van Financiën aan de gemeenten uitbetaald. De betrokken departementen brengen deze bijdragen als definitieve betaling ten laste van hun begroting. Het Ministerie van Financiën fungeert slechts als doorgeefluik. De verstrekte voorschotten zouden derhalve niet als voorschot in enige departementale begrotingsadministratie worden verantwoord.

De aan de gemeenten verstrekte voorschotten worden door DGOB omgezet in definitieve bedragen en de eventueel bij de gemeenten terug te vorderen of na te betalen gelden lopen via de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Na overleg met de Algemene Rekenkamer is ervoor gekozen om de verstrekte voorschotten in de administratie van dit departement op te nemen.

Deze voorschotten worden in de eerste helft van 1995 afgerekend.

Het saldo 1993 kan als volgt worden gespecificeerd:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheidf 240 658 248,00
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sportf  97 679 972,01
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheerf  7 934 995,09
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappenf 175 926 045,00
Ministerie van Justitief  2 591 750,00
Ministerie van Binnenlandse Zakenf  28 946 251,18
Totaalf 553 737 261,28

Het bedrag vermeld voor 1994 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

aardgasbatenfonds-1992f  45,0 mln
werkgelegenheidsimpuls-1994f  48,9 mln
wateroverlast-1993 in onder andere Limburgf  20,6 mln
Totaalf 114,5 mln

De voorschotten met betrekking tot het aardgasbatenfonds-1992 en de werkgelegenheidsimpuls-1994 zullen, na afronding van de desbetreffende investeringsprojecten in de «knooppunt»-gebieden, worden afgerekend in 1995 en volgende jaren.

De overige voorschotten zullen, na ontvangst van de verantwoordingen over de wijze van besteding van de verstrekte bijdragen, voor het merendeel in de loop van 1995 (maar deels ook nog in 1996) worden afgerekend.

Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid

Het bedrag vermeld voor 1993 bestaat uit f 3,1 mln ten behoeve van het Europees Instituut Bestuurskunde en f 21,9 mln voor het Abp.

Van eerstgenoemde is reeds een accountantsverklaring ontvangen en zal in het eerste kwartaal 1995 worden afgerekend. Laatstgenoemd voorschot betreft ZFW-premie en zal na ontvangst van de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring worden verrekend.

Het bedrag verstrekt in 1994 (f 530,6 mln) is opgebouwd uit de volgende posten:

– aan Berenschot verstrekt voorschot in het kader van Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheidspersoneel f  17,6 mln

– Abp inzake ZFW, VUT 61 en weduwnaarspensioen f 424,6 mln

– A&O fonds f  88,0 mln

– Europees Instituut Bestuurskunde f  2,7 mln

Deze voorschotten zullen naar verwachting, na ontvangst van de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring, in 1995 worden afgerekend.

Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid

Betreffende de directie Brandweer:

De bedragen uit de jaren 1986 tot en met 1989 betreffen overwegend, als gevolg van nog niet voltooide initiële opleidingen, niet voor afrekening in aanmerking komende voorschotten die op de oorspronkelijke jaren van verstrekking geregistreerd dienen te blijven. Dit laatste vloeit voort uit bepalingen in het Besluit Bijdragen Regionale Brandweren en Provincies.

De voorschotten van 1990 tot en met 1993 zijn verstrekt op basis van het Besluit Bijdragen Regionale Brandweren en Provincies (BBRB en P), waarin de normvergoedingen voor personeel, materieel en oefeningen aan de brandweerregio's zijn vastgelegd.

De voorlopige bijdragen op grond van het BBRB over de jaren 1991 tot en met 1993 aan de regionale brandweerorganisaties zullen in de loop van 1995 worden vastgesteld en naar verwachting ook in 1995 worden verrekend. Het resterende bedrag over 1990 zal eveneens in 1995 worden afgerekend.

Aan het Nederlandse Rode Kruis is in 1994 een voorschot verstrekt van f 4,0 mln dat in de loop van 1995 zal worden verrekend.

Betreffende de directie Politie:

De voorschotten tot en met 1993 vinden hun wettelijke grondslag in het Besluit Vergoeding Politiekosten 1986. Alle betalingen aan de gemeenten met Gemeentepolitie worden vastgelegd in de administratie totdat deze zijn verantwoord en door directie Politie zijn omgezet in definitieve bijdragen. De grondslag voor de voorschotten vanaf 1994 is artikel 44 van de Politiewet 1993 alsmede het daarop gebaseerde Besluit Financiën Regionale Politiekorpsen (BFRP). De verantwoordingen worden uiterlijk 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarop de rijksbijdragen betrekking hebben ingediend. Na beoordeling van de verantwoording worden de rijksbijdragen vastgesteld, waarna wordt overgegaan tot afboeking/verrekening van de verstrekte voorschotten.

De opbouw van de voorschotten is als volgt:

bijdrage kosten gemeentepolitie (BVP 1986 – 1993)f 2 406,7 mln
huisvestingskostenf   290,3 mln
financiële rechtspositie post-actievenf    46,2 mln
bijzondere bijdragenf    87,9 mln
automatiseringskostenf    43,8 mln
invoeringskosten regionale politief   234,7 mln
bijdrage LSOPf   249,1 mln
bijdrage regionale politie (BFRP 1994)f 3 757,0 mln
overige uitgaven regionale politief    77,1 mln
diverse bijdragenf    20,6 mln
Totaalf 7 213,4 mln

Van deze bedragen is circa f 3 mld betaald tot en met 1993 op grond van voornamelijk het BVP 1986. Hierover zijn gemeentelijke verantwoordingen ingediend die in 1995 zullen worden behandeld. Circa f 4 mld is betaald op grond van het BFRP. Hierover zullen de regionale politie-korpsen vóór 1 augustus 1995 verantwoordingen indienen, welke vervolgens zullen worden behandeld.

Ad 11. Openstaande verplichtingenen garanties Ad 11a. Tegenrekening openstaande verplichtingenen garanties

Het bedrag van f 5 846 139 195,32 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 1994 f  4 803 038 546,57  
Garanties 1 januari 1994 f    15 000 000,00  
Aangegane verplichtingen in 1994 f  7 889 227 965,96+
  f 12 707 266 512,53 
Tot betaling gekomen in 1994f 6 814 793 868,85  
Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjarenf    44 233 448,36   
Negatieve bijstellingen van garantiesf    2 100 000,00  
  f  6 861 127 317,21–/–
Openstaande verplichtingen/garanties 31-12-1994 f  5 846 139 195,32 

De negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren hebben voornamelijk betrekking op een viertal artikelen, te weten 05.21, 05.23, 07.02, 08.01 voor respectievelijk f 1,4 mln, f 7,0 mln, f 28,2 mln en f 1,7 mln alsmede een bedrag van f 2,1 mln aan bijstelling garanties.

Ad 12. Deelnemingen Ad 12a. Tegenrekening deelnemingen

Het bedrag van f 90 793 000,00 aan deelnemingen is als volgt opgebouwd:

N.V. RCC met een 100% deelneming vannominaalf 20 000 000,00aandelen
 nominaalf 20 000 000,00agio
 Totaalf 40 000 000,00  
    
N.V. SDU met een 100% deelneming vannominaalf 20 700 000,00aandelen
 nominaalf 30 093 000,00agio
 Totaalf 50 793 000,00 

Voor een toelichting wordt verwezen naar de gepubliceerde jaarstukken van deze ondernemingen. Via de algemene vergadering van aandeelhouders zal al het mogelijke worden gedaan om te zorgen dat de jaarstukken van de betreffende ondernemingen ten tijde van de behandeling van de slotwet/rekening zijn gepubliceerd.

BIJLAGE 3 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING

M&O-beleid

Personeelsuitgaven en interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982

De personeelsuitgaven komen in hoofdzaak tot stand via de personeels- en salarisadministratie. De EDP-Audit pool (het samenwerkingsverband van de departementale accountantsdiensten) bewaakt de kwaliteit van de programmatuur en de beheersorganisatie van het salaris-systeem. Tenslotte wordt ook over de werkzaamheden van het RCC (als exploitant van het salarissysteem) een zogenaamde «TPM-verklaring» uitgebracht.

De bijdrage op basis van de interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 wordt gebaseerd op gegevens van derden. De interimregeling is inmiddels bij A.M.v.B. gewijzigd ten behoeve de implementatie van M&O-maatregelen. Het uitvoeringsorgaan heeft thans de bevoegdheid om betrokkenen te verzoeken relevante bescheiden te overleggen. Zo dienen bij de eerste aanvraag bewijsstukken (verzekeringspolissen) te worden overlegd. Voorts vinden steekproefsgewijs controles plaats van lopende vergoedingen. Tenslotte wordt controle uitgevoerd op niet bedoelde samenloop van vergoedingen. De directie Personeelszaken, die met de uitvoering van de interimregeling is belast, heeft in samenwerking met de departementale accountantsdienst hiervoor een controleprogramma opgesteld. Dit programma wordt uitgevoerd vanaf de betalingen die in december 1994 plaatsvonden.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op de volgende artikelen:

01.01 Personeel en materieel Algemeen

02.01 Inhoudingen voor pensioenen van de leden van het Europees Parlement of hun betrekkingen

05.16 Rijksbrandweeracademie – personeel

06.01 Personeel en materieel Binnenlandse Veiligheidsdienst

07.06 Personeel en materieel Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst (RBB)

08.04 Personeel en materieel Centrale Archiefselectiedienst

Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen (DUO)

Het M&O-beleid van de Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen (DUO) spitst zich toe op de van derden ontvangen gegevens betreffende neveninkomsten, die in verband met anti-cumulatiebepalingen mogelijkerwijs dienen te worden verrekend casu quo teruggevorderd.

In verband met de door de Algemene Rekenkamer in 1994 gesignaleerde knelpunten ten aanzien van de uitvoering van het beleid met betrekking tot de verrekening van neveninkomsten, heeft de Minister extra capaciteit ingezet (zie ook de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 6 oktober 1994 betreffende dit onderwerp (kamerstukken II, 1994/1995, 23 848, nr. 4)).

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op de volgende artikelen:

01.13 Post-actieven

02.01 Schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees parlement

02.02 Uitkering gewezen ministers

02.03 Diverse vergoedingen openbare ambtsdragers en herindelingswachtgelden

05.15 Financiële rechtspositie rampenbestrijding

07.05 Beheer rechtspositie

Rietkerk-uitkering

De verstrekking van de Rietkerk-uitkeringen wordt uitgevoerd door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP). De voor de uitkeringen van belang zijnde (controle)gegevens met betrekking tot de in Nederland wonende uitkeringsgerechtigden worden verkregen via de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Uitkeringen aan in Indonesië wonende uitkeringsgerechtigden worden eerst betaalbaar gesteld nadat het vereiste formulier «bewijs van in leven zijn» is overgelegd.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op artikel 03.03 Wet Rietkerk-uitkering.

Dienst Geneeskundige Verzorging Politie

De DGVP voert een adequaat M&O-beleid. Aan de uitgaven-zijde omvat dit beleid in de kern het uitgangspunt dat alleen wordt uitbetaald op basis van overlegde nota's. Aan de inkomstenzijde (premieafdrachten) wordt misbruik en oneigenlijk gebruik voorkomen doordat een DGVP-gerechtigde nooit zichzelf en zijn eventuele gezin rechtstreeks bij de DGVP aan kan melden, maar dit uitsluitend kan plaatshebben via vaste respondenten bij de werkgever.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op uitgavenartikel 05.09 en ontvangstenartikel 05.01 Dienst Geneeskundige Verzorging Politie.

FLO-regeling

Als onderdeel van de normencirculaire aan de politieregio's van 28 december 1994 is de regio's nadrukkelijk aandacht gevraagd voor M&O-gevoeligheden in de FLO-regeling. In het bijzonder is hierbij gewezen op de noodzaak van controle op neveninkomsten van rechthebbenden.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op artikel 05.23 Bijdragen regionale politie.

Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel

Het financiële risico in verband met misbruik en oneigenlijk gebruik is voor de ZVO-regeling gering. In 1995 zal een onderzoek worden ingesteld naar de omvang en de aard van eventuele fraude. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek zal nader worden bezien of het opnemen van fraude en/of sanctiebepalingen in de regeling noodzakelijk is. Dit laatste naar aanleiding van de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer heeft gedaan.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op artikel 07.08 Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel – uitkeringen.

Financiële rechtspositie post-actieven K.N.I.L.

In 1994 is een start gemaakt met de uitvoering van de regeling éénmalige uitkering aan ex-K.N.I.L.-dienstplichtigen, welke conform de Uitkeringswet Financiële Compensatie Langdurige Militaire Dienst geschiedt. Om in aanmerking te komen voor deze regeling dient aan de volgende voorwaarden, welke door de aanvragers zelf moeten worden aangetoond, te worden voldaan:

– er heeft geen vergelding diensttijd met een pensioen plaatsgevonden;

– men was tijdens vervulling dienstplicht bij de K.N.I.L. in bezit van het Nederlanderschap;

– men heeft zich minimaal 1 jaar in Nederland gevestigd;

– indien aanspraak door weduwe wordt gedaan dient deze gehuwd te zijn geweest ten tijde van de vervulling dienstplicht bij de K.N.I.L.

Gezien de gemiddelde leeftijd van 80 jaar heeft DUO besloten eerst zelf diverse gegevens te verzamelen voordat tot een rechtmatige afhandeling kan worden overgegaan. Op grond van de in de regeling opgenomen bepalingen wordt tevens informatie ingewonnen bij de diverse instanties als deze niet uit de archieven van DUO kan worden betrokken. De volgende instanties worden benaderd in verband met vergelding van diensttijd met een pensioen: Abp, Spoorwegpensioenfonds, Staatsmijnen, PTT-pensioenfonds, PUR ( Pensioen Uitkeringsregeling) en Ministerie van Defensie. Daarnaast wordt informatie ingewonnen bij het Ministerie van Justitie in verband met Nederlanderschap, Gemeenten van geboorte of vestiging en het Centraal Bureau voor Genaeologie. Indien de vereiste informatie niet door DUO kan worden verkregen, dient deze alsnog door de aanvrager zelf te worden aangeleverd, alvorens wordt overgegaan tot het toe- of afwijzen van de uitkering.

Het terzake gevoerde M&O-beleid heeft betrekking op artikel 07.10 Financiële rechtspositie actieven en post-actieven.

Naar boven