24 292
Landmijnenproblematiek

nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 april 2001

In mijn brief van 27 oktober 2000 over de beëindiging van het project Hom-2000 heb ik aangekondigd dat Defensie het resterende deel van het budget, ongeveer f 6 miljoen, zou bestemmen voor andere projecten op het terrein van de humanitaire mijnenruiming. In deze brief bied ik u een overzicht aan van de projecten die Defensie thans heeft geselecteerd. Het gaat om zes projecten die in totaal zijn begroot op f 4,3 miljoen. Van het restant blijft ongeveer f 700 000 beschikbaar als reservering voor een volgende fase van een van deze projecten en ongeveer f 1 miljoen als reserve voor het geval zich de komende tijd andere veelbelovende projecten aandienen. Dat is denkbaar, omdat Defensie niet pretendeert alle mogelijkheden in kaart te hebben gebracht en omdat de ontwikkelingen op het terrein van onderzoek en ontwikkeling snel gaan.

Defensie zal de volgende zes projecten financieel ondersteunen:

De detectie van door struikeldraden geactiveerde landmijnen met behulp van gepolariseerd infrarood licht.

TNO-FEL voert het project uit. De kosten bedragen ongeveer f 950 000, de looptijd is twee jaar, met na een jaar een beslismoment over voortzetting. De doelstelling is het bouwen van een «demonstrator» om in een gesimuleerde praktijksituatie bij de Koninklijke landmacht de verbeterde detectiemogelijkheden van door struikeldraad geactiveerde landmijnen aan te tonen. Met beperkte aanpassingen zou de «demonstrator» vervolgens moeten kunnen worden ontwikkeld tot een «add-on feature» voor reeds bestaande infrarood camera's. TNO-FEL zal samenwerken met THALES Optronics (Delft), dat onder meer infraroodcamera's beschikbaar stelt voor experimenten. Als het tot de (verdere) ontwikkeling van een «add-on feature» komt, zal THALES daarbij worden betrokken. Voorts wordt er bij dit project samengewerkt met onderzoeksinstituten uit Zweden (FOI) en het Verenigd Koninkrijk (DERA).

De evaluatie van een «smart prodder».

TNO-FEL voert het project uit. De kosten zijn begroot op f 360 000 en de looptijd is ongeveer een jaar. De doelstelling is in samenwerking met de Koninklijke landmacht de mogelijkheid vast te stellen om met een verbeterde materiaalindicatie van de «smart prodder» (vrij te vertalen als «slimme prikstok») metalen, plastic en stenen voorwerpen in verschillende grondsoorten te onderscheiden. Door de lage aanschafprijs, de eenvoudige bediening en het geringe onderhoud zou bij een goede werking van de materiaalindicator de «smart prodder» zeer geschikt kunnen zijn voor gebruik door NGO's en lokale mijnenruimers. TNO-FEL werkt samen met het Canadese onderzoeksinstituut CCMAT/DRES. Met de Canadese leverancier van de verbeterde «smart prodder» kan wellicht worden samengewerkt bij de aanschaf van een set verbeterde «prodders» en de terugkoppeling van de evaluatieresultaten.

Het ruimen van mijnen met klein kaliber munitie.

TNO-PML voert dit project met een looptijd van twee jaar uit voor ongeveer f 360 000. Doelstelling is om in nauwe samenwerking met de Koninklijke landmacht te onderzoeken of het mogelijk is om met klein kaliber munitie mijnen te ruimen zonder ze dicht te naderen. Deze methode is wellicht geschikt om onder specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld in bewoonde gebieden waar mechanische ruimmiddelen geen soelaas bieden, mijnen onschadelijk te maken. Bezien wordt of samenwerking mogelijk is met onderzoeksinstituten in Canada, Duitsland en Zweden.

De ondersteuning van ITEP-projecten (International Test and Evaluation Program for Humanitarian Demining).

ITEP beoogt de uitwisseling van informatie over apparatuur, systemen en methoden op het gebied van de humanitaire mijnenruiming te bevorderen. In dit kader zullen voorts beproevings- en evaluatieprojecten worden uitgevoerd. Met een bijdrage van f 500 000, in feite een reservering, wil Defensie een impuls geven aan het ITEP-initiatief. Het Memorandum of Understanding waarop ITEP berust, dateert van juli 2000 en is tot dusver ondertekend door België, Canada, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden en het «Joint Research Centre» (JRC) van de Europese Commissie. Defensie is zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau vertegenwoordigd in ITEP.

De detectie van landmijnen door middel van neutronenverstrooiing.

Het Interfacultair Reactor Instituut TU Delft voert dit project uit. Fase 1 met een looptijd van negen maanden kost f 610 000. Er is een optie voor fase 2, thans begroot op f 700 000, met een looptijd van vijftien maanden. De doelstelling is de ontwikkeling van een draagbaar (fase 1) en een voertuiggebonden (fase 2) demonstratiesysteem waarmee mijnen kunnen worden gedetecteerd door de vaststelling van de aanwezigheid van springstoffen. Integratie met een metaaldetector zal de effectiviteit van het detectiemiddel verder verbeteren. Het betreft de ontwikkeling van een nieuwe technologie voor de detectie van explosieven.

De verdere ontwikkeling van grondpenetrerende radar (GPR).

TNO-FEL en de TU Delft (o.a. IRCTR) voeren dit project uit. De looptijd is twee jaar en de kosten bedragen f 1,55 miljoen. De doelstelling is het optimaliseren van de prestaties van de bestaande GPR-systemen door het verbeteren van de signaalverwerking («pre- en postprocessing»), specifiek gericht op de detectie van antipersoneelmijnen. De verbeterde signaalverwerking zal onder meer worden gedemonstreerd in GPR-systemen die zijn ontwikkeld in het project «Advanced Relocatable Multi-sensor System for Buried Landmine Detection» van de Stichting voor Technische Wetenschappen (STW). Dit STW-project betreft een programma in twee fasen van elk twee jaar waarin twee typen GPR-systemen worden ontwikkeld. De eerste fase, de assemblage van de systemen, is op 1 april 2001 met succes voltooid. Defensie heeft met flankerend onderzoek een bijdrage geleverd aan deze eerste fase van het project. De tweede fase zal resulteren in «demonstrators» die in de praktijk uitvoerig zullen worden beproefd. Het project wordt begeleid door een gebruikersgroep die er onder meer op zal toezien dat resultaten zo snel mogelijk in de praktijk kunnen worden toegepast. Naast Defensie bestaat de gebruikersgroep uit KEMA, GeoDelft, het «OYO Center of Applied geosciences», THALES BV, Fugro Ingenieursbureau BV en T&A Radar.

Deze projecten voldoen aan criteria die ik ook in mijn brief van 27 oktober 2000 heb genoemd. Van belang is vooral dat TNO de kennis en de deskundigheid die in het project Hom-2000 zijn opgebouwd, kan benutten in samenwerkingsprojecten met onderzoeksinstellingen in andere landen. Ook onderzoek op technische universiteiten in ons land en in Europees verband zijn in die brief genoemd, evenals de ontwikkeling van concrete toepassingen om mijnen op te sporen en te ruimen. Voor de twee andere mogelijkheden die de brief van 27 oktober vorig jaar noemde – de vernietiging van voorraden antipersoneelmijnen in andere landen en humanitaire mijnenruimprojecten – geldt dat andere ministeries, respectievelijk Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, daaraan reeds ruimschoots bijdragen.

Met de thans geselecteerde projecten levert Defensie een bijdrage aan de internationale inspanningen om betere middelen voor de opsporing en de ruiming van landmijnen te ontwikkelen en te beproeven. Deze ambitie is, ook na het staken van het project Hom-2000, onverminderd groot.

De Minister van Defensie,

F. H. G. de Grave

Naar boven