Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 24292 nr. 20 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 24292 nr. 20 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 27 oktober 2000
Defensie is in 1997 begonnen met het project Humanitair Ontmijnen 2000 (Hom-2000) voor de ontwikkeling van betere hulpmiddelen voor humanitaire mijnenruiming. Zoals de naam suggereert, was het project erop gericht omstreeks de eeuwwisseling concrete resultaten te boeken in de vorm van betere middelen om mijnen te ontdekken en te ruimen. In de loop van dit jaar is komen vast te staan dat deze doelstelling niet kan worden verwezenlijkt. Om deze reden heb ik, na overleg met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, besloten het project te staken. Mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking licht ik in deze brief dit besluit en de gevolgen ervan toe.
Het project, zo was al geruime tijd vóór 1997 het uitgangspunt, zou moeten resulteren in prototypen van middelen om de leefomgeving van mensen, vooral landbouwgronden en wegen, opnieuw mijnenvrij te maken. Omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de aanwezigheid van landmijnen, vooral antipersoneelmijnen, en de mate van (onder)ontwikkeling van landen, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in 1996 de helft van het aanvankelijke onderzoeksbudget van f 7 miljoen beschikbaar gesteld. Hom-2000 is destijds in twee fasen verdeeld, een haalbaarheidsonderzoek (fase A) en een ontwikkelingsfase (fase B). TNO werd opdracht verleend de eerste fase van het project uit te voeren.
Toen in 1997 het definitieve programma van Hom-2000 werd vastgesteld, zijn de projectkosten geraamd op f 20,8 miljoen, f 13,8 meer dan aanvankelijk was voorzien. Defensie kon hiervan f 12,4 bijeenbrengen en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegde toe een aanvullende bijdrage van f 1,4 miljoen (het resterende bedrag om het projectbudget van f 20,8 rond te krijgen) te overwegen. De verhoging van het projectbudget weerspiegelde de ambitie van Defensie om op korte termijn een concreet resultaat – betere opsporings- en ruimmiddelen – te behalen. De doelstelling van Hom-2000 luidde destijds: «Realiseren van opsporings- en ruimmiddelen tegen mijnen zodanig dat deze én in het jaar 2000 beschikbaar zijn én voldoen aan de zware kwalificaties voor het ruimen in humanitaire situaties. De middelen worden ingezet teneinde de (ontmijnde) gebieden weer open te stellen voor de burgerbevolking».
Het project kende een veelbelovende start en in 1998 kon fase A succesvol worden afgesloten. Hieraan is f 9,3 miljoen, waaronder de f 3,5 miljoen van Ontwikkelingssamenwerking, besteed. Tijdens de voorbereidingen op de ontwikkelingsfase werd echter stilaan duidelijk dat er omstreeks 2000 geen prototype zou zijn dat, in overeenstemming met de motie-Van den Doel/Hoekema uit 1995, in samenwerking met de industrie voor productie kon worden gereedgemaakt. De laatste brief aan de Tweede Kamer over Hom-2000, van 11 maart 1999, maakte nog wel gewag van prototypen die begin 2001 beschikbaar zouden komen en zouden moeten worden beproefd om de beste concrete toepassingen te kunnen vaststellen. In die brief werden echter al wel een taakstellend budget – f 20,8 miljoen – en een strak tijdschema – omstreeks 2000 – als harde voorwaarden aangemerkt. Een half jaar later, in de Memorie van Toelichting bij de begroting voor 2000, werd niet langer gesproken van verscheidene prototypen, maar van één «demonstratiemodel». De aanhoudende onduidelijkheid over wat onder de vastgestelde voorwaarden mogelijk zou zijn en het uitblijven van een contract voor fase B, kwamen de voortgang van het project in 1999 niet ten goede.
TNO heeft begin maart van dit jaar zo concreet mogelijk de vooruitzichten geschetst van voortzetting van het project als daartoe opdracht zou worden verleend. Wat zou fase B concreet opleveren en welke inspanningen, waaronder financiële, zouden daarna nog nodig zijn om werkelijk over een concrete toepassing te beschikken om mijnen op te sporen? De schets van TNO heeft duidelijk gemaakt dat het demonstratiemodel een tussenstap was op weg naar een prototype waarvan de ontwikkeling nog wel drie of vier jaar in beslag zou nemen. TNO deed over de kosten van het vervolgtraject geen uitspraak. Naar moet worden aangenomen, zou het echter om ettelijke miljoenen gaan. Het was dus uitgesloten dat aan de voorwaarden uit de brief van 11 maart 1999 – een taakstellend budget en een strak tijdschema – zou kunnen worden voldaan. Op grond hiervan was geen andere conclusie mogelijk dan dat, ondanks tussentijdse aanpassingen, het ambitieniveau van het project, in het bijzonder wat de factoren tijd en geld betreft, te hoog is geweest.
In andere landen zijn de ontwikkelingen niet stil blijven staan. In de Verenigde Staten zijn beproevingsmodellen gereed en in Canada is dat begin 2001 voorzien. De Europese Commissie financiert vergelijkbare projecten die dit jaar en de komende twee jaar gereed moeten komen. Uiteraard is een succesvol resultaat van deze projecten niet gegarandeerd, maar wel is duidelijk dat het opvallendste onderscheid tussen Hom-2000 en projecten elders, de korte termijn waarop concrete resultaten zouden worden geboekt, is vervaagd.
Tegen deze achtergrond hebben de minister voor Ontwikkelings-samenwerking en ik besloten het project Hom-2000 te staken. Met TNO zijn inmiddels afspraken gemaakt over de (financiële) afwikkeling die een verantwoorde afbouw van het project garanderen. Voor het einde van het jaar zullen de werkzaamheden in het kader van Hom-2000 zijn beëindigd. De afspraken stellen TNO in staat de kennis en deskundigheid die Hom-2000 heeft opgeleverd te benutten in de samenwerking met onderzoeksinstellingen in andere landen, met name Canada, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zweden. Ook kan TNO blijven beschikken over de beproevingsfaciliteiten voor landmijnen die voor Hom-2000 zijn ingericht. Zoals bij eerdere gelegenheden is gemeld, bestaat er de nodige belangstelling in het buitenland om commerciële en experimentele detectiesystemen onder gecontroleerde omstandigheden te beproeven. De beëindiging van Hom-2000 betekent dus niet het einde van de activiteiten van TNO op het gebied van de humanitaire mijnenruiming.
Het resterende deel van het defensiebudget voor Hom-2000, naar schatting ongeveer f 6 miljoen, zal onveranderd worden besteed aan doelen die verband houden met de humanitaire mijnenruiming. Van een aanvullende OS-bijdrage van f 1,4 miljoen aan Hom-2000 is uiteraard niet langer sprake; met dat geld zullen humanitaire mijnenruimprojecten worden ondersteund. Terreinen waarop een financiële bijdrage van Defensie denkbaar is, zijn onder meer:
– de ontwikkeling van concrete toepassingen om mijnen op te sporen en te ruimen;
– onderzoek op technische universiteiten in Nederland;
– EU-onderzoeksprogramma's;
– de vernietiging van voorraden antipersoneelmijnen in landen die partij zijn bij het Ottawa-verdrag;
– humanitaire mijnenruimprojecten.
Het is betreurenswaardig dat het besluit Hom-2000 te staken onafwendbaar was. Bij uitstek dit project illustreerde het streven van de regering op een concrete manier bij te dragen aan het opruimen van de vele duizenden landmijnen die de levens van mensen bedreigen en de wederopbouw van landen en samenlevingen na oorlogen ernstig bemoeilijken. De stopzetting van het project, hoewel een tegenslag, betekent echter geenszins het einde van het actieve beleid van de regering. De ruimhartige financiële steun van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voor humanitaire mijnenruimprojecten en de diplomatieke inspanningen om van het Ottawa-verdrag ook in de uitvoeringsfase een succes te maken, gaan onverminderd voort. Defensie zelf blijft militaire instructeurs gereedhouden voor mijnenruimprojecten en zal niet aarzelen op andere manieren behulpzaam te zijn. Zo is eerder dit jaar f 62 000 beschikbaar gesteld voor een bijeenkomst van «Landmine Monitor» in ons land, waar onderzoekers uit ongeveer honderd landen de stand van zaken van de uitvoering van het Ottawa-verdrag hebben opgemaakt. Voorts krijgt het «Cambodia Mine Action Centre» de beschikking over overtollig, maar zeer goed bruikbaar materieel van het Explosieven Opruimingscommando van de Koninklijke landmacht.
Over de aanwending van het resterende deel van het Hom-budget zal ik u zo spoedig mogelijk informeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24292-20.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.