24 292
Landmijnenproblematiek

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 januari 1997

In reactie op het verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie van 28 november jl. doen wij u een uiteenzetting toekomen van het regeringsbeleid inzake anti-personeelmijnen in het afgelopen jaar, waarin zowel nationale als internationale aspecten zijn belicht.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Uiteenzetting van het regeringsbeleid inzake anti-personeelmijnen in 1996

Inleiding

Het regeringsbeleid inzake landmijnen heeft in 1996 zichtbare, positieve resultaten opgeleverd. Het gebruik van anti-personeelmijnen door de Nederlandse krijgsmacht is onvoorwaardelijk gestaakt en de uitvoer van deze wapens is verboden. Op verzoek van de Kamer is ook de productie van anti-personeelmijnen wettelijk verboden. Er zijn concrete initiatieven genomen om betere middelen te ontwikkelen voor het opsporen en ruimen van landmijnen.

De Nederlandse inzet in internationaal verband heeft van vele kanten bijval geoogst. Ons land had tijdens de toetsingsconferentie van het Conventionele-Wapensverdrag een duidelijk, actief profiel en behoorde tot de eerste landen die zich verbonden tot de spoedige totstandkoming van een wereldomvattend, algeheel verbod van anti-personeelmijnen. Deze actieve benadering van het landmijnenprobleem zal in de komende tijd onveranderd het uitgangspunt zijn van de Nederlandse inbreng in alle relevante fora. Ook zal het landmijnenprobleem een belangrijk aandachtspunt zijn tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU.

Internationale ontwikkelingen

Op 3 mei 1996 werd de eerste toetsingsconferentie van het Conventionele-Wapensverdrag (CWV) besloten met de aanvaarding van een herzien tweede protocol over het gebruik van landmijnen. Eerder was er overeenstemming bereikt over een nieuw protocol, het vierde, over blindmakende laserwapens. In onze brief van 18 juni 1996 (Kamerstuk 24 400 V, nr. 76) is het parlement geïnformeerd over het verloop en de uitkomst van de onderhandelingen.

Zoals gesteld in de brief van 18 juni, is het resultaat van de eerste toetsingsconferentie van het CWV achtergebleven bij de wensen van Nederland en de meeste andere Westelijke landen. Mede hierdoor raakten steeds meer landen ervan overtuigd dat alleen een spoedig, algeheel verbod van anti-personeelmijnen de oplossing van het landmijnenprobleem naderbij zou brengen. Op 3 tot en met 5 oktober 1996 namen 50 landen deel aan een conferentie in Ottawa over de uitbanning van deze wapens. Het Canadese initiatief was geënt op informele bijeenkomsten van delegaties en niet-gouvernementele organisaties tijdens de CWV-toetsingsconferentie. Nederlandse vertegenwoordigers waren daar vanaf het begin bij aanwezig. Het verslag van de conferentie in Ottawa ging het parlement toe in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 14 november jl. (Kamerstuk 24 292, nr. 13). Voor juni dit jaar is een vervolgbijeenkomst voorzien in Brussel.

De Europese Unie bereikte op 1 oktober, aan de vooravond van de bijeenkomst in Ottawa, overeenstemming over een herzien gemeenschappelijk optreden inzake anti-personeelmijnen. De Europese partners zullen zich gezamenlijk inzetten voor de spoedige totstandkoming van een verdrag voor de volledige uitbanning van anti-personeelmijnen. Over de wijze waarop dit doel zou moeten worden verwezenlijkt, zijn de partners nog verdeeld. Ons land zal er als voorzitter van de EU naar streven de Unie een actieve en stimulerende rol te laten spelen bij de verwezenlijking van een algeheel verbod.

De 51ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aanvaardde op 10 december met 155 stemmen vóór en geen tegen een resolutie die oproept tot de spoedige totstandkoming van een verdrag over een algeheel verbod van anti-personeelmijnen. Tien landen, waaronder China, Rusland, maar ook Navo-partner Turkije, onthielden zich van stemming. Het stemgedrag weerspiegelt de groeiende steun voor een algeheel verbod, maar bevestigt tevens dat een aantal sleutellanden vooralsnog het gebruik en de productie van anti-personeelmijnen niet wenst op te geven.

De regering wil het herziene landmijnenprotocol en het nieuwe protocol inzake blindmakende laserwapens zo snel mogelijk ter goedkeuring aan de Kamer voorleggen. Spoedige inwerkingtreding van het nieuwe landmijnenprotocol is van belang, ongeacht de mogelijke totstandkoming van een algeheel verbod, vooral omdat belangrijke landen, zoals Rusland, China en Pakistan, zich eraan hebben gebonden. Bovendien is het protocol niet slechts van toepassing op anti-personeelmijnen, maar op álle landmijnen. Vooruitlopend op ratificatie wordt het nationale moratorium op de uitvoer van landmijnen uitgebreid met de typen waarvan het herziene protocol het gebruik en de overdracht verbiedt. De staatssecretaris van Economische Zaken heeft het parlement hierover op 28 november een brief gestuurd (Kamerstuk 24 292, nr. 14).

Vernietiging

De voorbereidingen van de vernietiging van overtollige landmijnen, in het bijzonder anti-personeelmijnen, vorderen inmiddels gestaag. Er worden drie sporen gevolgd. Zoals bekend worden 180 000 Nederlandse anti-personeelmijnen van het type 22 samen met gelijksoortige Belgische mijnen vernietigd. De Belgische minister van Landsverdediging heeft hiervoor op 30 oktober jl. met de Duitse firma Buck een overeenkomst gesloten. Sinds maart van het afgelopen jaar, toen het besluit is genomen voortaan helemaal geen anti-personeelmijnen meer te gebruiken, is het aantal te vernietigen mijnen van het type 22 verhoogd met nog eens 29 500. Het vernietigingscontract zal dienovereenkomstig worden aangepast. In totaal moeten bijna 210 000 anti-personeelmijnen vóór juni dit jaar zijn vernietigd; de kosten bedragen bijna f 700 000.

Het tweede spoor, dat leidt tot de vernietiging van overtollige anti-tankmijnen, is de overeenkomst met de Zweedse firma Bofors. Zoals bekend worden 60 000 anti-tankmijnen van het type 31 aan Bofors overgedragen. De firma vernietigt er 48 000 en verkoopt er na modificatie 12 000 door aan Canada. Deze overeenkomst, met gesloten beurs, is op 23 oktober jl. getekend. De mijnen moeten zijn vernietigd vóór het einde van dit jaar.

Het derde spoor loopt via het materieelagentschap van de Navo, het «NATO Maintenance and Supply Agency» (Namsa). Namsa heeft voor rekening van Nederland in april 1996 een overeenkomst gesloten met de Franse firma AF Demil voor de vernietiging van 137 000 anti-personeelmijnen en 43 500 anti-tankmijnen. De mijnen zullen in drie jaar worden vernietigd, de laatste midden 1999. Met deze order is ongeveer f 4 miljoen gemoeid.

In totaal worden in de komende jaren bijna 440 000 landmijnen van de Nederlandse krijgsmacht vernietigd. Meer dan driekwart daarvan – bijna 350 000 – zijn anti-personeelmijnen. Dit is bijna 94% van de huidige voorraad aan anti-personeelmijnen van de Nederlandse krijgsmacht. Het restant wordt gebruikt voor het opleiden van mijnenruimers, voor onderzoek naar betere middelen voor het opsporen en onschadelijk maken van landmijnen, en voor de beproeving van materieel dat daarvoor wordt ontwikkeld.

Onderzoek

Defensie heeft inmiddels een projectgroep in het leven geroepen voor het onderzoek naar betere middelen om mijnen op te sporen en onschadelijk te maken. De naam van de projectgroep is «HOM-2000», voluit «Humanitair Ontmijnen 2000». De naam geeft de doelstelling weer: de projectorganisatie streeft ernaar omstreeks het jaar 2000 concrete resultaten te boeken, dat wil zeggen dat dan middelen beschikbaar moeten zijn die in het veld kunnen worden gebruikt. Zoals bekend, hebben de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en van Defensie samen f 7 miljoen voor het onderzoek beschikbaar gesteld.

Het is onmogelijk binnen enkele jaren materieel te ontwikkelen dat overal en onder alle omstandigheden kan worden gebruikt. Klimaat, bodemsoort en begroeiing zijn voorbeelden van factoren die van invloed zijn op de bruikbaarheid van opsporings- en ruimingsapparatuur. HOM-2000 ontwikkelt daarom eerst scenario's waarin de hulpmiddelen moeten kunnen worden toegepast. Het gaat om woestijnachtige en tropische gebieden, en terreinen zoals in Bosnië. De te ontwikkelen hulpmiddelen moeten geschikt zijn om de leefomgeving van mensen mijnenvrij te maken. Belangrijk zijn vooral wegen en cultuurgronden.

Teneinde omstreeks het jaar 2000 productierijpe prototypen te kunnen afleveren, richt de projectgroep HOM-2000 zich vooral op het verbeteren en combineren van bestaande technologieën. Fundamenteler onderzoek, mogelijkerwijs naar geheel andere technologieën dan die thans gangbaar zijn, vergt te veel tijd om binnen enkele jaren concrete resultaten te boeken. Deze kant van het onderzoek wordt echter niet veronachtzaamd, omdat veelbelovende concepten die ná 2000 tot toepassingen leiden, ook onze aandacht verdienen. Nagegaan wordt of Nederlandse universiteiten hierbij kunnen worden betrokken.

Het project speelt zich af in een bredere context. Zowel TNO als de betrokken departementen zullen de internationale ontwikkelingen op de voet volgen. De Nederlandse industrie zal, in overeenstemming met de motie-Van den Doel/Hoekema, zo veel mogelijk bij het project worden betrokken. Het parlement zal van de vorderingen van het project op de hoogte worden gehouden.

Met het oog op het ruimen van landmijnen in andere dan strikt militaire omstandigheden worden twee mechanische mijnenruimmiddelen «JSFU» van de Britse firma Aardvark en twee detectiesystemen «EL/M-2190» van de Israëlische firma ISI/ELTA aangeschaft. De middelen zullen worden beproefd om technische en operationele ervaring op te doen die relevant is voor de besluitvorming over de rol van de krijgsmacht in mijnenruimoperaties voor humanitaire doeleinden.

Tenslotte

Een overzicht van de ontwikkeling van het regeringsbeleid inzake landmijnen in het afgelopen jaar is onvolledig als geen melding wordt gemaakt van de rol van tal van niet-gouvernementele organisaties. Mede dankzij hun inspanningen is de aandacht voor het landmijnenprobleem de laatste jaren aanzienlijk toegenomen, zowel nationaal als internationaal. Nederland behoort tot de kopgroep van landen die streven naar een zo spoedig mogelijke, algehele uitbanning van anti-personeelmijnen. De regering zal dit beleid actief voortzetten.

Naar boven