24 292
Landmijnenproblematiek

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juli 1996

Tijdens het op 27 maart jl. gehouden debat in de Tweede Kamer over de landmijnenproblematiek heeft het kamerlid Houda een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd de productie van anti-personeelmijnen te verbieden. Ik heb de heer Houda toegezegd hierover contact op te nemen met minister Wijers van Economische Zaken. Deze deelde mijn mening dat de motie-Houda een ondersteuning is van het regeringsbeleid inzake landmijnen. Omdat echter naar het inzicht van Economische Zaken een wettelijke basis voor een productieverbod ontbrak, heb ik in mijn brief van 29 maart aan uw Kamer de aanvaarding van de motie ontraden. De Kamer nam de motie niettemin op 2 april aan. Mede namens de minister van Justitie schets ik u in deze brief de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering ervan.

Nader overleg met het ministerie van Justitie heeft geleerd dat de Wet wapens en munitie (WWM) toch aanknopingspunten biedt om de productie van anti-personeelmijnen in ons land feitelijk te verbieden. Artikel 9 van deze wet verbiedt in het algemeen de vervaardiging van wapens en munitie zonder een «erkenning». Ook voor de productie van anti-personeelmijnen is krachtens dit artikel een erkenning nodig. De bevoegdheid een erkenning te verlenen berust bij de minister van Justitie.

Minister Sorgdrager heeft besloten met onmiddellijke ingang van elke erkenning die wordt verleend de productie van anti-personeelmijnen expliciet uit te zonderen. Bedrijven die nu nog geen erkenning hebben die de productie van anti-personeelmijnen toestaat, zullen die in de toekomst dus ook niet krijgen.

Justitie onderzoekt nog of er op het ogenblik bedrijven met een geldige erkenning zijn die anti-personeelmijnen kunnen produceren. Zo ja, dan wordt nagegaan welke (juridische) mogelijkheden er zijn om die erkenningen in te trekken, danwel aan te scherpen. In geen geval worden erkenningen voor de productie van anti-personeelmijnen nog verlengd. Het aantal bedrijven waarom het gaat is, naar verwachting, klein. Eurometaal bijvoorbeeld, dikwijls genoemd als producent van anti-personeelmijnen, heeft mij inmiddels bericht «zeker meer dan twintig jaar» geen anti-personeelmijnen of onderdelen daarvan te hebben geproduceerd. Minister Sorgdrager en ik zullen de Kamer zo snel mogelijk informeren over de uitkomsten van het onderzoek.

Zodra de onlangs herziene WWM, gepubliceerd in Staatsblad 579 en 580 (1995), in werking treedt – de minister van Justitie streeft naar 1 januari 1997 gaat de bevoegdheid tot het verlenen van erkenningen over van de minister naar de korpschefs van de politieregio's. In een door de minister uit te vaardigen circulaire over de toepassing van de herziene WWM zal zij het productieverbod van anti-personeelmijnen handhaven. De korpschefs krijgen op dit punt dus geen beslissingsbevoegdheid.

De Minister van Defensie,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven