24 292
Landmijnenproblematiek

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 maart 1996

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 en voor Defensie2 hebben op 21 maart 1996 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Voorhoeve van Defensie over de:

– beleidsvoornemens ten aanzien van de landmijnenproblematiek en in het bijzonder de toetsingsconferentie van verdragspartijen bij het Conventionele Wapensverdrag (BuZa-95-540/Def-95-284);

– brief van de minister van Defensie over de landmijnenproblematiek (kamerstuk 24 292, nr. 3);

– brief van de minister van Defensie over afschaffing van anti-personeelmijnen (kamerstuk 24 292, nr. 4);

– lijst antwoorden op door beide vaste commissies gestelde vragen over anti-personeelmijnen.

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van den Doel (VVD) stelde vast dat er nog niet veel is terechtgekomen van het in het overleg van 6 september 1995 door het kabinet gemelde voornemen, te komen tot versterking van het landmijnenprotocol. Waarom is de toetsingsconferentie verdaagd? Werd de Nederlandse inbreng gesteund door EU-partners en hebben de EU-landen eenzelfde standpunt ingenomen? Het merendeel van de aan de conferentie deelnemende landen wilde uiteindelijk met veel moeite akkoord gaan met uitbreiding van de reikwijdte van het landmijnenprotocol naar interne conflicten. De niet-gebonden landen wilden evenwel niet van verdergaande uitbreiding weten. Met name Mexico en India verzetten zich tegen elke vorm van controle op naleving van het protocol in interne conflicten. In hoeverre hebben de EU-landen gezamenlijk druk op deze twee staten uitgeoefend?

Ook op het terrein van de zelfneutralisatie of zelfvernietiging van landmijnen is helaas geen vooruitgang geboekt. Dat de Russische federatie nog vijftien jaar nodig zou hebben om aan de technische vereisten te kunnen voldoen, is hoogst ongeloofwaardig. Wellicht is de Russische onwil om de eigen voorraden en de gelegde mijnen in de diverse grensstreken te vervangen door andere middelen, meer te wijten aan gebrek aan geld of politieke onwil dan aan gebrek aan technische kennis. De kernvraag is dan – en dat geldt niet alleen voor Rusland, maar ook voor de andere deelnemende landen – of de politieke wil aanwezig is om het gebruik van anti-personeelmijnen (AP-mijnen) terug te dringen. Waarop is het optimisme van het kabinet gebaseerd, dat een bescheiden versterking van het bestaande landmijnenprotocol haalbaar moet worden geacht? Doelt het met name op de mogelijkheid van een verbod op overdracht van mijnen aan niet-deelnemende landen? De leden van de VVD-fractie zouden zo'n selectief moratorium overigens van harte ondersteunen.

Een verbod op het gebruik van blind makende laserwapens is wel haalbaar gebleken. Dit bevestigt de stelling dat het eenvoudiger is om iets te verbieden wat nog niet operationeel is als wapen, dan wapens die al volop in gebruik zijn en in de strategie en tactiek van landen zijn geïmplementeerd.

De eerste vervolgzitting van de toetsingsconferentie zou in januari worden gehouden. Wat heeft deze zitting opgeleverd? Blijkens een krantebericht uit januari is er op korte termijn geen uitzicht op een internationale overeenkomst over de uitbanning van landmijnen.

In augustus 1995 schreef het kabinet nog dat de Nederlandse krijgsmacht nog steeds behoefte had, ook bij de uitvoering van vredes- en humanitaire operaties, aan landmijnen, zowel anti-tank- als anti-personeelmijnen (24 292, nr. 1). Tijdens het overleg op 6 september is die argumentatie nog eens door de minister van Defensie herhaald. De heer Van den Doel maakte met een citaat duidelijk dat in de brief van 1 december 1995 (24 292, nr. 3) wederom werd bevestigd dat de Nederlandse krijgsmacht vooralsnog behoefte had aan anti-personeelmijnen. Echter, in de brief van 11 maart jl. (24 292, nr. 4) is dat anders. Uit de inbreng van de heer Van den Doel bij verschillende eerdere gelegenheden zal duidelijk zijn, dat ook hij de huidige mijnenproblematiek ziet als een groot humanitair probleem, dat zo snel en effectief mogelijk moet worden opgelost. Dit standpunt is niet veranderd, maar hij zette wel enkele kanttekeningen bij de laatste brief over de afschaffing en vervanging van de anti-personeelmijnen.

Het kabinet beschouwt die afschaffing als een waardevolle bijdrage aan de internationale inspanningen om het wereldomvattende probleem van de landmijnen te bestrijden. Al was hij het in principe met deze uitspraak eens, toch wilde de heer Van den Doel weten wat het uiteindelijke effect is van dit gebaar. Overschat Nederland zijn eigen invloed niet? Immers, de Nederlandse maatregel op zich verandert niets aan het misbruik van deze wapens. De beschrijving van het horizontaal-effectwapen lezend – een op afstand bedienbaar systeem waarmee een groot aantal schrootdeeltjes wordt verschoten – moest hij denken aan andere wapens die destijds in gebruik waren bij de beveiliging van het IJzeren Gordijn. Wat is humaner? Loopt men niet te hard van stapel bij de vervanging van de AP-mijn door een horizontaal-effectwapen? Is het kabinet bereid er meer onderzoek naar te laten doen? Het Pentagon zal volgens een krantebericht starten met een studie naar vervanging van de landmijnen. Het lijkt verstandig om alvorens alternatieve middelen aan te schaffen, aan te sluiten bij onderzoek op internationaal gebied. De heer Van den Doel was bevreesd dat Nederland de verkeerde weg inslaat, als het de AP-mijn vervangt door het horizontaal-effectwapen waarvan het effect zijns inziens niet humaner is. Het kabinet wil de versie aanschaffen die op afstand bedienbaar is, maar het is duidelijk dat, wanneer dit wapen internationaal gebruikt gaat worden, vaak de versie met het struikeldraadje zal worden gebruikt, waardoor het een automatisch wapen wordt. Nederland zou met de introductie van dit wapen ter oplossing van de problemen met anti-personeelmijnen in feite een nieuw probleem creëren. Immers, het is de opzet de landmijnen binnen het raam van het Conventionele wapensverdrag (CWV) aan banden te leggen. Op het moment dat er nieuwe wapens worden geïntroduceerd die niet onder de reikwijdte van het verdrag vallen, wordt in feite een stap terug gedaan.

In de brief van 11 maart wordt verder voorgesteld de overtollige landmijnen te vernietigen, maar daarvan wel een aantal te verkopen. In deze optie zag de heer Van den Doel de koopman en de dominee met elkaar verenigd. Zijns inziens is het óf het een óf het ander. Als men het verschrikkelijke wapens vindt, die niet verder mogen worden verspreid, dan moet men ze allemaal vernietigen. Nu is de redenering van het kabinet dat een deel van deze wapens – ter financiering van de vernietiging van de overige – kan worden verkocht aan een bondgenoot, ook partij bij het Conventionele wapensverdrag, die de Nederlandse stelling onderschrijft dat het gebruik van deze mijnen aan banden moet worden gelegd.

De doelstelling van het Conventionele wapensverdrag is het gebruik van landmijnen terug te dringen en mijnen die niet detecteerbaar zijn en zich niet neutraliseren, te vervangen door modernere mijnen die zich wel neutraliseren. Bij de geplande verkoop gaat het om een mijn, de DM31, die zich zelf neutraliseert. Om die reden lijkt het overdragen van deze mijnen aan bondgenoten die met voorraden oude mijnen zitten, eerder een stap voorwaarts dan het vernietigen van àlle DM31-mijnen.

Gevraagd waarom hij terugkwam op de VVD-instemming met het vernietigen van àlle overtollige landmijnen, zei de heer Van den Doel dit te doen, omdat de minister van Defensie erop terug is gekomen. Op het moment dat hij namens de VVD-fractie instemde met de vernietiging, had hij zich niet gerealiseerd om wat voor mijnen het ging. Gebleken is, dat zich onder de te vernietigen overtollige landmijnen mijnen bevinden die aan alle eisen van het CWV voldoen. Gezien deze nieuwe informatie achtte de heer Van den Doel het volledig verdedigbaar om dat type landmijnen (AT-mijnen) niet te vernietigen, maar over te dragen aan bondgenoten die daarmee oude mijnen kunnen vervangen. De Kamer moet zijns inziens bereid zijn om nieuwe informatie mee te wegen in haar uiteindelijke afweging. Desgevraagd zei hij dat de anti-personeelmijnen onder een andere categorie vallen, omdat ze primair tegen mensen zijn gericht en zich bovendien waarschijnlijk niet zelf neutraliseren.

De heer Van den Doel vroeg naar de zienswijze op de samenwerking in het Duits-Nederlands legerkorps. De Nederlandse beslissing tot afstoting van de anti-personeelmijnen zal in een brief aan de Duitse minister van Defensie worden toegelicht. Het lijkt aanbeveling te verdienen, dat Nederland en Duitsland in dit soort zaken gelijk optrekken.

In wezen is het eigenlijke probleem dat moet worden opgelost, dat er in tal van landen miljoenen landmijnen verspreid liggen die dagelijks slachtoffers maken. Het kabinet geeft invulling aan de wens van de Kamer, vastgelegd in de motie-Van den Doel/Hoekema, dat Nederland een goede bijdrage levert aan het oplossen van dat probleem. Het is verheugend dat er thans een aanzet wordt gegeven tot verhoging van de geniecapaciteit, al is die nog aan de magere kant. Het inzetten van één genie-eenheid betekent dat er geen roulatiecapaciteit is. Hoe denkt men dan kans te zien om een dergelijke vredesmissie langdurig vol te houden? Om een substantiële bijdrage te kunnen leveren aan het immens grote probleem van op te ruimen mijnen, zou er binnen of aangehaakt aan de genie-eenheid een unit moeten worden gecreëerd die kennis opbouwt ten aanzien van deze problematiek. Het is internationaal van belang dat die kennis wordt gebundeld en, ook binnen de Nederlandse defensie-organisatie, traceerbaar is.

De heer Houda (PvdA) was er gelukkig mee dat het oorspronkelijke uitgangspunt, dat de Nederlandse krijgsmacht niet zonder anti-personeelmijnen kan, thans is verlaten, dat er alternatieven zijn gevonden voor de klassieke taken van deze mijnen en dat het kabinet heeft besloten gebruik van anti-personeelmijnen in de toekomst uit te sluiten en de huidige voorraad AP-mijnen te vernietigen. Omdat anti-personeelmijnen relatief goedkoop zijn, is de financiële drempel om er gebruik van te maken laag, met als gevolg dat er meer dan 100 miljoen onontplofte mijnen verspreid liggen over tientallen landen. Wereldwijd vallen er jaarlijks tussen de 15 000 en 27 000 burgerslachtoffers door ontploffende anti-personeelmijnen. Het Nederlandse besluit om deze mijnen niet meer te gebruiken, is een stapje op de weg naar het aanpakken van de internationale mijnenproblematiek. De brief van 11 maart is in de ogen van de heer Houda evenwel op enkele punten nog niet scherp genoeg.

Een van de klassieke functies van anti-personeelmijnen is het bemoeilijken van het ruimen van anti-tankmijnen. Nederland zal in de toekomst anti-tankmijnen met een anti-hanteerbaarheidsmechanisme gebruiken, om ruiming te bemoeilijken. De heer Houda plaatste vraagtekens bij dit alternatief. Immers, de onmenselijke consequenties van anti-personeelmijnen spelen een grote rol bij de beslissing om dit wapensysteem te verbieden en het is maar de vraag of AT-mijnen met een anti-hanteer- baarheidsmechanisme niet net zulke grote of nog grotere humanitaire consequenties hebben als AP-mijnen, zij het dat dit type AT-mijnen slechts een beperkte tijd werkzaam zal zijn. In een van de schriftelijke antwoorden staat dat ze minder gevoelig zijn voor menselijk contact wanneer ze ondergronds liggen. Echter, tevens vermeldt de minister van Defensie dat met een nieuwe techniek door middel van bepaalde wapensystemen mijnenvelden op afstand kunnen worden gelegd. Hieruit kan worden afgeleid dat de mijnen bovengronds blijven liggen, zodat de eerdere geruststellende mededeling wat vreemd aandoet.

De op afstand gelegde mijnenvelden zijn niet precies af te bakenen. In spanningsgebieden is de scheiding tussen militairen en burgerbevolking niet meer zo scherp, waardoor het risico groot is dat burgers het slachtoffer worden van AT-mijnen. Het militaire doel (verrassingseffect) is dus niet tegelijk haalbaar met het humanitaire doel: het voorkomen van burgerslachtoffers.

Een deactiverings- of zelfvernietigingsmechanisme in een AT-mijn zelf zou in ieder geval de periode waarin burgerslachtoffers kunnen vallen, kunnen beperken. Het kabinet heeft verzekerd dat mogelijk nieuw aan te kopen AT-mijnen van deze mechanismen zullen zijn voorzien.

Horizontaal-effectwapens zullen worden gebruikt als alternatief voor AP-wapens bij de beveiliging van onder andere observatieposten en installaties. Het gaat daarbij om een type waarvan twee versies bestaan: de op afstand bedienbare en de struikeldraadversie. De laatste versie is een AP-mijn. De op afstand bedienbare versie is evenwel met behulp van een eenvoudig setje gemakkelijk om te bouwen tot de struikeldraadversie. Zolang er niet meer waarborgen zijn die onbevoegd ombouwen onmogelijk maken, schiet het alternatief van de horizontaal-effectwapens zijn doel voorbij. Om dit te voorkomen, zou bij de aankoop van deze AT-mijnen bedongen moeten worden dat de fabricage zodanig geschiedt, dat deze wapens later niet gemakkelijk kunnen worden omgebouwd tot anti-personeelmijnen. Is het kabinet bereid die voorwaarde te stellen?

Het is positief dat met uitbreiding van de geniecapaciteit de Nederlandse bijdrage aan het daadwerkelijk ruimen van mijnen kan worden vergroot. Het zou evenwel ook de moeite waard kunnen zijn, na te gaan of de effectiviteit van de inzet van het Nederlandse personeel bij ruiming kan worden verhoogd. De praktijk in met name Mozambique en Angola leert namelijk dat het ter beschikking stellen van meer specialisten aan de VN-vredesmacht niet automatisch tot meer effectiviteit leidt. Dit is een gevolg van het moeten voeren van onderhandelingen en van bureaucratie. Wellicht zou kunnen worden overwogen Nederlandse mijnenruimers niet uit te zenden in het kader van een VN-vredesmacht, maar als zelfstandig contingent, of hen ter beschikking te stellen aan NGO's. Een alternatief is misschien om defensiepersoneel voor een bepaalde tijd te detacheren bij Ontwikkelingssamenwerking, waardoor er meer mogelijkheden voor uitzending zijn. Welke concrete mogelijkheden zijn er precies?

Tot slot meende de heer Houda dat het besluit om de anti-personeelmijnen af te schaffen en te vernietigen, dient te worden vergezeld van het verbod op de produktie (en export) van dit type mijnen in Nederland. Momenteel worden er in Nederland geen anti-personeelmijnen geproduceerd, maar verleden jaar wilde een bedrijf dat wel gaan doen. Een verbod op produktie en export in de toekomst zal van invloed kunnen zijn op de internationale onderhandelingen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) was, gegeven het teleurstellende verloop van de CWV-toetsingsconferentie, verbaasd over de conclusie van het kabinet dat er tekenen zijn dat verdere onderhandelingen resultaat zouden kunnen opleveren. Welke resultaten worden er dan verwacht?

Hoever is het TNO-onderzoek naar de ontwikkeling van een nieuwe mijnendetector gevorderd? Het programma van eisen is opgesteld in samenwerking met medewerkers van Ontwikkelingssamenwerking. Wat was daar de achtergrond van? Op welke begroting zouden de kosten van de eventuele ontwikkeling van zo'n detector gaan drukken? Op die van Defensie of die van Ontwikkelingssamenwerking? Hoe zit het precies met de mogelijkheid van Amerikaans-Nederlandse samenwerking op dit gebied?

Ook mevrouw Sipkes was verheugd over het besluit dat anti-personeelmijnen niet meer zullen worden gebruikt, maar had graag gezien dat het kabinet nog iets verder was gegaan. Zij herinnerde in dit verband aan haar opmerking in het overleg van 6 september, dat er niet zou moeten worden gezocht naar enig alternatief voor anti-personeelmijnen die uiteindelijk massavernietigingswapens-op-langere-termijn zijn. Het is maar de vraag of de burgers erop vooruitgaan met de horizontaal-effectwapens. Naar haar gevoel gaat het om een technologisch snufje, waarmee in de praktijk niet zo'n grote stap voorwaarts wordt gedaan. Zij vroeg of deze ontwikkelingen, die uiteraard met name aan de rijkere landen zijn voorbehouden, echt verdergaande stappen op de CWV-conferentie zullen ondersteunen. Ziet het kabinet andere mogelijke stappen tot verdere ontwapening?

Dat nagegaan wordt of er extra geniecapaciteit kan worden vrijgemaakt voor het ruimen van mijnen, werd ook door mevrouw Sipkes gewaardeerd. Hoe staat het daarmee? Worden er al op grote schaal extra mensen opgeleid tot instructeur in het ruimen van mijnen? Ook zij vroeg of de mijnenopruimers van Defensie op een andere manier kunnen worden ingezet. Zij zou zich kunnen voorstellen dat het hoofd van UNHCR, los van de VN, in voormalige oorlogsgebieden een beroep zou kunnen doen op een pool van mijnenruimers. Naar aanleiding van kritische geluiden over de opleiding van mensen die in het kader van IFOR naar het voormalige Joegoslavië worden gezonden, vroeg mevrouw Sipkes of een mine awareness programme, zoals UNHCR overal ter wereld geeft aan burgers in oorlogsgebieden, standaard onderdeel uitmaakt van de training van Nederlandse militairen die worden uitgezonden naar het voormalige Joegoslavië. Zij dienen zich bewust te zijn van het gevaar van de mijnen. Het advies om eraf te blijven en er met een boog omheen te lopen, is te minimaal.

Het is wel creatief bedacht om 4 miljoen aan vernietigingskosten te willen besparen door de vernietiging van de DM31-mijnen te financieren uit de verkoop, via de producent die tevens voor de vernietiging zorg zal dragen, van een deel (12 000) van die mijnen. Gezien het recente nieuws over aantallen paspoorten die niet zijn vernietigd door het bedrijf dat voor de vernietiging zorg zou dragen, is het de vraag welke zekerheid bestaat dat die andere mijnen echt worden vernietigd. Het kabinet heeft met de Kamer afgesproken dat àlle overtollige landmijnen vernietigd zullen worden. Het lijkt correcter om dat ook te doen. De Kamer heeft destijds de geraamde aan vernietiging verbonden kosten geaccepteerd. Ook al zouden de 12 000 mijnen naar Canada gaan, mevrouw Sipkes vond dat moest worden vastgehouden aan het besluit om dergelijke mijnen niet te exporteren.

Mevrouw Roethof (D66) onderschreef namens haar fractie van harte de stelling van de minister van Defensie dat de volledige uitbanning van anti-personeelmijnen de beste manier is om de humanitaire problemen op te lossen die achtergelaten AP-mijnen in toenemende mate veroorzaken. Wereldwijd liggen er zo'n 110 miljoen landmijnen her en der verspreid en op de markt zijn er nog eens 100 miljoen landmijnen. Het terugdringen van de totale voorraad is in de ogen van mevrouw Roethof belangrijker dan het ontwikkelen van alternatieven, die zelfs nog aan het bestaande arsenaal zouden kunnen worden toegevoegd. Het ziet er helaas niet naar uit dat de vervolgzitting van de toetsingsconferentie in april de conferentie nog kan redden.

Mevrouw Roethof was verheugd over het Nederlandse initiatief om de anti-personeelmijnen voor de eigen krijgsmacht af te schaffen. Heeft de stagnatie in het internationale overleg bijgedragen tot de verscherping van het Nederlandse beleid? In dat geval zou er sprake zijn van een «blessing in disguise». In september 1995 was haar fractie niet enthousiast over de tactische benadering door Nederland. Het landmijnenprobleem vraagt in eerste instantie eerder om een krachtig, dan om een tactisch optreden. Het is waar dat een goed voorbeeld aanstekelijk kan werken. Daden kunnen tot een diplomatieke doorbraak leiden, terwijl woorden soms alleen maar tot patstellingen leiden.

Hoewel het kabinetsbeleid, zoals beschreven in de brief van 11 maart, een belangrijke politieke wending betekent, zijn er nog wel wat op- en aanmerkingen te maken. Mevrouw Roethof was benieuwd naar de consequenties van het afschaffen van de anti-personeelmijnen voor het exportbeleid. Er is nu nog sprake van een selectief moratorium. Er mag alleen worden geëxporteerd naar de landen die het protocol van 1980 hebben ondertekend. De afschaffing van de anti-personeelmijnen voor de eigen krijgsmacht zou moeten leiden tot een algeheel moratorium op de export van dergelijke mijnen. Het Europees Parlement heeft op 14 maart jl. een nog verdergaande resolutie aangenomen, waarin de lidstaten wordt verzocht de anti-personeelmijnen te verbieden, ongeacht de resultaten van de herzieningsconferentie, en er zorg voor te dragen dat de EU-ondernemingen die buiten het grondgebied van de Unie werkzaam zijn, dit verbod eveneens respecteren. De resolutie bevat trouwens nog meer interessante aanbevelingen, bijvoorbeeld dat de EU krachtig het voortouw moet nemen voor de slotzitting van de toetsingsconferentie en dat reclame voor anti-personeelmijnen moet worden verboden.

Hoe duur zijn de horizontaal-effectwapens die als alternatief voor de anti-personeelmijnen zijn gepresenteerd? Ook mevrouw Roethof zou de verzekering van de fabrikant willen hebben dat de geleverde exemplaren niet eenvoudig kunnen worden voorzien van een struikeldraad en dus niet eenvoudig tot anti-personeelmijnen om te bouwen zijn. Zijn die horizontaal-effectwapens wel nodig als Nederland over 80 000 DM31's blijft beschikken? Is dat aantal niet voldoende voor de Nederlandse NAVO-taak? Gebruik van die mijnen voor de verdediging van Nederland zelf is niet aan te raden en bij vredesoperaties zijn tot nu toe geen mijnen gebruikt, omdat men daarmee de eigen bewegingsvrijheid fors beperkt.

De leden van de D66-fractie staan ook kritisch tegenover de aanschaf van verschietbare of verstrooibare mijnsystemen. Beschikt Nederland nu al over zo'n multiple launched rocketsystem? Voor welke gevechtssituaties worden deze systemen noodzakelijk geacht? Wat zijn de kosten van deze apparatuur? Als deze niet echt nodig is, zou dat geld beter kunnen worden gebruikt voor het ruimen van mijnen. Mijnenruimen dient prioriteit te hebben. Ook al om te voorkomen dat dit soort geavanceerde wapens in handen valt van terroristen, zou de produktie ervan ontmoedigd dienen te worden.

De leden van de D66-fractie hebben grote moeite met het anti-hanteerbaarheidsmechanisme in de technisch geavanceerde anti-tankmijnen, dat wordt aangedragen als alternatief voor de anti-personeelmijnen. In de al genoemde resolutie vraagt het Europees Parlement – terecht – ook om een verbod op alle antihandling devices. Dat deze anti-tankmijnen slechts een korte periode actief zijn, is voor de fractie geen reden om in dit geval wel in te stemmen met een anti-hanteerbaarheidsexplosief. Voor de D66-fractie is de discussie over de alternatieven voor de anti-personeelmijn dan ook nog niet afgerond.

Mevrouw Roethof vond dat het onderzoek naar betere technieken voor het ruimen van mijnen geïntensiveerd moet worden. Er zou meer geld voor beschikbaar moeten worden gesteld. Niet duidelijk is, hoe groot de bestaande budgetten op dit terrein zijn en welke ruimte er is om deze te verhogen. Ook zij veronderstelde dat er sneller en effectiever zal kunnen worden geopereerd, wanneer defensiepersoneel kan deelnemen aan mijnenopruimingsoperaties in NGO-verband. Het defensiepersoneel moet daar uiteraard wel zelf voor voelen.

Met verkoop van ook de overige 48 000 DM31-mijnen zou volgens mevrouw Roethof te weinig worden gedaan ten behoeve van het terugdringen van de totale mijnenvoorraad. Bovendien zou deze verkoop ook de produktie van die mijnen kunnen stimuleren. De aanzet tot vernietiging is juist verheugend. Het blijkt trouwens niet eenvoudig om grote hoeveelheden mijnen te vernietigen op een wijze die milieuhygiënisch verantwoord is. Desgevraagd verklaarde mevrouw Roethof de gedachtengang van de heer Van den Doel wel te kunnen volgen, maar het er niet mee eens te zijn.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) memoreerde haar uitspraak van 6 september dat een land dat met wederopbouw wil beginnen daarin ernstig wordt belemmerd door de her en der verspreide landmijnen; afzichtelijke wapens, waarvan de bevolking nog ver na het sluiten van vredesakkoorden de dupe is. Er doen zich kennelijk grote problemen voor bij het effectief optreden van de Nederlandse mijnenruimers die in Unavem-verband in Angola zijn. De heer Van Middelkoop heeft hierover al schriftelijke vragen gesteld. Kan hieromtrent al iets worden medegedeeld?

Al was het verloop van de toetsingsconferentie tot op heden teleurstellend, de inzet van de Nederlandse regering daarbij is verheugend. Wat zijn de opties voor de sessie in april? Is er zicht op meer steun van andere landen voor het Nederlandse voornemen om de anti-personeelmijnen volledig af te stoten? Welke landen hebben de grootste problemen met afschaffing van deze mijnen? Welke diplomatieke strategieën wil Nederland hanteren om het aantal landen dat in CVE-verband optrekt, te vergroten? Positief is, dat de toetsingsconferentie heeft geleid tot de toevoeging aan het Protocol van een verbod op het gebruik en de overdracht van laserwapens die specifiek zijn ontworpen om mensen permanent te verblinden.

Het mijnenruimen is een essentieel onderdeel van het anti-mijnenbeleid. Blijkens het verslag van een bespreking in het Europees Parlement zou het ontmijnen van een klein gebied in Angola zo'n 700 jaar duren als dat op de traditionele manier zou moeten gebeuren. Duitsland, Denemarken, Italië, Groot-Brittannië en Nederland schijnen een ontmijningsinitiatief te hebben genomen, waardoor die 700 jaar zou kunnen worden teruggebracht tot zes jaar. Duitsland zou in Mozambique ook een nieuw systeem toepassen. In hoeverre is er in internationaal verband sprake van overdracht van kennis en expertise op dit stuk? Wordt geprobeerd tot synergie te komen inzake nieuwe technologieën om mijnen effectief te kunnen ruimen? Worden de onderzoeken van TNO en in de NAVO ten aanzien van detectie en ruimen met elkaar in verband gebracht?

Is dat horizontaal-effectwapen de uitkomst van het TNO-onderzoek naar alternatieven voor anti-personeelmijnen? De uitwerking van het horizontaal-effectwapen op onschuldige burgers lijkt eveneens desastreus. Dit wapen leek mevrouw Van Ardenne daarom ook niet bruikbaar.

Op 6 september is medegedeeld dat een achttal bedrijven om een offerte is gevraagd voor de vernietiging van de overtollige Nederlandse landmijnen. Kan de Kamer daarover nadere informatie worden verstrekt?

Mevrouw Van Ardenne koos wat de 60 000 overtollige anti-tankmijnen betreft, de kant van de dominee. De Kamer heeft via de motie-Sipkes uitgesproken dat alle overtollige mijnen zullen worden vernietigd, dus inclusief deze 60 000. Het gaat niet aan, daarvan een aantal uit te zonderen om daarmee de vernietiging van de overige te betalen. Wie dat doet, begeeft zich op een hellend vlak; allereerst gegeven de strekking van de motie en ten tweede, omdat de geloofwaardigheid van Nederland op de toetsingsconferentie in het geding is. Bovendien is het de vraag of dan ook niet voor de anti-personeelmijnen een soortgelijke constructie zal worden gebruikt. De CDA-fractie steunt deze handelwijze van de regering dan ook niet.

Wel positief is het besluit om nog meer anti-personeelmijnen af te stoten. Iedere keer worden er andere getallen genoemd. Om welke aantallen gaat het precies?

Zowel de verschietbare en verstrooibare AT-mijnen met anti-hanteerbaarheidsmechanisme als de horizontaal-effectwapens kunnen als AP-mijnen worden gebruikt. Dat betekent dat de CDA-fractie ze niet bruikbaar acht. Waarom denkt het kabinet dat deze wapens wel toegepast kunnen worden?

De CDA-fractie onderstreept de wens van de minister van Defensie om in Protocol II een in omvang beperkt, maar een effectief controlemechanisme op te nemen. Het is van groot belang dat de voortgezette toetsingsconferentie hierover overeenstemming bereikt. Immers, een verdrag is er om te worden nageleefd. Een verificatiemechanisme kan die naleving waarborgen. Gezien de voortrekkersrol die de Nederlandse regering heeft in het debat over het CWV, lijkt het mevrouw Van Ardenne voor de hand te liggen, dat bij de voor dit najaar aangekondigde herziening van de prioriteitennota Internationale veiligheidsscenario's in relatie tot wapenbeheersing centraal komen te staan.

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken merkte op dat er per jaar drie tot vijf miljoen mijnen worden gelegd en 80 000 worden geruimd, terwijl er per week door mijnen 500 slachtoffers vallen. Deze somber stemmende feiten eisen een onverminderd actieve opstelling van het kabinet. Sinds het overleg op 6 september is er een beleidswijziging opgetreden die moet worden gezien in het licht van de ernst van de landmijnenproblematiek. De bewindsman van Defensie heeft de Kamer op 11 maart geïnformeerd over zijn besluit om het gebruik van anti-personeelmijnen door de Nederlandse krijgsmacht uit te bannen. Dat is een belangrijk signaal, ook richting toetsingsconferentie.

Om het signaal zo krachtig mogelijk te doen zijn, had de minister besloten om het bestaande selectieve moratorium betreffende anti-personeelmijnen om te zetten in een algeheel moratorium, voor alle staten geldend. Een van de redenen waarom destijds voor een selectief moratorium is gekozen, was dat Nederland, zolang het die mijnen voor eigen gebruik noodzakelijk achtte, aangewezen zou zijn op import, zodat moeilijk iedere vorm van export kon worden uitgesloten. Nu de import onmogelijk wordt, is het openhouden van een selectieve exportmogelijkheid niet meer nodig. Nederland voert al sinds 1991 geen anti-personeelmijnen uit en produceert ze ook al jaren niet meer. Er mag dan wel een Nederlands bedrijf zijn dat die wapens wil produceren, het zal geen exportvergunning krijgen, zodat produktie zinloos is. De uitwerking van het nieuwe alomvattende moratorium op de export van anti-personeelmijnen is onderwerp van overleg tussen de ministeries van Defensie, Economische Zaken en Buitenlandse Zaken. De minister zegde toe de Kamer hierover op korte termijn te zullen informeren. De consequenties van het exportverbod zijn overigens voornamelijk theoretisch, omdat er nu eenmaal geen sprake is van export op dit moment. Het signaal dat Nederland met zijn besluit afgeeft, is van wezenlijk belang voor de toetsingsconferentie, maar de uitwerking van dat besluit niet.

Nederland moet een actieve rol blijven spelen bij het terugdringen van het kwaad van de landmijnen. Nederland zal zich in het kader van de toetsingsconferentie, maar ook daarna, blijven inzetten voor scherpere regels om het gebruik en de overdracht van landmijnen terug te dringen.

Begrijpelijkerwijs zijn de verwachtingen van de Kamer ten aanzien van de resultaten van de toetsingsconferentie laag gespannen. Het resultaat van de conferentie zal evenwel minder negatief uitvallen dan eerst werd gedacht. Uiteraard zal de algehele uitkomst van de conferentie het karakter van een compromis houden.

De minister somde de belangrijkste punten op, waarop thans mogelijkheden zichtbaar worden. In de eerste plaats de uitbreiding van de reikwijdte van het landmijnenprotocol naar interne gewapende conflicten en de aanscherping van verbodsregels op het gebruik en de overdracht van mijnen. De uitbreiding van die reikwijdte is zeer belangrijk, omdat momenteel het merendeel van de landmijnen wordt gelegd in interstatelijke en niet in tussenstatelijke verhoudingen. Vooralsnog lijkt er een algemeen verbod te komen op anti-personeelmijnen die niet detecteerbaar zijn. China wil op dat stuk een uitzondering voor de mijnen die het vermogen hebben om zich zelf te vernietigen. Het is niet uitgesloten dat er een overgangsperiode van acht tot tien jaar komt. Nederland verzet zich daartegen en probeert die periode, als die er toch moet komen, zo kort mogelijk te houden. Voorts lijkt er een algemeen verbod te komen op anti-personeelmijnen die geen zelfvernietigingsmechanisme hebben. Mijnen die dat mechanisme niet hebben, mogen niet buiten omheinde terreinen worden gebruikt. Deze mijnen zijn wel verhandelbaar. Ook lijkt er een algemeen verbod ophanden van die verschietbare en verstrooibare mijnen, die geen zelfvernietigings- of zelfdeactiveringsmechanisme hebben. Dat zal voor de anti-personeelmijnen gelden en misschien ook voor de anti-tankmijnen. Niet in het verschiet ligt een verbod op anti-tankmijnen zonder anti-hanteerbaarheidsmechanisme.

Er worden geen dwingende regels verwacht wat de controle en de naleving betreft. Wel komt er meer en meer belangstelling voor het openen van de mogelijkheid van vrijwillige verificatie. Die mogelijkheid zou een belangrijke aanloop kunnen zijn tot het instellen van een dwingende regeling tijdens de toetsingsconferentie die over vijf jaar is voorzien.

Op Nederlands initiatief komt er mogelijk een algemeen verbod op het uitvoeren van mijnen naar staten die geen partij zijn bij de conferentie.

Dit alles is de vrucht van de inspanningen van de laatste weken. Een nog beter resultaat is niet uitgesloten. Belangrijke kwesties waarover op de conferentie nog nader overeenstemming moet worden bereikt, zijn een betere bescherming van VN-missies, het internationale Rode Kruis en andere internationale hulporganisaties tegen de effecten van landmijnen, nalevingsbepalingen en een toetsingsmechanisme. Hieromtrent bestaat duidelijk een positieve instelling, zodat consensus binnen bereik zou kunnen liggen.

Het grote belang van de toetsingsconferentie tot op dit moment is, dat deze al heeft bijgedragen tot een veel grotere bewustwording van de landmijnenproblematiek. Er zal in de toekomst met nieuwe initiatieven moeten worden gewerkt, die ook door Nederland zullen worden geëntameerd in diverse gremia, zoals de Europese Unie. De Europese Unie heeft verleden jaar besloten tot een gezamenlijke positie en een gezamenlijke actie, die ook na de conferentie zal worden voortgezet. Er is een Brits-Amerikaans voorstel voor een landmijnencontroleregime, met beperkingen inzake produktie, voorraadvorming en gebruik van anti-personeelmijnen. In EU-verband zal dat verder ontwikkeld worden. Gedurende de toetsingsconferentie is het wat achtergehouden uit vrees dat het in de plaats zou komen van de echte protocolwijzigingen waarom het in de eerste plaats ging.

De grote dwarsliggers op de toetsingsconferentie waren China, Rusland, India en Pakistan, maar inmiddels is er toch ruimte gekomen voor de door de minister geschilderde te verwachten resultaten.

De minister van Defensie merkte op dat het resultaat van een studie naar de noodzaak van het gebruik van anti-personeelmijnen in overleg met de landmacht heeft geleid tot het besluit, neergelegd in de brief van 11 maart, om de anti-personeelmijnen af te schaffen. Met dit besluit wordt wel een stapje in de juiste richting gezet, maar wordt het grote probleem op zich niet verkleind. Dat grote probleem wordt niet gevormd door het legitiem militair defensief gebruik van mijnen om bepaalde objecten te beveiligen of om in een gevecht de manoeuvreermogelijkheden van een tegenstander te beperken. Het grote probleem is, dat het wapen anti-personeelmijn de afgelopen decennia op grote schaal is misbruikt om burgerbevolkingen te terroriseren, gebieden ontoegankelijk te maken en veel leed onder vluchtelingenstromen te veroorzaken.

Dit wapen is vooral gebruikt om burgers op grote schaal te verwonden en zo vluchtelingenstromen naar andere landen te verhinderen, de economie van een land te ondermijnen of het moreel van een bevolking te breken. Die zaken moeten worden aangepakt. Om dat te kunnen doen, moeten er stappen worden gezet om het legitiem militair gebruik van mijnen overbodig te maken.

Als gevolg van het genomen besluit kunnen grote aantallen mijnen uit de Nederlandse voorraden worden vernietigd. Volgens de meest recente cijfers zijn 205 000 anti-personeelmijnen en 221 000 anti-tankmijnen overtollig. Van een bepaald type AT-mijnen wilde de minister er 12 000 aan Canada leveren.

Om de prijs te drukken, wil Nederland de anti-personeelmijnen samen met België vernietigen. België wil ook ruim 200 000 AP-mijnen vernietigen en heeft daartoe het voortouw genomen. Gehoopt wordt dat de keuze voor een bepaald bedrijf in september zal kunnen worden gedaan. Uiteraard moet dat bedrijf een aanvaardbare technologie gebruiken. Naar verwachting zullen alle daarvoor in aanmerking komende Nederlandse AP-mijnen dan begin 1997 zijn vernietigd. Dat zal Nederland ongeveer 1 mln. kosten. Via het NAMZA, een instelling van de NAVO, zullen door een Franse firma AT-mijnen en een aantal AP-mijnen worden vernietigd. De kosten daarvan zullen voor Nederland 4 mln. bedragen. Naar verwachting zal het contract met die firma in mei worden getekend. Het bedrijf zal niet alleen Nederlandse mijnen vernietigen, maar ook Engelse en Amerikaanse wapens. De vernietiging zal in oktober aanvangen en pas in 1999 volledig zijn voltooid.

Dan blijven nog over de 60 000 DM31-mijnen. Dit type voldoet aan de eisen van het Conventionele wapensverdrag. Die 60 000 AT-mijnen kunnen allemaal worden vernietigd, maar Nederland kan ook 12 000 exemplaren aan Canada leveren en dan uit de opbrengst van die verkoop (ongeveer 4 mln.) de vernietiging van de overige 48 000 betalen. Die 12 000 mijnen zouden overigens voor de levering door de producent enigszins worden gemodificeerd. Volgens de minister is het verantwoord deze 12 000 mijnen aan Canada te leveren, omdat Canada op dit punt hetzelfde beleid voert als Nederland en zelfs al eerder heeft aangekondigd af te zien van het gebruik van anti-personeelmijnen. Als Nederland die 12 000 mijnen ook laat vernietigen, weerhoudt het daarmee Canada niet van de aanschaf van 12 000 DM31-mijnen. Het is weinig zinvol om ook die 12 000 exemplaren te vernietigen, als de producent, die tevens voor de vernietiging zorgt, dan nog eens 12 000 DM31-mijnen moet gaan produceren om aan Canada te leveren. Volgens een concept-overeenkomst met de Zweedse producent van de DM31-mijnen kan de vernietiging betrekkelijk snel geschieden. Het sluiten van die overeenkomst is opgehouden tot na dit overleg.

De kosten van vernietiging van de verschillende mijnen zijn afhankelijk van het type mijn.

Bij interruptie werd erop gewezen, dat is afgesproken om àlle overtollige mijnen te vernietigen en dat er ongetwijfeld ook voor die andere 48 000 DM31-mijnen kopers zullen kunnen worden gevonden, die partij zijn bij de conferentie enz. De minister benadrukte in reactie hierop, dat het gaat om een type mijn dat aan de nieuwe eisen voldoet en niet zinvol als anti-personeelwapen te gebruiken is, al was het maar omdat het daarvoor te duur is. De anti-personeelmijnen konden zo'n plaag worden doordat ze zo goedkoop waren. De mogelijkheid van ruime verspreiding vanwege de goedkoopte geldt niet voor deze vervangende wapens.

Nederland heeft 140 000 DM31-mijnen in voorraad, terwijl het slechts behoefte heeft aan 80 000 exemplaren, zodat er 60 000 zouden kunnen worden vernietigd. Het kwam de minister evenwel zinvol voor, aan de Canadese behoefte tegemoet te komen en dit land via de producent 12 000 te modificeren exemplaren te leveren. De overige 48 000 exemplaren zullen dan zonder verdere kosten voor Nederland door de producent worden vernietigd.

Op zich zelf is de gedachte logisch en sympathiek om landen die over slechtere typen mijnen beschikken, de kans te geven de overtollige Nederlandse DM31-mijnen aan te schaffen, zodat die slechtere mijnen kunnen worden afgestoten. Deze gedachte lijkt evenwel minder uitvoerbaar. Canada is het enige land dat zich heeft gemeld als geïnteresseerde voor het overnemen van DM31-mijnen. Het kwam de minister ongewenst voor om die 48 000 DM31-mijnen in voorraad te houden en ermee te gaan leuren bij andere landen. Er wordt al een kleine uitzondering gemaakt op de algemene regel dat alle overbodige mijnen zullen worden vernietigd; een kleine uitzondering waarover al verschillende fractiewoordvoerders zijn gevallen. Bovendien zou de signaalwerking van het Nederlandse besluit worden verzwakt.

Mevrouw Roethof (D66) had niet zo'n moeite met de gekozen oplossing via Canada. Het exportverbod geldt de anti-personeelmijnen en niet zozeer de DM31's. Dat is een nieuw type AT-mijn. Zij vroeg daarom wanneer en waarom is besloten tot de aanschaf van 140 000 DM31-mijnen, terwijl er maar 80 000 nodig blijken te zijn.

De minister van Defensie antwoordde dat dit in 1989 is gebeurd.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) vroeg of de minister erkent dat met deze doorverkooptransactie niet wordt voldaan aan de kamerbreed aanvaarde motie-Sipkes om tot vernietiging van àlle landmijnen over te gaan. Erkent hij ook dat deze doorverkooptransactie tot gevolg zal hebben dat de signaalwerking van het Nederlandse besluit niet optimaal zal zijn?

De minister van Defensie zei destijds een algemene reactie op de motie te hebben gegeven en niet te hebben geweten dat DM31's mijnen waren die voldeden aan de hoogste eisen van het humanitair oorlogsrecht, zoals zich dat volgens Nederland moet ontwikkelen. Wanneer de Kamer erop staat dat àlle overtollige mijnen worden vernietigd, betekent dit dat als het ware een bedrag van 4 mln. wordt vernietigd dat anders bijvoorbeeld ingezet had kunnen worden voor mijnenruimen, terwijl Canada er niet van wordt weerhouden om deze wapens aan te schaffen; wapens die de Nederlandse krijgsmacht ook verantwoord vindt om in voorraad te houden. Men mag dan verbaal consequent zijn, het effect ervan is weinig zinvol. Immers, het gaat uiteindelijk om het terugdringen van het grootscheepse gebruik van anti-personeelmijnen tegen bevolkingen. Daaraan verandert men niets door Canada geen gelegenheid te bieden die 12 000 DM31-mijnen van Nederland over te nemen. Als een land met een dubieuze reputatie op het gebied van het humanitair oorlogsrecht en geen bondgenoot zijnde, had gevraagd die 12 000 mijnen te mogen kopen, dan zou de minister daar niet over hebben gedacht, omdat die verkoop dan strijdig zou zijn geweest met het beleid dat Nederland wil voeren. Canada heeft evenwel een uitstekende reputatie op het punt van humanitair oorlogsrecht en inzet in vredesoperaties.

De heer Van den Doel (VVD) betoogde dat Nederland een bijdrage levert aan de oplossing van een breder probleem, wanneer het de overige 48 000 mijnen afstoot naar een land dat net als Canada aan de eisen voldoet en dat vervolgens 48 000 mijnen vernietigt die niet aan de eisen voldoen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) merkte op dat nergens staat dat Canada nu 12 000 slechtere mijnen gaat vernietigen. Zij was het er absoluut niet mee eens dat het wel goed is, als de mijnen worden afgestoten naar een land dat ermee kan omgaan. Nederland zou zelf niet hoeven te leuren met de overige DM31-mijnen. Dat zou de producent wel doen. Zij vroeg nogmaals welke garantie er is dat de mijnen werkelijk vernietigd worden.

De minister van Defensie antwoordde dat een en ander nauwkeurig in het contract met het betrokken bedrijf wordt vastgelegd, dat het bedrijf gehouden is het contract uit te voeren en dat daarop door Nederland zal worden toegezien.

De minister herhaalde dat alleen Canada zich heeft gemeld voor overname van DM31-mijnen. Canada heeft de verwerving van de DM31's voorzien in het lopende fiscale jaar en verwacht voor het einde van deze maand een helder besluit van Nederland. Hij wilde de uitzondering op de regel van de vernietiging van àlle overtollige mijnen, beperken tot Canada.

In reactie op een interruptie betoogde de minister nogmaals dat het met name gaat om het aanpakken van het probleem van de anti-personeelmijnen. Daarom moeten àlle overtollige anti-personeelmijnen worden vernietigd en moet niet worden overwogen of een aantal daarvan kan worden verkocht. Dat zou de signaalwerking van het besluit ondermijnen. Omdat de DM31 een anti-tankmijn is die voldoet aan alle vereisten van het humanitair oorlogsrecht, wordt met de verkoop van 12 000 DM31-mijnen de signaalwerking niet ondergraven.

Uiteraard verandert het Nederlandse besluit de wereld niet, maar het heeft wel effect. Het Pentagon bijvoorbeeld bestudeert thans ook of het zonder anti-personeelmijnen kan. Om het gebruik van AP-mijnen zoveel mogelijk in te dammen, moet men ze zelf afschaffen en er militaire alternatieven voor ontwikkelen, die niet dezelfde nadelen hebben.

Het horizontaal-effectwapen is niet humaner dan de anti-personeelmijn. Het is een vreselijk wapen dat vrijwel onmiddellijk doodt en dat wordt ingezet voor het beveiligen van objecten, waarbij men de keuze heeft aanstormende militairen met mitrailleurs en dergelijke van zich af te houden of met horizontaal-effectwapens. Het principiële verschil met anti-personeelmijnen is dat deze wapens niet in grote aantallen over gebieden zullen worden verstrooid, met als gevolg dat grote aantallen burgers worden gedood, ook nog jaren na de beëindiging van het conflict. De horizontaal-effectwapens van het type dat Nederland wil aanschaffen, zijn op afstand bedienbaar. Ze worden rond het te beveiligen object opgesteld en pas op afstand ingeschakeld als dat voor de verdediging nodig is. Militair gesproken is dit soort objectbeveiligingsmaatregelen noodzakelijk.

De minister beaamde dat er onderzoek nodig en gaande is naar nog betere alternatieven. Als de Amerikanen met gegevens over betere alternatieven komen, is dat uiteraard van belang voor het Nederlandse beleid.

Er is geen sprake van dat bij het gebruik van horizontaal-effectwapens het probleem van de anti-personeelmijn naar de anti-tankmijnen wordt verplaatst. Horizontaal-effectwapens zijn namelijk duur (f 800 tot f 1000 per stuk) en lenen zich dus niet voor verspreiding over grote gebieden om de burgerbevolking te terroriseren en landbouwgebieden onbruikbaar te maken. Gebruik van dit op zich zelf vreselijke wapen maakt het dus mogelijk het grote misbruik van anti-personeelmijnen terug te dringen. Inderdaad heeft een horizontaal-effectwapen met struikeldraad hetzelfde effect als een anti-personeelmijn, maar vanwege de prijs zal deze mijn niet op zo'n grote schaal worden ingezet.

Tot nu toe werden anti-tankmijnenvelden beveiligd door er anti-personeelmijnen tussen te leggen om te voorkomen dat de anti-tankmijnen zouden worden geruimd. Bij gebruik van anti-tankmijnen met een anti-hanteerbaarheidsmechanisme zijn AP-mijnen overbodig, want dat type AT-mijnen kan niet worden opgegraven en verplaatst. AT-mijnen worden beperkt gebruikt voor het beveiligen van objecten of het blokkeren van wegen. Overigens mogen AT-mijnen van welke type dan ook, alleen worden gebruikt volgens de regels van het Geneefse oorlogsrecht, wat niet wegneemt dat strijdende partijen in een bepaald conflict AT-mijnen wel tegen burgers gericht kunnen gebruiken, bijvoorbeeld door er een AP-mijn van te maken. De minister veronderstelde dat er niet veel burgers zullen zijn, die zullen proberen dergelijke anti-tankmijnen uit te graven. Hij beaamde de bij interruptie gemaakte opmerking dat burgers er wel degelijk het slachtoffer van kunnen worden, bijvoorbeeld als inzittenden van een bus die op zo'n mijn rijdt, maar daarbij speelt het anti-hanteerbaarheidsmechanisme geen rol.

Duitsland is formeel al via de NAVO over het Nederlandse besluit geïnformeerd en zal bij brief aan de minister van Defensie nog nader worden geïnformeerd. Duitsland noch een andere NAVO-bondgenoot heeft laten weten zich gehinderd te voelen door het Nederlandse besluit.

De ervaring met vredesoperaties de laatste jaren heeft geleerd, dat er meer genie-capaciteit nodig is vanwege de grote aantallen mijnen die moeten worden geruimd. Onderzocht wordt welke maatregelen er kunnen worden genomen om de genie-capaciteit uit te breiden én waar daarvoor nieuwe middelen kunnen worden gevonden. Het gaat erom een groter aantal militairen op te leiden tot mijnenruimer of mijnenruimingsinstructeur. Zodra de studie is afgerond, zal de Kamer over het resultaat worden geïnformeerd. Deze kwestie zal ook in de geactualiseerde Prioriteitennota aan de orde komen. De explosievenopruimingsdienst beschikt over de beste technologie op het gebied van mijnenruiming. Het landmijnenprobleem wordt steeds onbeheersbaarder. Die tendens is alleen om te buigen als in verschillende landen grote aantallen mijnenruimers worden opgeleid.

De minister zei de VN-actie in Angola al enige tijd met de nodige zorg te volgen, omdat Nederlands personeel herhaaldelijk heeft laten weten dat de actie niet goed liep. Op herhaaldelijk gestelde vragen wordt iedere keer geantwoord: het liep inderdaad niet goed, maar wij nemen nu maatregelen om de actie te verbeteren. De schriftelijke vragen over dit onderwerp zullen binnenkort worden beantwoord. Een jaar geleden bleek dat de 400 door Nederland opgeleide mijnenruimers in Mozambique nauwelijks werden ingezet, als gevolg van problemen bij de VN en in het land zelf. De minister sprak de hoop uit dat deze problemen inmiddels zijn opgelost. Het is zaak om bij dit soort mijnenruimingsactiviteiten, die altijd vol goede wil worden opgezet, voortdurend aan te dringen op goede praktische uitvoering, opdat bereikt wordt, wat moet worden bereikt.

Mijnenruimers kunnen inderdaad ook voor andere acties dan VN-acties worden ingezet. Immers, het gaat erom dat zij worden ingezet op een zinvolle manier die tot goede resultaten leidt. Zij zouden zeker kunnen worden ingezet op verzoek van de hoge commissaris voor de vluchtelingen. In principe kunnen zij ook worden ingezet voor niet-gouvernementele organisaties. In zo'n geval zouden militairen met behoud van hun militaire status ter beschikking kunnen worden gesteld. Dat vergt een officieel besluit tot uitzending van militairen, waarbij de uitzending aan de hand van de bekende criteria moet worden getoetst. Militairen kunnen ook besluiten om na hun militaire loopbaan als burger hun deskundigheid in dienst van NGO's te stellen. De minister was er geen voorstander van, militairen tijdelijk hun militaire status te ontnemen en hen dan uit te lenen aan NGO's. Op grond van de overeenkomst die wordt gesloten met het land waarin mijnenruimers werkzaam zijn, nemen zij namelijk door hun militaire status een bepaalde, ook uit volkenrechtelijk oogpunt, belangrijke positie in.

Wapenbeheersing zal een thema zijn van de geactualiseerde Prioriteitennota, niet hèt thema. Het centrale thema zal worden gevormd door de internationale veiligheid en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn.

Een van de belangrijkste elementen van de militaire opleiding en de voorbereiding op vredesoperaties is, het leren omgaan met mijnen. Men kan niet volstaan met militairen (en burgers) te leren mijnen te herkennen om er dan omheen te lopen. Soms is er geen ander alternatief dan het onschadelijk maken van mijnen, bijvoorbeeld in het geval dat vluchtelingen gehuisvest moeten worden in leegstaande huizen waarin mijnen liggen. Wegen en landbouwgronden kunnen wel mechanisch worden geruimd, maar er is moeilijk een mechanische oplossing te bedenken voor het onschadelijk maken van mijnen in gebouwen. Men zal derhalve niet buiten mijnendeskundigen kunnen die dergelijke mijnen een voor een weten te ontmantelen. Er wordt wel overwogen extra mijnenruimingsmiddelen aan te schaffen.

Het grootste probleem in gebieden waarin veel mijnen liggen, wordt gevormd door de vele kleine, niet detecteerbare mijnen (vaak van plastic). Het ministerie heeft contact met onderzoekers, ook buiten Nederland, die op dit gebied binnen twee tot drie jaar tot een doorbraak hopen te komen waardoor het mogelijk zal worden grote aantallen AP-mijnen te ruimen. Eind deze maand is er bilateraal contact tussen de Verenigde Staten en Nederland. Uiteraard moeten landen niet afzonderlijk proberen wat dit betreft het wiel uit te vinden, maar van elkaars onderzoeksresultaten profiteren.

Verschietbare en verstrooibare mijnen worden gebruikt om bij een vijandelijk offensief van grote afstand een mijnenveld te leggen om de vijand de doorgang te beletten. Nederland heeft deze systemen nog niet, maar de aanschaf ervan wordt wel overwogen. Daarbij wordt het gewone proces van de defensiematerieelkeuze gevolgd. Het gaat om systemen die detecteerbaar zijn en zich zelf binnen enkele uren of weken kunnen uitschakelen.

Er wordt veel onderzoek gedaan met bestaande budgetten. TNO krijgt jaarlijks ongeveer 90 mln. subsidie van Defensie. In dat kader wordt zowel gezocht naar mijnenvervangingsmiddelen als naar mijnenruimingsmiddelen. Momenteel worden de afzonderlijke elementen bij elkaar gebracht in één programma, zodat de onderzoeksinspanning meer geconcentreerd wordt. Het is niet uitgesloten dat er extra geld zal moeten worden uitgetrokken om het onderzoek extra te pushen. Dat geld, mogelijk 7 mln., zal elders uit de begroting moeten worden gehaald.

De heer Houda (PvdA) drukte het kabinet op het hart om tot het uiterste te proberen in de CWV-onderhandelingen een controle- en nalevingsregeling te bereiken. Voorts herhaalde hij zijn vraag om erop aan te dringen dat bij de fabricage van de horizontaal-effectwapens wordt bewerkstelligd dat die wapens niet gemakkelijk omgebouwd kunnen worden tot AP-mijnen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks) zei het kabinet te willen houden aan de afspraak dat àlle overtollige mijnen zullen worden vernietigd en wilde de Kamer daartoe om een uitspraak vragen. Zij was derhalve voornemens de Kamer de komende week te verzoeken, het verslag van dit overleg op de agenda te plaatsen.

De minister van Defensie merkte op in de plenaire vergadering te zullen herhalen waarom de transactie met de DM31-mijnen hem verantwoord lijkt.

De minister beaamde dat wat er ook in Genève wordt afgesproken, een goed controlemechanisme noodzakelijk is. Daarvoor zet Nederland zich met andere landen ten volle in.

Ook al koopt Nederland geen struikeldraden voor horizontaal-effectwapens, andere landen of strijdende partijen kunnen die wapens natuurlijk wel misbruiken. De minister betwijfelde of het mogelijk is dat op aandringen van Nederland de horizontaal-effectwapens zo worden geproduceerd dat er geen struikeldraad op kan worden bevestigd. Ieder wapen, zelfs een pistool, is van een struikeldraad te voorzien. Hij herhaalde dat de prijs van deze wapens in zekere zin een garantie is tegen misbruik ervan tegen de burgerbevolking.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Bukman

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Korthals

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF) en Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Bukman (CDA), Hoekema (D66), ondervoorzitter, Leerkes (Unie 55+), De Koning (D66), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (AOV), Van Waning (D66), Sterk (PvdA) en Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Mulder-van Dam (CDA), Ter Veer (D66), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Blaauw (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (AOV), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD) en Marijnissen (SP).

Naar boven