24 283
Overeenkomst tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959 bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noordatlantische Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981; Bonn, 18 maart 1993

nr. 331a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 13 februari 1995 en het nader rapport d.d. 19 juli 1995, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 december 1994, no. 94.010308, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt onder meer de Overeenkomst tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959 bij het NAVO-Verdrag nopens de rechtspositie der krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, met bijlagen; Bonn, 18 maart 1993 (Trb.1993, 121), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 december 1994, nr. 94.010308, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 februari 1995, nr. W02.04.0776, bied ik U hierbij aan.

1. Ten aanzien van het voorgestelde artikel 80A is (artikel 50 van de herziening) inzake geschillenbeslechting dient naar de mening van de Raad van State in de toelichtende nota te worden aangegeven welke mogelijkheden, op grond van tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland ter zake bestaande internationale verplichtingen, Nederland ten dienste staan, indien de in het vierde lid aangegeven procedure niet tot oplossing van het geschil mocht leiden.

1. In de toelichting op artikel 80A is thans aangegeven welke weg nog openstaat, indien een geschil langs diplomatieke weg niet tot een oplossing is gebracht.

2. Paragraaf III van de toelichtende nota biedt naar het oordeel van de Raad onvoldoende duidelijkheid. In de eerste alinea wordt onder meer gesteld dat onder de vigeur van de oorspronkelijke Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959 de zendstaten de vereiste van het Duitse recht, voor zover mogelijk, meer naar de geest dan naar de letter naleefden, terwijl ten behoeve van de buitenlandse contingenten een groot aantal uitzonderingen op de in Duitsland geldende wettelijke voorschriften bestond, hetgeen door de militaire noodzaak werd gerechtvaardigd. De Raad beveelt aan het hier gebezigde onderscheid tussen «de geest» en «de letter» van het recht voor een goed begrip met één of meer voorbeelden te verduidelijken en aan te geven waarom thans de militaire noodzaak voor een restrictieve interpretatie van en uitzonderingen op de in Duitsland geldende voorschriften niet langer bestaat. Wat dat laatste betreft, wordt immers in paragraaf I, laatste alinea, van de toelichtende nota slechts het standpunt van de Bondsrepubliek weergegeven.

In de tweede alinea van paragraaf III wordt uiteengezet dat de gewijzigde Aanvullende Overeenkomst van 18 maart 1993 de balans tussen het territorialiteitsbeginsel (van de ontvangende staat) en het vlagbeginsel (van de zendstaten) meer in evenwicht brengt, waarmee de belangen van de zendstaten en het gastland beter zijn afgewogen. Daaraan wordt echter toegevoegd, dat het gewenste evenwicht in Duitse ogen nog niet geheel is bereikt, dat bij de behandeling van de Duitse goedkeuringswet met betrekking tot het onderhavige verdrag in de Bundesrat reeds naar voren is gekomen, dat een verdergaande herziening noodzakelijk voorkomt en dat met betrekking daartoe begin 1995 onderhandelingen zullen moeten worden geëntameerd.

De Raad beveelt aan in de toelichtende nota een indicatie te geven van de onderdelen ten aanzien waarvan verdergaande wijzigingen noodzakelijk worden geacht door de Duitse Bundesrat.

2. Paragraaf III van de toelichtende nota is aangevuld in de door de Raad aangegeven zin.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven, behoudens de vermelding van vindplaats van de in de toelichting op artikel 57, eerste lid, onder b, en vierde lid, onder b, genoemde regelingen. Dergelijke nadere afspraken worden niet gepubliceerd.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Overeenkomst wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 13 februari 1995, no. W02.94.0776, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Verdragen aanhalen overeenkomstig het bepaalde in aanwijzing 88 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).

– In de toelichting op artikel 9, derde lid, onder a, de genoemde richtlijn volledig aanhalen (aanwijzing 89, tweede lid, Ar).

– In de tweede alinea van de toelichting op artikel 57, eerste lid, onder b, enige nuancering aanbrengen, omdat het woordgebruik van dat artikel in het geheel niet overeenkomt met dat van artikel 47, derde lid.

– In de toelichting op artikel 57, eerste lid, onder b, de vindplaats vermelden van de daar opgenomen regeling met betrekking tot het aanmelden van bepaalde verplaatsingen (aanwijzing 219 Ar).

– In de toelichting op artikel 57, vierde lid, onder b, de vindplaats vermelden van de daar opgenomen regeling met betrekking tot bepaalde transporten (aanwijzing 219 Ar).

– In de toelichting op artikel 57, vijfde lid, «artikel 10, eerste lid, onder c» wijzigen in: artikel 10, eerste lid, quater.

– In de toelichting op artikel 16, eerste lid, aanwijzing 86 Ar in acht nemen.

– In de toelichtende nota, onder III. Belang van de gewijzigde Aanvullende Overeenkomst, vijfde alinea, «ondertekeningsprotocol 4 bis inzake toegang» wijzigen in: ondertekeningsprotocol bij artikel 53, punt 4 bis, inzake toegang.

Naar boven