24 282
Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen, met Bijlagen; Luxemburg, 21 juni 1994

nr. 330a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 1 maart 1995 en het nader rapport d.d. 17 juli 1995, aangeboden aan de Koningin door de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 december 1994, no. 94.010059, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag houdende het Statuut van de Europese Scholen, met bijlagen, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 december 1994, nr. 94.010059, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 1 maart 1995, nr. W05.94.0755, bied ik U hierbij aan.

1. In de toelichtende nota wordt kort ingegaan op de belangrijkste veranderingen die in het verdrag zijn ingevoerd ten opzichte van het oorspronkelijke Statuut van 1957.

De Raad van State acht de toelichting op sommige punten te summier, met name ten aanzien van de financiële implicaties van het verdrag in verband met de (geschatte) bijdrage van Nederland aan de Europese School in Bergen. De toelichtende nota dient te worden aangevuld.

1. Ter verduidelijking is de toelichting op het door de Raad genoemde punt met een passage uitgebreid.

2. Ingevolge artikel 2 van het op 15 december 1975 te Luxemburg opgestelde Aanvullend Protocol bij het Protocol van 13 april 1962 nopens de oprichting van Europese scholen (Trb.1976, 48) heeft de Europese Octrooiorganisatie een zetel en stem in de Raad van Bestuur voor alle vraagstukken met betrekking tot de Europese school in München. Uit artikel 8 van het verdrag blijkt dat de Europese Octrooiorganisatie niet meer qualitate qua in de Raad van Bestuur wordt vertegenwoordigd. Anderzijds wordt in artikel 34 bepaald dat het Aanvullend Protocol betreffende de School te München door dit verdrag onverlet wordt gelaten. De Raad merkt op dat de toelichtende nota geen duidelijkheid verschaft over de verhouding tussen genoemde artikelen. Indien artikel 8 een limitatieve opsomming bevat, bestaat er nog wel een mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een zetel en stem in de Raad van Bestuur ingevolge de in artikel 28 van het verdrag beschreven procedure. Hiervoor is echter nodig dat de Raad van Bestuur met eenparigheid van stemmen een deelnemingsovereenkomst sluit met de Europese Octrooiorganisatie. Uit de toelichtende nota blijkt niet of het voornemen bestaat om een dergelijke deelnemingsovereenkomst met de Europese Octrooiorganisatie te sluiten. De Raad wijst er in dit verband op dat het sluiten van een dergelijke deelnemingsovereenkomst tevens consequenties heeft voor de toelating van leerlingen tot de Europese scholen (artikel 1 van het verdrag). Dit is met name van belang voor het geven van onderwijs aan kinderen van onderdanen van Liechtenstein en Zwitserland, aangezien genoemde staten geen lid zijn van de Europese Unie, maar wel van het Europese Octrooiverdrag (Trb.1976, 101).

Ook op dit punt dient de toelichtende nota te worden aangevuld.

2. De toelichtende nota is op dit punt eveneens uitgebreid.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. J. Boukema

Ik moge U mede de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Naar boven