24 280
Duurzaam bouwen

nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 november 1998

Hierbij zend ik U de 2e voortgangsrapportage van het Tweede Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen.1 Deze rapportage doet verslag van de vorderingen over de periode 1 april tot 1 oktober 1998.

Uit de eerste voortgangsrapportage (dd. 28 april 1998) bleek dat de projecten goed van start waren gegaan. In de tweede rapportage ligt de nadruk meer op de eerste resultaten van de projecten. In de rapportage periode heeft een aantal projecten reeds resultaten opgeleverd in de zin van rapporten, instrumenten en concrete resultaten. Ook in het komende halfjaar wordt een flink aantal resultaten verwacht. Over de uiteindelijke effecten daarvan, met name ten aanzien van het milieu, zal worden gerapporteerd aan het eind van de looptijd van het plan van aanpak, namelijk eind 1999. Dit zal op dezelfde wijze als voor het eerste plan van aanpak gebeuren in de monitoring rapportage.

Deze voortgangsrapportage bestaat uit een beknopte rapportage over de hoofdlijnen van de voortgang, afgezet tegen de doelstellingen die voor het Tweede Plan van Aanpak waren gesteld. In de bijlage zijn de details per project te vinden. Daarmee wordt de inhoud toegankelijker dan in de vorige rapportage, maar het blijft een lijvig rapport. Ik stel voor om de frequentie van de rapportage te verlagen naar eenmaal per jaar en daarbij aan te sluiten bij het voornemen van de regering ten aanzien van de rapportages naar de Kamer. Tevens wordt hiermee ingegaan op de opmerkingen die hierover zijn gemaakt van de zijde van de Kamer in het Algemeen Overleg bij de bespreking van het Tweede Plan van Aanpak.

Aan de hand van de 2e voortgangsrapportage valt te concluderen dat de uitvoering van de projecten zowel door de marktpartijen als door de overheidsdeelnemers, met voortvarendheid worden opgepakt. Ten opzichte van de eerste verslagperiode is zelfs een toename van de betrokkenheid van marktpartijen te zien. Dat wijst op een vergroting van het draagvlak voor Duurzaam Bouwen.

Tevens is te zien dat de kopgroep, de groep voorlopers op dit terrein, steeds groter wordt, met name in de woningbouw. Dat betekent echter niet dat er nu al sprake is van een brede toepassing in de dagelijkse praktijk bij alle sectoren en alle partijen.

Ik zal, zoals reeds aangekondigd in het regeerakkoord, het beleid met betrekking tot Duurzaam Bouwen intensiveren. In vervolg op het Tweede Plan van Aanpak, dat eind volgend jaar afloopt, zal ik een programma voor de jaren 2000 – 2004 opstellen.

Daarmee wordt bereikt dat de ontwikkelingen die nu zowel door marktpartijen als overheid in gang gezet zijn, op een beheerste wijze en in onderlinge afstemming, gecontinueerd kunnen worden. Binnenkort spreek ik met de betrokken marktpartijen, teneinde hun visie hierop te vernemen. Vervolgens zal ik in januari een eerste informeel topoverleg beleggen om de contouren van een vervolg verder vorm te geven. Op grond van de overleggen en de resultaten en effecten van het Tweede Plan van Aanpak, zal ik de aanpak voor het jaar 2000 en verder, eind 1999, aan U voorleggen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven