24 280
Duurzaam bouwen

nr. 15
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 januari 1998

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 16 december 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Tommel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het tweede plan van aanpak duurzaam bouwen (24 280, nr. 13).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer De Jong (PvdA) was zeer lovend over de projectmatige aanpak van duurzaam bouwen (DuBo) en het enthousiasme waarmee partijen zich aan de uitvoering ervan zetten. Gezien de positieve ontwikkelingen op dit terrein had hij geen behoefte aan een jaarlijkse voortgangsrapportage; eens in de twee à drie jaar is voldoende. Benieuwd was hij naar de vorderingen met de voorbereiding van bouwregelgeving in dit kader. Vraagtekens zette hij bij de accentverschuivingen zoals die in het plan van aanpak tot uiting komen. Vaak treden die op als niet geheel duidelijk is waar het beleid precies op gericht is. In dit verband signaleerde hij dat wel wordt aangevoeld wat onder DuBo moet worden verstaan en dat voor de hand liggende onderwerpen in voorbeeldprojecten zijn uitgewerkt, maar dat een definitie van het begrip eigenlijk nooit is gegeven. Hierdoor is niet duidelijk of nieuwe accenten als stedenbouw, consument en gezondheid wel echt onder de noemer DuBo vallen. Beperking van (auto)mobiliteit is toch niet een specifieke DuBo-doelstelling? Partijen die betrokken zijn bij stedenbouw, weten toch zo langzamerhand wel dat aandacht moet worden besteed aan zaken als oriëntatie op de zon, de wensen van de consument en een kwalitatief hoogwaardige inrichting van wijken? Met gezondheidsaspecten werd in het ontwerpen van plannen en bij de toepassing van bouwmaterialen toch altijd al rekening gehouden? Door op dit soort algemene doelstellingen een DuBo-etiket te plakken vervaagt het specifieke karakter van DuBo en wordt het ook moeilijker om de resultaten ervan te meten. Bovendien is het zeer de vraag of het DuBo-beleid een extra impuls kan zijn, gegeven het feit dat alle direct betrokkenen op de onderhavige terreinen al in de richting van duurzaamheid werken. Vanwaar deze nieuwe accenten en wat moet eronder worden verstaan?

De heer Luchtenveld (VVD) benadrukte naar aanleiding van de drie lijvige notities die aan dit AO ten grondslag lagen, dat bureaucratisering van het DuBo-beleid moet worden voorkomen. Het Rijk moet zich beperken tot het stimuleren van uitvoering van DuBo door gemeenten en de markt. Ook pleitte hij voor het toegankelijk houden van de desbetreffende stukken. Deze wat kritische kanttekeningen lieten onverlet dat hij in grote lijnen positief oordeelde over de richting van het DuBo-beleid. Het is goed dat in relatie tot stedenbouw wordt getracht de aandacht voor DuBo te verleggen van de individuele woning naar het niveau van de wijk. Dat daarbij ook aandacht wordt geschonken aan zaken die andere beleidsterreinen betreffen, geeft aan dat DuBo niet op zichzelf staat, maar een integrale aanpak vereist. In dit verband vroeg hij speciale aandacht voor energie- en waterhuishouding. Daarmee valt meer winst te behalen dan met een steeds slimmere toepassing van nieuwe materialen in de bouw. Hij waarschuwde voor een al te starre interpretatie van checklisten op het terrein van DuBo. Dat kan leiden tot langdurige juridische procedures over de vraag of materialen al dan niet voldoen aan in dat verband gestelde eisen. Ook kunnen DuBo-maatregelen soms strijdig zijn met aanbevelingen op ander terrein. Zorgelijk vond hij het dat in 1996 in Vinex-gemeenten slechts 18% en in overige gemeenten slechts 7% van de afgegeven bouwvergunningen voldeed aan het nationaal DuBo-pakket. Zijn al gegevens beschikbaar over de eerste helft van 1997? Is een stijging van deze percentages te constateren? Monitoring op dit gebied is nodig om duidelijk te maken welke tastbare resultaten het DuBo-beleid oplevert. Met het stimuleringsprogramma intensief ruimtegebruik is zeker winst te behalen. Dit mag er met name in Vinex-wijken niet toe leiden dat zo dicht opeen wordt gebouwd dat zij slecht afsteken ten opzichte van andere wijken in de regio. Het beleid moet erop gericht zijn de consument te laten kiezen voor een DuBo-woning tegen een wat hogere prijs. Wat is het resultaat van het in 1995 toegezegde overleg met VNG en IPO over het geschikter maken van bestemmingsplannen voor DuBo? Hij herinnerde eraan reeds eerder te kennen te hebben gegeven, geen behoefte te hebben aan speciale fiscale maatregelen ter bevordering van DuBo. Passen de desbetreffende maatregelen uit het plan van aanpak in de recente voorstellen voor een nieuw belastingstelsel? Bijzondere aandacht vroeg hij voor een DuBo-aanpak in de bestaande bouw. Het lijkt alsof DuBo wel wordt opgepakt in de nieuwbouw, maar nog te weinig in de stadsvernieuwing e.d., terwijl daarin juist grote winst valt te behalen.

Mevrouw Assen (CDA) was eveneens verheugd over de goede voortgang met DuBo. Op dit terrein ligt de belangrijkste verantwoordelijkheid bij gemeenten en marktpartijen; het Rijk heeft vooral een rol als stimulator en (zo nodig) regelgever. Het tweede plan van aanpak besteedt relatief de grootste aandacht aan het thema energie. Besparing van energie o.a. door aanscherping van de Energieprestatienorm (EPN) is van belang voor het milieu, maar waterbesparing door middel van het gebruik van «grijs» water voor niet-consumptieve doeleinden, is dat evenzeer. Hoe wordt dit in het DuBo-beleid meegenomen? Eerder zijn naar aanleiding van de constatering dat sommige gemeenten een hoger dan het voorgeschreven ambitieniveau hebben, experimenten toegezegd om de juiste balans te vinden tussen gewenste flexibiliteit en het streven naar uniforme voorschriften. Deze gemeenten zou een gebiedsgericht duurzaamheidslabel kunnen worden toegekend, op grond waarvan zij extra DuBo-subsidie kunnen krijgen. Zo kan worden voldaan aan een van de doelstellingen van Habitat II: de verwezenlijking van een nationaal pakket duurzame stedenbouw. Zo'n pakket krijgt een grotere waarde, naarmate daarin geïntegreerd ook aandacht wordt besteed aan duurzaamheidbevorderende doelstellingen op andere beleidsterreinen. Duurzame stedenbouw vraagt ook bijzondere aandacht voor DuBo-aspecten bij de opstelling van streek- en bestemmingsplannen. Hoe worden de werkzaamheden naar aanleiding van de laatste ministersconferentie over DuBo gecoördineerd? Op welke termijn is nadere informatie te verwachten over afstemming van de DuBo-aanpak in de deelnemende landen?

Met instemming nam mevrouw Assen kennis van de toegenomen aandacht voor duurzaam woningbeheer (DUWON). Kan de stimuleringsregeling voor duurzaam renoveren worden vereenvoudigd? Speciale aandacht vroeg zij voor renovaties door particulieren, met name eigenaar/bewoners. In dit verband wordt veel aandacht geschonken aan doe-het-zelfmarkten (DHZ), maar wat is het effect daarvan voor de bevordering van DuBo? Komt er prijsverschil tussen DuBo-materiaal en andere materialen? Hoe worden niet-doe-het-zelvers onder de eigenaar/bewoners gestimuleerd om bij renovaties DuBo-materialen te gebruiken? Hoe wordt de bouwwereld ervan overtuigd dat ook bij verbouw en onderhoud DuBo van het grootste belang is? Hoe wordt de administratieve lastendruk beperkt waarmee aannemers te maken hebben als zij kiezen voor DuBo in niet-projectgebonden opdrachten? De stimuleringsmaatregel voor de bestaande voorraad is inmiddels aangepast, maar nog altijd is er een tijdsprobleem bij de uitbetaling van subsidies. Vervroegde uitbetaling is inmiddels toegezegd, maar in de begroting van VROM is dit niet terug te vinden. Hoe staat het met de onderuitputting en de landelijke verevening van de toegekende budgetten? Kan in een tijdschema worden aangegeven op welke termijn nota's kunnen worden verwacht waarin nadere onderzoeken worden uitgewerkt? Zo zou bij de ontwikkeling van een label voor woningcertificering kunnen worden bezien hoe door middel van certificering van grondstoffen, materialen en onderdelen kan worden bereikt dat woningen, waarvan niet alle onderdelen aan de DuBo-norm voldoen, toch boven de minimale norm uitkomen. Hoe staat een en ander in relatie tot de zojuist door de Kamer ontvangen wijziging van de Woningwet en de milieugrondslag in het Bouwbesluit?

De heer Jeekel (D66) was eveneens zeer tevreden over ontwikkelingen op het DuBo-terrein. Na de eerste grote stap voorwaarts, vraagt het tweede plan van aanpak op het juiste moment aandacht voor nieuwe accenten als consumenten, stedenbouw en bestaande voorraad. Het is goed dat thans 15% van de nieuwbouw voldoet aan het nationaal DuBo-pakket, incl. de Tommelmaatlat. Waarop is de verwachting gebaseerd dat dit percentage in het jaar 2000 gestegen zal zijn tot 80? Wanneer wordt de nagestreefde 100% gehaald? Gezien de korte tijd tot 2000 bepleitte hij spoedige informatie over de analyse van belemmeringen voor brede toepassing van het nationaal DuBo-pakket. De tijdelijke stimuleringsregeling duurzaam bouwen in de bestaande voorraad vertoont een forse onderuitputting. Komt daar snel verandering in, of betekent dit dat DuBo in de bestaande voorraad gewoonweg erg duur is? Is dat wellicht de oorzaak van het lang uitblijven van een convenant met de corporaties? Op zich juichte hij de DUWON-aanpak toe. Hoe groot is het gevaar dat stringente toepassing ervan snel leidt tot sloop en nieuwbouw, in plaats van het aanpassen van een bestaande woning? Door bij de herstructurering en stedelijke vernieuwing uit te gaan van een DuBo-aanpak in de bestaande voorraad moet een maximale milieuwinst op een zo breed mogelijk terrein worden nagestreefd. Daartoe moet worden bezien hoe het DuBo-aspect kan worden geïntegreerd in de bestedingen uit het Fonds stedelijke vernieuwing. Vooruitlopend daarop moet in de periode 1998–1999 worden voorzien in een werkprogramma duurzame stedelijke herstructurering, gericht op onderzoek, visievorming en pilotprojecten. Daarbij moet er niet alleen aandacht zijn voor woningbouw, maar ook voor andere beleidsterreinen. Naar aanleiding van een evaluatie van voorbeeldprojecten duurzaam en energiezuinig bouwen, waarin eveneens wordt geduid op accentverschuiving in de richting van de stedenbouwkundige structuur, stelt NOVEM voor om in de periode 1998–2001 nieuwe voorbeeldprojecten te initiëren. Past dit in het tweede plan van aanpak? In het langetermijnperspectief duurzaam bouwen wordt gesteld dat ten behoeve van efficiënt ruimtegebruik in het kader van herstructurering, vastgoedmanagement moet worden verbreed tot vastgoed- en ruimtemanagement. Hoe ziet de staatssecretaris dit en welke rol kan het Rijk hierbij spelen? Met instemming nam hij verder kennis van gedachten over introductie van een energieprestatienorm op wijkniveau. Is dit nog in het stadium van gedachtevorming en zo ja, welke belemmeringen zijn er om er een echt instrument van te maken?

Positief oordeelde de heer Jeekel over de extra aandacht die in het DuBo-beleid wordt geschonken aan de consument. In dat verband bepleitte hij extra aandacht voor mogelijkheden om duurzaam te verbouwen en de rol die DHZ hierbij kan spelen. Waarom is het aantal aanvragers voor een groene hypotheek beperkt tot 5000? Is uitbreiding ervan mogelijk? Positief oordeelde hij ook over verbreding van de fiscalisering, in het bijzonder om te bevorderen dat bestaande niet-woningen een woonbestemming krijgen.

Naar aanleiding van par. 4.7 van het langetermijnperspectief duurzaam bouwen vroeg de heer Jeekel hoe in het bouwbeleid vergroting van het innovatief vermogen van de Nederlandse bouwsector wordt nagestreefd.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66, voorzitter) voegde aan de opmerkingen uit de commissie nog toe dat de commissie tijdens een recent werkbezoek aan het Ruhrgebied onder de indruk was gekomen van de grote mate waarin daar industriële gebouwen worden hergebruikt voor vele doelstellingen. Dit toont aan dat er niet alleen sprake is van DuBo als een industrieel gebouw wordt hergebruikt voor wonen, maar ook voor andere doelen.

Het antwoord van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

De staatssecretaris constateerde tot zijn genoegen dat de op vrijwilligheid en stimulering gerichte DuBo-aanpak uit het eerste plan van aanpak goed is aangeslagen bij alle partijen. Deze aanpak biedt kansen om kwalitatieve meerwaarde te realiseren en opent de mogelijkheid om direct zichtbaar milieudoelstellingen na te streven. In een situatie waarin partijen vanuit betrokkenheid met de materie, met elkaar het tempo van de voortgang bepalen, richt de rijksoverheid zich vanuit een stimulerende rol vooral op het wegnemen van belemmeringen door middel van het leveren van maatwerk op het gebied van facilitering, financiering en regelgeving. Zo is in de afgelopen jaren op het terrein van DuBo een groot gevoel van gezamenlijkheid ontstaan, niet alleen binnen het ministerie van VROM zelf, maar ook interdepartementaal. Sturing door het ministerie van VROM is niet noodzakelijk; wel wordt gewerkt aan vergroting van samenhang tussen het beleid van de verschillende ministeries op dit gebied. Dit betekent niet dat een bepaald ministerie zich het DuBo-beleid toe-eigent of daarin een overheersende rol speelt. De invulling van dit beleid is vooral praktisch bepaald en beziet met welke combinatie van (beleids)maatregelen in een bepaald geval een zo groot mogelijke milieuwinst kan worden bereikt.

Teneinde zo direct mogelijk resultaten te kunnen boeken, is de DuBo-aanpak primair gericht op de nieuwbouw. Invoering van DuBo in de veel gecompliceerdere bestaande voorraad vergt meer tijd en is ook kostbaarder. Om hierin tegemoet te komen, is de tijdelijke stimuleringsregeling in het leven geroepen. De staatssecretaris ging ervan uit dat onderuitputting van de regeling geen gevolg is van ingewikkeldheid ervan. Naast gemeenten die er nauwelijks gebruik van maken zijn er namelijk ook die het budget al volledig hebben benut. Hij nam zich voor met de VNG te overleggen over de vraag hoe achterblijvende gemeenten kunnen worden gestimuleerd om een goed gebruik van de regeling te maken. Mocht dit geen effect hebben, dan zullen naar analogie van de liftenregeling overschotten bij achterblijvende gemeenten worden overgeheveld naar gemeenten die kampen met tekorten. Uitbetaling is een jaar vervroegd. In de begroting is dit verwerkt in een aanpassing van het kasritme. In overleg met de VNG zal worden bezien hoe gemeenten die achterblijven met de besteding van hun budget, kunnen worden gestimuleerd. De bouwsector is in den brede geïnformeerd over mogelijkheden om in niet-projectgebonden renovatiebouw de DuBo-aanpak te volgen. In dit verband is het zeer verheugend dat ook de DHZ-sector bereid is gevonden om actief aandacht te besteden aan DuBo-materialen in het assortiment. Niet alleen om de concurrentiekracht te vergroten, maar ook om de aandacht voor de DuBo-aanpak te intensiveren wordt op initiatief van het ministerie van EZ in overleg met betrokken partijen een clusterbeleid ontwikkeld dat gericht is op stimulering van de innovatiekracht van de bouwsector.

Om zo direct mogelijk resultaat te boeken is de aandacht ook primair gericht op aanscherping van de EPN voor woningen. Op die basis is tot het jaar 2020 een besparing van 10% CO2 haalbaar. Ondanks een nog forse toename van het woningbestand zijn verdergaande besparingen zeker mogelijk, op grond van een binnenkort met corporaties en andere te sluiten convenant over energiebesparing in de bestaande voorraad en op grond van maatregelen uit het tweede plan van aanpak. In dat verband is aandacht besteed aan introductie van een EPN op locatieniveau. Afweging van kosten en baten geeft aan dat meer milieuwinst is te boeken door de aandacht meer in deze richting te verschuiven. Ontwikkelingen in deze richting worden gestimuleerd door middel van vergelijkingen tussen de energieprestatie van locaties. Een en andere impliceert tevens een verschuiving van de aandacht van individuele bouwplannen naar het bredere terrein van stedenbouw, waarbij het niet alleen gaat om de oriëntatie van woningen op de zon, maar ook om vervoersystemen, waterhuishouding enz. Huidige voorbeeldprojecten van NOVEM worden afgerond alvorens in het tweede plan van aanpak beschreven nieuwe projecten te beginnen. Naast NOVEM-projecten gaat het hierbij om projecten op o.a. het gebied van stedelijke vernieuwing, energiebesparing en ontwikkeling van duurzame energie. In dat verband wordt mede aandacht besteed aan de ontwikkeling van een energieprestatienorm op locatieniveau. De samenwerking tussen VROM en EZ op dit terrein is voorbeeldig te noemen.

De staatssecretaris waarschuwde voor absolutering van de DuBo-aanpak. Om de vraag naar DuBo-woningen te stimuleren moet de DuBo-aanpak zodanig in samenhang met andere (kwaliteits)kenmerken worden gebracht, dat een totaalpakket wordt geboden dat uit maatschappelijke overwegingen optimaal is en voor de consument (koper, huurder) ook aantrekkelijk is. Door middel van beleidscompromissen moet ernaar worden gestreefd om individuele wensen van consumenten (veiligheid) in te passen in het gemeenschappelijk belang (zuinig grondgebruik, mobiliteit, energiebesparing). Daarvan uitgaande moeten gemeenten moeten zodanig aantrekkelijke bestemmingsplannen maken dat consumenten graag een woning in dat gebied willen kopen of huren, terwijl ook wordt voldaan aan DuBo-normen. In dit licht was hij verheugd over het op gemeentelijk niveau, aan uit praktijkervaringen ontwikkelde stedenbouwpakket. Mede als resultaat van desbetreffend overleg met IPO en VNG verschijnt binnenkort een brochure «Duurzaam bouwen en bestemmingsplannen». De suggestie om DuBo te hanteren als criterium bij de besteding van het Fonds stedelijke vernieuwing vond de staatssecretaris interessant. In overleg met de SEV wordt bezien hoe door voorlichting, voorbeeldprojecten en experimenten kan worden bereikt dat in het kader van stedelijke vernieuwing in één afweging wordt bezien wat met een betrokken wijk moet gebeuren en hoe de DuBo-aanpak daarin zou passen.

Dat bij woningbouw aandacht wordt besteed aan gezondheidsaspecten is niet nieuw. Doordat mensen steeds bewuster omgaan hun gezondheid neemt de aandrang toe om ook in het kader van DuBo hierop een extra accent te leggen. Daarbij speelt mede een rol dat DuBo-maatregelen (isolatie)effecten (minder ventilatie) kunnen hebben op de gezondheid van mensen. Mede om te voorkomen dat DuBo vanuit dit oogpunt een negatief imago krijgt, is verhoogde aandacht voor goed objectiveerbare gezondheidsaspecten vereist.

De staatssecretaris benadrukte tegen bureaucratisering van het DuBo-beleid te zijn en was derhalve niet voornemens de Kamer te overladen met vele notities en brieven. Behoudens de gebruikelijke periodieke rapportages ontvangt de Kamer pas over twee jaar weer een wat uitgebreidere evaluatie, vergezeld van een nieuw plan van aanpak. Verder bereikt de Kamer binnenkort een voorstel tot aanpassing van de Woningwet. Die wijziging strekt ertoe het milieu te maken tot één van de pijlers van deze wetgeving. In overleg met betrokken partijen in de bouwwereld wordt nog gewerkt aan de opstelling van een rond februari 1998 te verwachten schrijven dat op hoofdlijnen aangeeft hoe een en ander vorm krijgt in een aangepast bouwbesluit. Door het wetgevingstraject parallel te laten lopen met de vormgeving van de uitvoering is een voorspoedige implementatie van een en ander verzekerd.

Dat in Vinex- en andere gemeenten resp. 18% en 7% van de afgegeven bouwvergunningen voldoet aan de maatstaf uit het nationaal pakket duurzaam bouwen woningbouw, betekent niet dat op dit gebied onvoldoende voortgang wordt geboekt. Zo geeft een Rigo-rapportage over het planjaar 1995–1996 aan dat bij 68% van de afgegeven bouwvergunningen voor woningen minimaal f 3 000 werd besteed aan DuBo-maatregelen. Daarvan voldeed 18% aan de normen van de Tommelmaatlat. Gezien de relatief korte tijd dat met de DuBo-aanpak wordt gewerkt, is dat geen slecht resultaat, zeker niet als wordt bedacht dat wordt gewerkt op basis van vrijwilligheid en dat veel van de desbetreffende plannen reeds op de tekentafel lagen toen met de DuBo-aanpak werd begonnen. Mede gezien het enthousiasme waarmee partijen DuBo aanpakken, had de staatssecretaris derhalve het volste vertrouwen dat in hoog tempo naar de 100% wordt toegewerkt. Begin 1998 is in dit verband monitoring van de huidige plannen voorzien, o.a. gericht op (institutionele) belemmeringen voor DuBo. Om die goed in beeld te krijgen zal partijen de vraag worden voorgelegd om een eventueel afzien van DuBo-maatregelen nader te motiveren. Om achterblijvers in het beleid mee te krijgen, wordt in de Woningwet en het Bouwbesluit voorzien in een minimumpakket. Dit is zodanig van omvang dat er ruimte blijft om in een afweging te komen tot een goed evenwicht tussen DuBo en andere maatschappelijke behoeften. Het staat partijen vrij om in aanvulling op dit minimumpakket extra inspanningen te verrichten. Daartoe voorziet de Woningwet in een uitzonderingsmogelijkheid. In het belang van zo groot mogelijke uniformiteit raadde hij gemeenten aan te kiezen voor extra maatregelen uit het standaardpakket en over toepassing ervan convenanten te sluiten met partijen in hun regio.

Gelukkig was de staatssecretaris met de verbreding van de regeling groen beleggen die het mogelijk maakt bestaande gebouwen zonder woonbestemming een woonbestemming te geven. De verbreding past goed in het kader van het nieuwe belastingstelsel, dat sterk de nadruk legt op vergroening en duurzaamheid. Hij zegde toe in overleg met zijn collega voor Financiën te zoeken naar een oplossing indien mocht blijken dat het aantal aanvragers van een groene hypotheek de 5000 overschrijdt. Ten slotte deelde hij nog mede dat tijdens de laatste, succesvolle DuBo-ministersconferentie is overeengekomen om naar Nederlands voorbeeld DuBo-pakketten ontwikkelen. In dat kader wordt in 1998 een deskundigenconferentie georganiseerd. Een derde, praktisch georiënteerde ministersconferentie is voorzien voor 1999.

Nadere gedachtewisseling

De heer De Jong (PvdA) signaleerde dat het begrip DuBo soms te veel wordt verward met meer algemene kwaliteitsaspecten en bepleitte in dit verband om het beleid vooral te richten op het behalen van meetbare DuBo-resultaten in de sfeer van de bestaande voorraad, de grond-, weg- en waterbouw, de utiliteitsbouw en de waterhuishouding en wat minder op brede terreinen als stedenbouw, consument en gezondheid. Beleid op die terreinen is al jaren gericht op duurzaamheid. Door er nu een DuBo-stempel op te drukken wordt de DuBo-organisatie verplicht om hierover nog eens apart te rapporteren.

De heer Luchtenveld (VVD) zag de rapportages over onderwerpen als stedenbouw, consument en gezondheid vooral als inventarisaties van reeds bestaand beleid op andere, relevante beleidsterreinen. Hij bepleitte om zeker ten aanzien van Vinex-locaties goed te volgen in welke mate bij de bouw wordt uitgegaan van de DuBo-aanpak. Ook vroeg hij aandacht voor aanwending van Nederlandse DuBo-kennis op de Antillen. Hoewel hij in het algemeen niet veel voelde voor verbreding van fiscalisering en hij primair pleitte voor het wegnemen van bestaande belemmeringen, wees hij eventuele maatregelen ter stimulering van omzetting van niet-woningen in woningen niet op voorhand af. Desbetreffende regelgeving wachtte hij af.

Mevrouw Assen (CDA) juichte het toe dat in een samenhangend DuBo-beleid thans ook aandacht wordt geschonken aan andere beleidsterreinen die DuBo-elementen in zich hebben.

De heer Jeekel (D66) vond het begrijpelijk dat de staatssecretaris vanuit zijn min of meer coördinerende rol op DuBo-gebied in rapportages een wat breder beeld schetst van de stand van zaken op relevante andere beleidsterreinen. Hij drong erop aan het beleid erop te richten dat 80% van de verleende bouwvergunningen in het jaar 2000 voldoet aan de Tommelmaatlat. In dat verband vroeg hij om een snelle analyse van belemmeringen en pleitte hij voor regelmatige voortgangsrapportage. Ook vroeg hij een apart overzicht van DuBo-projecten in het kader van stedelijke vernieuwing. In verband met komende wet- en regelgeving onderstreepte hij ten slotte het belang van verbreding van fiscale facilitering voor het geven van woonbestemmingen aan panden die deze bestemming tot nu toe niet hebben.

De staatssecretaris verduidelijkte dat in het tweede plan van aanpak ook aandacht wordt geschonken aan DuBo-aanpak op andere beleidsterreinen om duidelijk te maken dat op dit gebied geen verkokerd beleid wordt gevoerd en dat met de effecten van beleid op die terreinen in de DuBo-planvorming rekening wordt gehouden. Dit betekent niet dat het ministerie van VROM zich deze beleidstaken als het ware toe-eigent omdat er DuBo-aspecten aan verbonden zijn. Juist om een al te brede oriëntatie en overbelasting van de toch beperkte organisatie te vermijden, zijn bewust grenzen gesteld aan de uitvoering van projecten. In april 1998 verschijnt een rapportage over de mate waarin verleende bouwvergunningen thans voldoen aan de Tommelmaatlat en over de knelpunten die op dat gebied moeten weggenomen. Over de monitoring wordt in 1999 gerapporteerd. Een apart DuBo-werkprogramma is in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Fonds stedelijke vernieuwing niet nodig. In het lopende programma zal aandacht worden besteed aan DuBo-aspecten. In het kader van de intensivering van de betrokkenheid van het ministerie van VROM met de volkshuisvesting op de Nederlandse Antillen en Aruba zal in den brede aandacht worden geschonken aan DuBo-aspecten.

De voorzitter van de commissie,

Versnel-Schmitz

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), A. de Jong (PvdA), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA) en Luchtenveld (VVD).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Dijksma (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Wessels (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van 't Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA) en Blauw (VVD).

Naar boven