24 277
Internationale Koffieovereenkomst 1994; Londen, 30 maart 1994

nr. 315a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 13 februari 1995 en het nader rapport d.d. 27 juni 1995, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Economische Zaken.

Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 december 1994, no. 94.009758, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de Internationale Koffieovereenkomst 1994; Londen, 30 maart 1994 (Trb.1994, 196), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 7 december 1994, nr. 94.009758, machtigde uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 februari 1995, nr. W10.94.0742, bied ik U hierbij aan.

1. De toelichtende nota maakt geen melding van het feit dat de Internationale Koffieovereenkomst 1994 ook is goedgekeurd door de Europese Gemeenschap (Besluit 94/570 van de Raad van de Europese Unie van 18 juli 1994, PbEG L 222/1). Dit gegeven dient naar de mening van de Raad van State alsnog te worden vermeld. Daarbij dient voorts te worden ingegaan op de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Gemeenschap en haar lid-staten met betrekking tot de deelname aan de werkzaamheden van de Internationale Koffie Organisatie.

1. Het advies van de Raad van State is gevolgd. In de toelichtende nota is een nieuw onderdeel III «Gemeenschappelijk optreden van de Europese Gemeenschap en haar lid-staten» opgenomen.

2. De toelichtende nota (paragraaf II, onder 2) noemt als één van de wijzigingen ten opzichte van de Internationale Koffieovereenkomst 1983 (Trb.73; hierna IKO 1983) dat het reeds toegepaste beginsel dat intergouvernementele organisaties, zoals de Europese Gemeenschap, niet verkiesbaar zijn als lid van de Uitvoerende Raad van de Internationale Koffie Organisatie thans in artikel 4, vijfde lid, expliciet is vastgelegd. Waar in de IKO 1983 reeds een bepaling van deze strekking voorkomt (eveneens artikel 4, vijfde lid), kan de Raad niet inzien dat hier een noemenswaardige wijziging is aangebracht. Deze passage in de toelichtende nota dient te worden herzien.

2. Paragraaf II, onder 2, van de toelichtende nota is overeenkomstig het advies van de Raad herzien.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekening van de Raad is gevolg gegeven.

4. De toelichtende nota is voorts gewijzigd in die zin dat paragraaf II.4 is geactualiseerd.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Overeenkomst wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken de Minister van Buitenlandse Zaken te machtigen gevolg te geven aan zijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-van Weele

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 13 februari 1995, no. W10.94.0742, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– De titel van paragraaf 4 van Hoofdstuk II van de toelichtende nota als volgt redigeren: Slotbepalingen (Hoofdstuk XIII, artikelen 38 tot en met 50).

Naar boven