A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET WETSVOORSTEL EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING
ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. VOORSTEL VAN WET
Artikel I
In onderdeel A, in de voorgestelde wijziging van het tweede lid van artikel
222 van de Provinciewet, stond in plaats van «105,3»: 103,7.
II. MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
In paragraaf 4, in de derde alinea, stond in plaats van de derde volzin
de volgende passage:
Dat heeft de volgende consequenties. Berekend naar de situatie per 1 april
1995 zou het aantal te heffen opcenten, als die uitsluitend ter zake van personenauto's
en motorfietsen zouden worden geheven, niet 39,8 moeten zijn, maar 40,33.
In de voorlaatste volzin van dezelfde alinea stond in plaats van «105,3»:
103,7.
In de volgende alinea luidde de tweede volzin als volgt: De verhoging
per 1 april 1996 zal definitief worden vastgesteld met behulp van de opbrengstraming
over 1995 die in oktober 1995 beschikbaar komt.
In de laatste alinea van deze paragraaf stond in plaats van «Artikel
XVI, eerste lid»: Artikel XV, tweede lid.
In dezelfde alinea ontbraken in de volgende zin de woorden: Op grond van
het tweede lid van dat artikel zal.
In de laatste volzin van die alinea ontbraken de woorden: tot 1 april
1997.
In paragraaf 7 onbraken de laatste twee volzinnen.
In paragraaf 9 ontbraken de laatste drie volzinnen.
Artikelsgewijze toelichting
In de toelichting bij Artikel I, onderdeel A luidden de laatste twee volzinnen
van de eerste alinea als volgt: Voor het laatst is dat gebeurd bij besluit
van 9 mei 1994 (Stcrt. 1994, 90). Bij die gelegenheid is het voor de periode
1 april 1995 tot en met 31 maart 1996 vastgesteld op 39,8.
Aan het slot van de volgende alinea was de volgende tekst opgenomen: Op
dit moment kan daarom nog niet worden berekend wat, binnen de huidige systematiek,
het maximaal aantal te heffen opcenten per 1 april 1996 zou moeten zijn. De
groei van het nationale inkomen over 1994, dat daarvoor bekend moet zijn,
wordt ontleend aan het Centraal Economisch Plan 1995 dat in het voorjaar van
1995 wordt gepubliceerd.
In de tweede volzin van de derde alinea ontbraken de woorden «van
het wagenpark». In deze alinea stond na de derde volzin: «Dat
is uiteraard afhankelijk van het aantal motorrijtuigen ter zake waarvan opcenten
geheven kunnen worden». In de twee laatste volzinnen van de derde alinea
stond voor de getallen «11,85 en 63,9» respectievelijk 12,08 en
62,1.
De vijfde alinea luidde als volgt:
In paragraaf 4 is al aangegeven dat de beslissing om de mogelijkheid tot
het heffen van opcenten ter zake van autobussen (waar 1,9% van de opbrengst
van de opcenten mee is gemoeid) op te heffen, tot gevolg heeft dat het basisbedrag
naar de situatie per 1 april 1995 niet 39,8 is, maar (afgerond) 40,4 en de
verhoging ter compensatie van het bedrag van f 750 miljoen niet 62,1
maar 63,3. Het maximum van de te heffen opcenten stijgt in totaal met 63,9
opcenten van 39,8 naar 103,7.
De zesde alinea luidde als volgt:
Het maximale aantal opcenten dat de provincies uit hoofde van dit wetsvoorstel
per 1 april 1996 moeten kunnen heffen, kan dus pas worden berekend als enkele
gegevens bekend zijn die nu nog ontbreken.
a. Als in het voorjaar van 1995 het Centraal Economisch Plan 1995 wordt
gepubliceerd kan het vierjaarljks voortschrijdend gemiddelde worden berekend
van de gerealiseerde nominale ontwikkeling van het nationale inkomen, zoals
dat per 1 april 1996 moet worden meegewogen.
b. Als in oktober 1995 herziene geraamde opbrengstgegevens beschikbaar
komen van de opcenten MRB over 1995, kan ook de verhoging van het aantal opcenten,
nu voorlopig vastgesteld, definitief worden bepaald.
De toelichting op de onderdelen B en C luidde tot aan de tabel als volgt:
Het bedrag waarmee per provincie de algemene uitkering wordt verminderd,
de aftrekpost, wordt als volgt berekend. In het onderstaande voorbeeld wordt
op basis van de geraamde cijfers voor 1995 berekend wat per provincie de maximaal
haalbare opbrengst opcenten MRB binnen het huidige systeem is. Die capaciteit
is een bepaald percentage van de belastingcapaciteit van de gezamenlijke provincies.
Vervolgens wordt datzelfde percentage toegepast op de voorziene uitbreiding
van de belastingcapaciteit van f 750 miljoen.
Het resultaat per provincie is het bedrag waarmee de algemene uitkering
wordt verminderd op grond van artikel I, onder B en C, van dit voorstel (wijziging
artikel 238 juncto artikel 242 Provinciewet).
Ook hier geldt uiteraard dat het belastingjaar niet samenvalt met het
kalenderjaar en dat de cijfers nog iets zullen veranderen als deze zelfde
berekening kan worden gemaakt op basis van de nadere raming 1995 die in oktober
beschikbaar komt. Per 1 april 1995 zou dat leiden tot de volgende bedragen
op jaarbasis (in guldens):
De Bijlage: berekening verruiming provinciale opcenten is vereenvoudigd.