24 270
Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Korea; 's-Gravenhage, 31 maart/13 april 1995

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 juni 1995 en het nader rapport d.d. 26 juli 1995, aangeboden aan de Koningin door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 mei 1995, no. 95.004358, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag tot wijziging van de op 24 juni 1970 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea; 's-Gravenhage, 31 maart/13 april 1995, met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 mei 1995, nr. 95.004358, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 juni 1995, nr. W09.95.0261, bied ik U hierbij aan.

In de titel van het verdrag worden de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Korea als de verdragspartijen aangeduid.

Naar aanleiding van eerdere adviezen van de Raad van State heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het standpunt ingenomen (bijvoorbeeld Kamerstukken II 1994/95, 24 037, nr. 149a en A, en 24 056, nr.181a en A) dat zowel volkenrechtelijk als staatsrechtelijk de staat en niet de regering als verdragspartij geldt, maar dat er landen zijn die alleen regeringen als verdragspartij wensen te noemen en tijdens de onderhandelingen niet aan de Nederlandse voorkeur ter zake tegemoet wensen te komen. De minister heeft in dit verband opgemerkt dat in gevallen waarin het Koninkrijk niet als verdragspartij wordt aangegeven hier tijdens de onderhandelingen naar is gestreefd en dat in die gevallen steeds vaststaat dat sprake is van binding van de staten. De Raad adviseert in de toelichtende nota voornoemd uitgangspunt weer te geven en daarbij tevens aan te duiden waarom dit geen weerslag heeft kunnen vinden in het onderhavige verdrag. De Raad dringt aan op blijvende aandacht voor dit punt bij de onderhandelingen.

Naar aanleiding van de opmerking van de Raad moge dienen dat bij een in de vorm van een briefwisseling tot stand gekomen verdrag in de regel een titel ontbreekt. Ook het verdrag vervat in de onderhavige briefwisseling, houdende wijziging van het luchtvaartverdrag uit 1970, heeft geen titel. De wel in de briefwisseling genoemde titel is die van het luchtvaartverdrag van 1970, waarin inderdaad de regeringen als verdragspartijen zijn aangeduid. Dat is een gegeven waar ik nu niet omheen kan. In het in de briefwisseling vervatte verdrag zijn conform 'sRaads wens de staten als verdragspartijen genoemd.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U, mede namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

J. J. C. Voorhoeve

Naar boven